| |
| |
| |
De prime
Het gebed van het eerste uur, aanvankelijk vooral in de kloosters gebeden vóór het begin van de dagtaak en als zodanig een verdubbeling van het morgengebed, is op den duur het morgenofficie bij uitstek geworden. Omdat het met minder plechtigheid wordt gezongen, is de volgorde vrijwel onveranderlijk. Slechts de psalmen wisselen volgens de dagen der week. De psalmen welke hieronder volgen, worden in het Romeinse Brevier voor de Zondagen en de feestdagen aangegeven.
In stilte worden Onze Vader, Wees gegroet en Ik geloof in God den almachtigen Vader gebeden. - Vervolgens:
DEUS, ✠ in adjutorium meum intende. |
GOD, ✠ kom mij te hulp. |
℟. Domine, ad adjuvandum me festina. |
℟. Heer, haast U mij te helpen. |
Gloria Patri, et Filio, et Spiritui Sancto. Sicut erat in principio, et nunc et semper, et in saecula saeculorum. Amen. Alleluja. |
Eer aan den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest. Zoals het was in het begin, en nu en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen. Alleluja. |
Van Septuagesima tot Pasen zegt men in plaats van Alleluja:
Laus tibi, Domine, Rex aeternae gloriae. |
Lof zij U, Heer, Koning der eeuwige heerlijkheid. |
| |
Lofzang
Jam lucis orto sidere,
Deum precemur supplices,
ut in diurnis actibus
nos servet a nocentibus. |
Nu 't zonlicht reeds is opgegaan,
gaat smekend ons gebed tot God,
dat in ons doen van deze dag
Hij ons bewaart voor alle kwaad. |
Linguam refrenans temperet
ne litis horror insonet:
visum fovendo contegat,
ne vanitates hauriat. |
Dat Hij beteugelt onze tong,
opdat geen bitter twistwoord klinkt
dat Hij bezorgd het oog ons schut,
opdat geen ijdelheid het treft. |
Sint pura cordis intima,
absistat et vecordia:
carnis terat superbiam
potus cibique parcitas; |
Het binnenst van ons hart zij rein,
ver zij van ons onzuiverheid;
bedwongen het hoogmoedig vlees
door matigheid in spijs en drank; |
Ut, cum dies abscesserit,
noctemque sors reduxerit,
mundi per abstinentiam
Ipsi canamus gloriam. |
Opdat, wanneer de dag vergaat,
en op zijn beurt de nacht weer daalt:
wij, zuiver door onthouding, Hem
toezingen zijne heerlijkheid. |
Deo Patri sit gloria
ejusque soli Filio,
cum Spiritu Paraclito,
et nunc, et in perpetuum. |
Aan God den Vader zij de eer
en aan zijn eengeboren Zoon,
en aan den Geest, den Paracleet,
nu en in alle eeuwigheid. |
Amen. |
Amen. |
| |
| |
| |
Psalm 117
Dit is de psalm van het Paasfeest: over de weggeworpen steen die in Christus' verheerlijking tot hoeksteen is geworden, en over de blijde dag die de Heer heeft gemaakt. Geheel deze psalm is een jubelzang om de heerlijkheid Gods in het heilswerk van den Heer, dat de dichter hier duidelijk heeft voorzegd. Iedere Zondag wordt deze psalm in de Prime gebeden, want iedere Zondag is een klein Paasfeest. Iedere morgen zelfs kunnen wij hem bidden, want onder de nieuwe wet is iedere nieuwe dag die de Heer gemaakt heeft, zo vol van zijn goedheid, dat wij er ons over dienen te verheugen.
