Groot gebedenboek ten gebruike van katholieke christenen voor alle dagen en tijden van het jaar en alle omstandigheden des levens
(1951)–Cornelis Adrianus Bouman– Auteursrecht onbekendPsalm 122. Ad te levaviIk hef mijn ogen op tot U, * die in de hemel woont. | |
[pagina 206]
| |
Zie, gelijk de ogen van dienaren * op de handen van hun meesters, Gelijk de ogen van een dienstmaagd op de handen van haar meesteres, * zo zijn onze ogen gericht op den Heer onzen God, totdat Hij Zich onzer ontferme. Ontferm U onzer, Heer, ontferm U onzer, * want wij zijn met verachting overladen; Want onze ziel is meer dan verzadigd * met de spot der rijken en de verachting der trotsen. Eer aan den Vader.
Ant. Gij die in de hemel woont, ontferm U onzer.
2 Ant. Onze hulp. | |
Psalm 123 Nisi quia Dominus erat in nobisAls de Heer niet met ons was geweest, zegge nu Israël; * als de Heer niet met ons was geweest, Toen de mensen tegen ons opstonden, * zij zouden ons levend hebben verslonden; Toen hun toorn tegen ons ontbrandde, * het water zou ons hebben verzwolgen. Onze ziel zou door een stortvloed zijn gegaan, * onze ziel zou zijn gegaan door een ondoorwaadbaar water. - Geprezen zij de Heer, * die ons niet heeft overgeleverd ten prooi aan hun tanden. Onze ziel is ontsnapt als een mus * aan de strik van de vogelaars. De strik is gebroken * en wij zijn ontkomen. Onze hulp is in de Naam des Heren, * die hemel en aarde gemaakt heeft. Eer aan den Vader.
Ant. Onze hulp is in de Naam des Heren.
3 Ant. De Heer omringt zijn volk. | |
Psalm 124 Qui confidunt in DominoDe heerschappij der bozen is slechts tijdelijk; Gods trouw blijft in eeuwigheid. Die vertrouwen op den Heer, zijn als de berg Sion; * niet wankelen zal in eeuwigheid hij die woont in Jerusalem. Bergen omringen haar; * zo omringt de Heer zijn volk van nu af tot in eeuwigheid. Want de Heer zal niet dulden dat de scepter der bozen blijft drukken op het erfdeel der rechtvaardigen, * opdat de rechtvaardigen hun handen niet uitstrekken naar ongerechtigheid. Doe wel, Heer, aan de goeden * en aan de oprechten van hart. Mochten zij tot dwaalwegen neigen, dan zal de Heer hen doen omkomen met de bedrijvers van boosheid. * Vrede zij over Israël. Eer aan den Vader.
Ant. De Heer omringt zijn volk van nu af tot in eeuwigheid.
4 Ant. Grote dingen heeft de Heer aan ons gedaan. | |
Psalm 125. In convertendoEen loflied na de ballingschap en een bede, dat ook de achtergeblevenen zullen worden bevrijd. De Kerk bidt deze psalm ten dank voor onze Verlossing, en als een smeking, dat allen in deze Verlossing zullen delen. | |
[pagina 207]
| |
Toen de Heer de gevangenen van Sion deed wederkeren, * was het alsof wij droomden. Toen werd onze mond vervuld met vreugde * en onze tong met gejuich. Toen zeide men onder de volken: * ‘Grote dingen heeft de Heer aan hen gedaan’. Ja, grote dingen heeft de Heer aan ons gedaan, * en daarom zijn wij verheugd. - Leid, Heer, ons herstel ten beste * als een woestijnbeek in het Zuiden. Wie zaaien met tranen, * zullen met gejuich maaien. Wenend gaan zij voort, * terwijl zij hun zaad uitstrooien. Maar juichend zullen zij terugkeren * met hun schoven beladen. Eer aan den Vader.
Ant. Grote dingen heeft de Heer aan ons gedaan, en daarom zijn wij verheugd.
5 Ant. De Heer bouwe ons een huis. | |
Psalm 126 Nisi Dominus aedificaveritIndien de Heer het huis niet bouwt, * werken tevergeefs zij die het bouwen. Indien de Heer de stad niet behoedt, * waakt tevergeefs haar wachter. Het baat u niet voor het daglicht op te staan, * u laat ter ruste te leggen, gij die het brood der smarte eet; Want Hij geeft het zijn beminden in de slaap. - * Zie, zonen zijn een erfdeel des Heren, een beloning is de vrucht van de schoot. Als pijlen in de hand van een held, * zijn zonen, verwekt in de jeugd. Gelukkig de man die zijn verlangen naar hen ziet vervuld; * hij wordt niet beschaamd, als hij spreekt met zijn vijanden onder de poort. Eer aan den Vader.
Ant. De Heer bouwe ons een huis en behoede de stad.
Kapittel (2 Cor. 1, 3-4). Gezegend zij God, die de Vader is van onzen Heer Jesus Christus, de Vader van barmhartigheid en de God van alle vertroosting, die ons vertroost in al onze kommer. - Gode zij dank. | |
Lofzang van den heiligen Gregorius den Grote
| |
[pagina 208]
| |
Gehoorzaam luistert naar uw woord
en verre blijft van alle kwaad;
van goede werken worde het vol,
en kenne nooit een daad des doods.
Geef dit, algoede Vader, en
Gij Eengeboorne Hem gelijk,
die met den Geest, den Paracleet,
regeert door alle eeuwigheid.
Amen.
℣. Mijn gebed stijge op, o Heer, ℟. Als wierook voor uw aangezicht. Hierna de lofzang Magnificat en al wat volgt, bladz. 198 vlg. |
|