Looft den Heer, want Hij is goed;* want in eeuwigheid is zijn ontferming. |
Confitemini Domino quoniam bonus; * quoniam in saeculum misericordia ejus. |
Laat Israël nu zeggen: Hij is goed, * in eeuwigheid is zijn ontferming. |
Dicat nunc Israël: quoniam bonus, * quoniam in saeculum misericordia ejus. |
Laat het huis van Aäron nu zeggen: * in eeuwigheid is zijn ontferming. |
Dicat nunc domus Aaron: * quoniam in saeculum misericordia ejus. |
Laten zij die den Heer vrezen, nu zeggen: * in eeuwigheid is zijn ontferming. - |
Dicant nunc qui timent Dominum: * quoniam in saeculum misericordia ejus. - |
Uit mijn kwelling riep ik tot den Heer;* en de Heer heeft mij verhoord en bevrijd. |
De tribulatione invocavi Dominum; * et exaudivit me in latitudine Dominus. |
De Heer is mijn helper; * ik zal niet vrezen, wat mij een mens moge doen. |
Dominus mihi adjutor; * non timebo, quid faciat mihi homo. |
De Heer is mijn helper; * daarom zal ik op mijn vijanden neerzien. |
Dominus mihi adjutor; * et ego despiciam inimicos meos. |
Beter is het te vertrouwen op den Heer * dan zich op een mens te verlaten; |
Bonum est confidere in Domino * quam confidere in homine; |
Beter is het te hopen op den Heer * dan te vertrouwen op vorsten. - |
Bonum est sperare in Domino * quam sperare in principibus. - |
Alle heidenen omringden mij, * maar ik sloeg hen neder in de Naam des Heren. |
Omnes gentes circuierunt me; * et in nomine Domini quia ultus sum in eos. |
Zij benauwden mij van alle zijden, * maar ik sloeg hen neder in de Naam des Heren. |
Circumdantes circumdederunt me; * et in nomine Domini quia ultus sum in eos. |
Zij zwermden om mij heen als bijen, en zij vonkten als vuur in de doornen, * maar ik sloeg hen neder in de Naam des Heren. |
Circumdederunt me sicut apes, et exarserunt sicut ignis in spinis; * et in nomine Domini quia ultus sum in eos. |
Men stiet mij, dat ik zou wanke- |
Impulsus eversus sum ut |
| |
| |
caderem; * et Dominus suscepit me. |
len en vallen, * maar de Heer hield mij staande. |
Fortitudo mea et laus mea Dominus, * et factus est mihi in salutem. - |
Mijn kracht en mijn roem is de Heer, * en Hij is mij ten heil geweest. - |
Vox exsultationis et salutis * in tabernaculis justorum: Dextera Domini fecit virtutem; dextera Domini exaltavit me; * dextera Domini fecit virtutem. |
Een zang van jubel en zege * klinkt in de tenten der vromen: De rechterhand des Heren heeft haar kracht getoond; de rechterhand des Heren heeft mij verheven; * de rechterhand des Heren heeft haar kracht getoond. |
Non moriar, sed vivam, * et narrabo opera Domini. |
Ik zal niet sterven, maar leven, * en verkondigen de werken des Heren. |
Castigans castigavit me Dominus, * et morti non tradidit me. - |
De Heer heeft mij ten zeerste gekastijd, * maar niet aan de dood mij prijsgegeven. - |
Aperite mihi portas justitiae, ingressus in eas confitebor Domino; * haec porta Domini, justi intrabunt in eam. |
Opent mij de heilige poorten, dat ik daardoor binnentrede om den Heer te prijzen; * dit is de poort des Heren, de rechtvaardigen gaan door haar binnen. |
Confitebor tibi quoniam exaudisti me, * et factus es mihi in salutem. |
Ik zal U loven, want Gij hebt mij verhoord, * en Gij zijt mij ten heil geweest. |
Lapidem, quem reprobaverunt aedificantes, * hic factus est in caput anguli. |
De steen welke de bouwlieden hebben verworpen, * deze is geworden tot hoeksteen. |
A Domino factum est istud; * et est mirabile in oculis nostris. |
Van den Heer is dit geschied; * het is een wonder in onze ogen. |
Haec est dies, quam fecit Dominus; * exsultemus et laetemur in ea. |
Dit is de dag die de Heer heeft gemaakt, * laten wij jubelen en ons in hem verblijden. |
O Domine, salvum me fac, o Domine, bene prosperare. * Benedictus qui venit in nomine Domini. |
Heer, schenk mij uw heil; Heer, geef mij voorspoed. * Gezegend Hij die komt in de Naam des Heren. |
Benediximus vobis de domo Domini; * Deus Dominus, et illuxit nobis. |
Wij zegenen u vanuit het huis des Heren; * de Heer is God en Hij is ons verschenen. |
Constituite diem solemnem in condensis * usque ad cornu altaris. |
Viert plechtig deze dag, met slingers van lover * aan de hoornen des altaars. |
Deus meus es tu, et confitebor tibi; * Deus meus es tu, et exaltabo te. |
Mijn God zijt Gij en ik zal U loven; * mijn God zijt Gij en U zal ik prijzen. |
| |
| |
Ik zal U loven, want Gij hebt mij verhoord, * en Gij zijt mij ten heil geweest. |
Confitebor tibi quoniam exaudisti me, * et factus es mihi in salutem. |
Looft den Heer, want Hij is goed; * want in eeuwigheid is zijn ontferming. |
Confitemini Domino quoniam bonus; * quoniam in saeculum misericordia ejus. |
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
| |
Op weekdagen kan men psalm 117 vervangen door
| |
Psalm 53
Een smeekgebed tot God en een belofte Hem bereidwillig alles te offeren en Hem te blijven prijzen voor zijn machtige bijstand.
God, verlos mij door uw Naam, * en schaf mij recht door uw kracht. |
Deus, in nomine tuo salvum me fac, * et in virtute tua judica me. |
God, verhoor mijn gebed, * luister naar de woorden van mijn mond. |
Deus, exaudi orationem meam, * auribus percipe verba oris mei. |
Want vijanden zijn tegen mij opgestaan en sterken staan mij naar het leven; * zij houden God niet voor ogen. |
Quoniam alieni insurrexerunt adversum me, et fortes quaesierunt animam meam; * et non proposuerunt Deum ante conspectum suum. |
Zie, God komt mij te hulp, * en de Heer is de beschermer van mijn leven. |
Ecce enim Deus adjuvat me, * et Dominus susceptor est animae meae. |
Vergeld het kwaad aan mijn vijanden, * en verdelg hen in uw trouw. |
Averte mala inimicis meis, * et in veritate tua disperde illos. |
Vrijwillig zal ik U offers brengen * en prijzen uw Naam, o Heer, want hij is goed. |
Voluntarie sacrificabo tibi, * et confitebor nomini tuo, Domine, quoniam bonum est; |
Want uit alle benauwing hebt Gij mij ontrukt, * en mijn oog ziet op mijn vijanden neder. |
Quoniam ex omni tribulatione eripuisti me, * et super inimicos meos despexit oculus meus. |
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
| |
Psalm 118, 1-32
Deze langste psalm van het gehele psalter is een overweging van de wet des Heren. Voor het oude Israël was dit de wet van Moses. Van de zijde van God was deze wet de bevestiging van zijn beloften; het uitverkoren volk betuigde door de onderhouding van de wet zijn trouw aan het Verbond, dat God krachtens deze beloften met Israël had gesloten. Als dus de psalmist over ‘de woorden Gods’ spreekt, bedoelt hij nu eens de voorschriften der wet, dan weer Gods beloften.
| |
| |
Dit alles was echter slechts voorafbeelding. De Kerk overweegt in deze psalm dan ook de volheid der Openbaring: de vervulling van de beloften in de verlossing door Christus; en de nieuwe wet, welke geen wet van vrees meer is, maar de wet van liefde, waarvan de onderhouding ons het onderpand is van de rijkdom die ons in Christus werd geschonken. Hieraan denken wij als wij in deze psalm de luister van de wet bezingen, die ons volheid van leven schenkt.
Psalm 118 is steeds een van de meest geliefde psalmen der christenen geweest. Velen, zoals Blaise Pascal, hebben hem dagelijks gebeden.
Volgens de indeling, welke het Romeinse Brevier geeft voor de getijden van de Zondag, vindt men de eerste gedeelten van deze psalm in de Prime; de overige gedeelten vindt men - wederom volgens de gewone Zondagsgetijden - aangegeven voor de gebeden op het derde, zesde en negende uur (bladz. 164, 167 en 170).
Beati immaculati in via, * qui ambulant in lege Domini. |
Gelukkig die rein zijn op hun weg, * die wandelen naar de wet des Heren. |
Beati, qui scrutantur testimonia ejus, * in toto corde exquirunt eum. |
Gelukkig, die zijn getuigenissen overdenken, * Hem zoeken met geheel hun hart. |
Non enim qui operantur iniquitatem, * in viis ejus ambulaverunt. |
Want niet zij die boosheid bedrijven, * wandelen op zijn wegen. |
Tu mandasti * mandata tua custodiri nimis. |
Gij hebt bevolen * uw geboden trouw te volbrengen. |
Utinam dirigantur viae meae, * ad custodiendas justificationes tuas; |
Och, mochten mijn wegen er op gericht zijn * uw inzettingen te onderhouden, |
Tunc non confundar, * cum perspexero in omnibus mandatis tuis. |
Dan zou ik niet beschaamd zijn, * als ik het oog richt op al uw geboden. |
Confitebor tibi in directione cordis, * in eo quod didici judicia justitiae tuae. |
Prijzen zal ik U in oprechtheid des harten, * als ik de voorschriften leer van uw gerechtigheid. |
Justificationes tuas custodiam; * non me derelinquas usquequaque. - |
Uw inzettingen zal ik onderhouden; * verlaat mij niet voor immer. - |
In quo corrigit adolescentior viam suam? * in custodiendo sermones tuos. |
Hoe zal een jongeling de weg der onschuld vinden? * Door zich te richten naar uw woord. |
In toto corde meo exquisivi te; * ne repellas me a mandatis tuis. |
Ik zoek U met geheel mijn hart; * laat mij niet afdwalen van uw geboden. |
In corde meo abscondi eloquia tua, * ut non peccem tibi. |
Uw uitspraken houd ik verborgen in mijn hart, * opdat ik niet tegen U zondig. |
Benedictuses, Domine, *doce me justificationes tuas. |
Gezegend zijt Gij, Heer; * leer mij uw inzettingen kennen. |
In labiis meis * pronuntia- |
Met mijn lippen* verkondig ik |
| |
| |
alle verordeningen van uw mond. |
vi omnia judicia oris tui. |
In de weg van uw getuigenissen vind ik mijn behagen, * gelijk in allerlei rijkdom. |
In via testimoniorum tuorum delectatus sum, * sicut in omnibus divitiis. |
Uw geboden zal ik overdenken * en acht geven op uwe wegen. |
In mandatis tuis exercebor,* et considerabo vias tuas. |
Uw inzettingen zal ik overwegen, * uwe woorden niet vergeten. |
In justificationibus tuis meditabor, * non obliviscar sermones tuos. |
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
|
Doe wel aan uw dienaar, opdat ik leve * en uwe woorden onderhoude. |
Retribue servo tuo, vivifica me; * et custodiam sermones tuos. |
Neem de sluier van mijn ogen, * en ik zal de wonderen uwer wet beschouwen. |
Revela oculos meos; * et considerabo mirabilia de lege tua. |
Een vreemdeling ben ik op aarde; * verberg uwe geboden niet voor mij. |
Incola ego sum in terra; * non abscondas a me mandata tua. |
Mijn ziel wordt verteerd van verlangen naar uwe inzettingen * te allen tijde. |
Concupivit anima mea desiderare justificationes tuas * in omni tempore. |
Gij bedreigt de trotsen; * vervloekt zijn zij die afdwalen van uw geboden. |
Increpasti superbos; * maledicti qui declinant a mandatis tuis. |
Neem de smaad en de verachting van mij weg, * want uw vermaningen neem ik ter harte. |
Aufer a me opprobrium et contemptum, * quia testimonia tua exquisivi. |
Al zitten vorsten neder en spannen tegen mij samen, * uw dienaar blijft uw inzettingen overwegen. |
Etenim sederunt principes, et adversum me loquebantur; * servus autem tuus exercebatur in justificationibus tuis. |
Want uw geboden zijn mijn overpeinzing * en uw bevelen mijn raadslieden. - |
Nam et testimonia tua meditatio mea est, * et consilium meum justificationes tuae, - |
Mijn ziel ligt neergeworpen in het stof; * doe mij leven naar uw woord. |
Adhaesit pavimento anima mea; * vivifica me secundum verbum tuum. |
Ik verhaalde U mijn wegen en Gij hebt mij gehoord; * leer mij uw inzettingen kennen. |
Vias meas enuntiavi, et exaudisti me; * doce me justificationes tuas, |
Onderricht mij in de weg van uw geboden, * en ik zal uw wonderdaden overwegen. |
Viam justificationum tuarum instrue me; * et exercebor in mirabilibus tuis. |
Mijn ziel kwijnt weg van kom- |
Dormitavit anima mea prae |
| |
| |
taedio; * confirma me in verbis tuis. |
mer; * sterk mij door uw woord. |
Viam iniquitatis amove a me, * et de lege tua miserere mei. |
Doe de weg der boosheid van mij wijken, * en geef mij genadig uwe wet. |
Viam veritatis elegi, * judicia tua non sum oblitus. |
Ik heb de weg der waarheid gekozen, * uw geboden heb ik niet vergeten. |
Adhaesi testimoniis tuis, Domine; * noli me confundere. |
Ik klem mij vast aan uw getuigenissen, Heer; * maak mij niet te schande. |
Viam mandatorum tuorum cucurri, * cum dilatasti cor meum. |
Ik wandel op de weg van uw geboden, * nu Gij mijn hart hebt verruimd. |
Gloria Patri. |
Eer aan den Vader. |
| |
Kapittel 1 Tim. 1, 17
* Regi saeculorum immortali et invisibili, soli Deo honor et gloria in saecula saeculorum. Amen. |
* Den onsterfelijken en onzichtbaren Koning der eeuwigheid, den enen God zij eer en glorie in de eeuwen der eeuwen. Amen. |
℟. Deo gratias. |
℟. Gode zij dank. |
| |
Korte beurtzang
℣. Christe, Fili Dei vivi, miserere nobis. |
℣. Christus, Zoon van den levenden God, ontferm U onzer. |
℟. Christe, Fili Dei vivi, miserere nobis. |
℟. Christus, Zoon van den levenden God, ontferm U onzer. |
|
℣. Qui sedes ad dexteram Patris. |
℣. Die gezeten zijt aan de rechterhand des Vaders. |
℟. Miserere nobis. |
℟. Ontferm U onzer. |
|
℣. Gloria Patri, et Filio, et Spiritui Sancto. |
℣. Eer aan den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest. |
℟. Christe, Fili Dei vivi, miserere nobis. |
℟. Christus, Zoon van den levenden God, ontferm U onzer. |
|
℣. Exsurge, Christe, adjuva nos. |
℣. Sta op, o Christus, en kom ons te hulp. |
℟. Et libera nos propter nomen tuum. |
℟. En red ons om wille van uw Naam. |
|
℣. Domine, exaudi orationem meam. |
℣. Heer, verhoor mijn gebed. |
℟. Et clamor meus ad te veniat. |
℟. En mijn geroep kome tot U. |
|
* Oremus. - Domine Deus omnipotens, qui ad principium hujus diei nos per- |
* Laat ons bidden. - Heer, almachtige God, die ons tot het begin van deze dag hebt doen |
| |
| |
komen, red ons heden door uw kracht; opdat wij vandaag niet tot zonde neigen, maar onze woorden, gedachten en werken gericht mogen zijn op het volbrengen van uw gerechtigheid. Door onzen Heer Jesus Christus uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van den Heiligen Geest, God, door alle eeuwen der eeuwen.
℟. Amen. |
venire fecisti: tua nos hodie salva virtute; ut in hac die ad nullum declinemus peccatum, sed semper ad tuam justitiam faciendam nostra procedant eloquia, dirigantur cogitationes et opera. Per Dominum nostrum Jesum Christum Filium tuum, qui tecum vivit et regnat in unitate Spiritus Sancti Deus, per omnia saecula saeculorum. ℟. Amen. |
|
℣. Heer, verhoor mijn gebed. |
℣. Domine, exaudi orationem meam. |
℟. En mijn geroep kome tot U. |
℟. Et clamor meus ad te veniat. |
|
℣. Zegenen wij den Heer. |
℣. Benedicamus Domino. |
℟. Gode zij dank. |
℟. Deo gratias. |
| |
Gedachtenis der heiligen
Na dit gewone einde van het officie volgt in de Prime nu nog allereerst de gedachtenis der heiligen. In klooster- en kapittelkerken geschiedt dit door de lezing van de passage uit het Romeinse Martelarenboek voor de volgende dag. Wij kunnen in het kort de heiligen herdenken die deze dag in de Kerk worden gevierd. De meest bekende namen uit het Martelarenboek vindt men in de kalender op bladz. 44 vlg.
℣. Kostbaar is in de ogen des Heren. ℟. De dood van zijn heiligen. |
℣. Pretiosa in conspectu Domini. ℟. Mors sanctorum ejus. |
Dat de heilige Maria en alle heiligen voor ons ten beste spreken bij den Heer, opdat wij mogen worden bijgestaan en gered door Hem, die leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
Sancta Maria, et omnes sancti intercedant pro nobis ad Dominum, ut nos mereamur ab eo adjuvari et salvari, qui vivit et regnat in saecula saeculorum. ℟. Amen. |
| |
Opdracht van de arbeid
Driemaal wordt gezegd:
* ℣. God, kom mij te hulp. |
* ℣. Deus, in adjutorium meum intende. |
℟. Heer, haast U mij te helpen. |
℟. Domine, ad adjuvandum me festina. |
Na de derde maal vervolgen wij:
Eer aan den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest. Zoals het was in het begin, en nu en altijd, |
Gloria Patri, et Filio, et Spiritui Sancto. Sicut erat in principio, et nunc et sem- |
| |
| |
per, et in saecula saeculorum. Amen. Kyrie, eleison. |
en in de eeuwen der eeuwen. Amen. Heer, ontferm U onzer. |
Christe, eleison. Kyrie, eleison. |
Christus, ontferm U onzer. Heer, ontferm U onzer. |
Pater noster... secreto usque ad: |
Onze Vader... in stilte tot: |
℣. Et ne nos inducas in tentationem. ℟. Sed libera nos a malo. |
℣. En leid ons niet in de bekoring. ℟. Maar verlos ons van het kwade. |
℣. Respice in servos tuos, Domine, et in opera tua, et dirige filios eorum. ℟. Et sit splendor Domini Dei nostri super nos, et opera manuum nostrarum dirige super nos, et opus manuum nostrarum dirige. |
℣. Zie neder op uw kinderen en uwe werken, en leid hun zonen. ℟. En de luister van den Heer onzen God zij over ons; en geleid voor ons het werk onzer handen, ja, geleid het werk onzer handen. |
℣. Gloria Patri, et Filio, et Spiritui Sancto. ℟. Sicut erat in principio, et nunc et semper, et in saecula saeculorum. Amen. |
℣. Eer aan den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest. ℟. Zoals het was in het begin, en nu en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen. |
|
* Oremus. - Dirigere et sanctificare, regere et gubernare dignare, Domine Deus, Rex caeli et terrae, hodie corda et corpora nostra, sensus, sermones et actus nostros in lege tua, et in operibus mandatorum tuorum: ut hic, et in aeternum, te auxiliante, salvi et liberi esse mereamur, Salvator mundi: Qui vivis et regnas in saecula saeculorum. ℟. Amen. |
* Laat ons bidden. - Gewaardig U, Heer God, Koning van hemel en aarde, vandaag ons hart en ons lichaam, onze zintuigen, ons spreken en handelen te richten en te heiligen, te leiden en te besturen volgens uwe wet en volgens uw geboden; opdat wij, hier en in de eeuwigheid, door uwe hulp gered en bevrijd mogen worden, Verlosser der wereld, die leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
| |
Geestelijke lezing
Jube, Domine, benedicere. |
Geef mij, Heer, uw zegen. |
Benedictio: Dies et actus nostros in sua pace disponat Dominus omnipotens. ℟. Amen. |
Zegen: De almachtige Heer beschikke onze dagen en handelingen in zijn vrede. ℟. Amen. |
Hier leest men een gedeelte uit de heilige Schrift, langzaam en met aandacht, niet zozeer om een bepaalde hoeveelheid van de tekst door te lezen als wel om vol eerbied te naderen tot het begrip van Gods woord. (Over het mediterend lezen van de heilige Schrift,
| |
| |
de ‘heilige lezing’, zie bladz. 1498). - Ofwel men leest de volgende korte les (2 Thess. 3, 5), welke in het Romeinse Brevier voor de meeste dagen staat aangegeven:
De Heer neige ons hart en ons lichaam tot de liefde Gods en tot de volharding van Christus. Gij Heer, ontferm U onzer. ℟. Gode zij dank. |
Dominus autem dirigat corda et corpora nostra in caritate Dei, et patientia Christi. Tu autem, Domine, miserere nobis. ℟. Deo gratias. |
℣. Onze hulp is in de Naam des Heren. ℟. Die hemel en aarde gemaakt heeft. |
℣. Adjutorium nostrum in nomine Domini. ℟. Qui fecit caelum et terram. |
℣. Zegent. ℟. Den Heer. |
℣. Benedicite. ℟. Deus. |
De Heer geve ons zijn zegen, bescherme ons tegen alle kwaad, en geleide ons ten eeuwigen leven. En dat de zielen der gelovigen door de barmhartigheid Gods rusten in vrede. ℟. Amen. |
Dominus nos benedicat, et ab omni malo defendat, et ad vitam perducat aeternam. Et fidelium animae per misericordiam Dei requiescant in pace. ℟. Amen. |
Onze Vader... (in stilte) |
Pater noster... (secreto) |
|
|