Groot gebedenboek ten gebruike van katholieke christenen voor alle dagen en tijden van het jaar en alle omstandigheden des levens
(1951)–Cornelis Adrianus Bouman– Auteursrecht onbekendPsalm 149. Cantate Domino canticum novum.Het volk Gods verheugt zich in zijn Koning. Want gelijk Israël eertijds de heidense volken versloeg, zo geeft de Heer zijn volk thans de macht om zijn geestelijke vijanden te overwinnen. Zingt den Heer een nieuw lied; * zijn lof weerklinke in de gemeente der heiligen. Dat Israël zich verheuge in zijn Schepper, * dat de kinde- | |
[pagina 136]
| |
ren van Sion zich verblijden in hun Koning, Zijn Naam prijzen met reidans, * Hem bezingen met tamboerijn en citer. Want de Heer vond behagen in zijn volk, * en kroont de ootmoedigen met heil. Dat de heiligen zich verblijden in hun heerlijkheid, * zich verheugen op hun legersteden. De lofzang Gods zij in hun keel; * en een tweesnijdend zwaard in hun hand Om wraak te oefenen aan de heidenen, * tuchtiging onder de volken, Om hun vorsten met ketenen te binden * en hun edelen met ijzeren boeien, Om naar de wet het vonnis aan hen te voltrekken; * dit is de heerlijkheid van al zijn heiligen. Eer aan den Vader.
Ant. Dat de kinderen van Sion zich verblijden in hun Koning.
2 Ant. Hoe heerlijk. | |
Psalm 91. Bonum est confiteri Domino.Een loflied tot God, die goeden en bozen vergeldt naar hun daden. Het is goed den Heer te loven, * uw Naam, Allerhoogste, te prijzen, In de morgen uw ontferming te verkondigen, * en uw trouw gedurende de nacht, Op lier en harp, * met zang en citerspel. Want uw daden, Heer, zijn mijn vreugde; * en ik verblijd mij om de werken uwer handen. Hoe heerlijk zijn uw werken, Heer, * zeer diep al uwe gedachten. - Een onverstandig mens verstaat het niet, * en een dwaas begrijpt dit niet. Al mogen de zondaars opschieten als gras, * en allen die boosheid doen te voorschijn treden, Zij zullen ten onder gaan voor altijd en immer; * maar Gij, Heer, zijt de Allerhoogste in eeuwigheid. Want zie, uw vijanden, Heer, zie hoe uw vijanden vergaan, * hoe allen worden verstrooid die boosheid bedrijven. - Maar mijn hoorn (kracht) wordt als die van den eenhoorn verheven, * en mijn ouderdom is vol van uw milde ontferming; Mijn oog ziet neer op mijn vijanden, * en mijn oor verneemt hoe het den bozen, die tegen mij opstaan, vergaat. De rechtvaardige bloeit als een palmboom, * als een ceder van de Libanon zal hij gedijen; Geplant in het huis des Heren, * zullen zij bloeien in de voorhoven van onzen God; Nog in hun ouderdom dragen zij vrucht, * welig en groen zullen zij blijven, om te verkondigen, Dat de Heer onze God rechtvaardig is; * in Hem is geen onrecht. Eer aan den Vader.
Ant. Hoe heerlijk zijn uw werken, Heer.
3 Ant. De rechtvaardige zal zich verheugen. | |
[pagina 137]
| |
Psalm 63. Exaudi, Deus, orationem meam.De christen bidt God hem te hulp te komen tegen den listigen vijand van zijn ziel. Hoor, o God, mijn stem en mijn klagen: * van de verschrikking des vijands red mijne ziel, Bescherm mij tegen de bende der bozen, * tegen de menigte van hen die onrecht doen. Want als een zwaard wetten zij hun tong; * als een boog richten zij hun bijtende woorden, om den onschuldige in het verborgen met hun pijlen te treffen. Plotseling schieten zij hun pijlen, zonder vrees; * zij stijven elkaar in hun wandaad; Zij overleggen in het geheim hun strikken te spannen, * en zeggen: wie zal hen zien? Zij zinnen op euveldaden, * zijn gereed met een plan te beramen. - Zo bedenkt de mens in het diepst van zijn hart; * maar God maakt hem te schande. Als pijlen van kinderen treffen hun slagen; * en, krachteloos geworden, keren hun tongen zich tegen hen zelf. Allen die het zien, staan verwonderd; * ieder mens is met schrik geslagen. En zij verkondigen de daden van God, * en begrijpen zijn werken. De rechtvaardige zal zich verheugen in den Heer, en op Hem vertrouwen; * en verblijden zullen zich allen, die oprecht zijn van hart. Eer aan den Vader.
Ant. De rechtvaardige zal zich verheugen in den Heer, en op hem vertrouwen.
4 Ant. Toon ons, Heer. | |
Lofzang van Jesus Sirach Eccli. 36, 1-16Ontferm U onzer, God van het heelal, en zie op ons neder, * en toon ons het licht van uw genade; Doordring met uwe vrees de volken * die U niet hebben gezocht, Opdat zij erkennen dat er geen God is buiten U, * en uwe wonderdaden verhalen. Verhef uw hand tegen de vreemde volken, * opdat zij uw macht ondervinden. Want gelijk Gij uw heiligheid onder ons voor hun ogen deed kennen, * zo openbaar voor ons aanschijn uw macht over hen. Opdat zij U kennen, gelijk ook wij U kennen: * dat er geen God is buiten U, o Heer. Wek nieuwe tekenen en wonderen; * verheerlijk uw hand en uw rechterarm. Stort de woede van uw gramschap uit; * verdrijf den tegenstander en sla den vijand neer. Verhaast de tijd en maak een eind aan onze rampen, * opdat men uwe wonderwerken verhale. De woedende vlam vertere wie tracht te ontkomen; * en wie uw volk verdrukken, mogen te gronde gaan. Verbrijzel het hoofd der vijandige vorsten, * die zeggen: geen is er machtig buiten ons. - Verzamel alle stammen van Jacob, opdat zij erkennen dat er geen God is buiten U, * en | |
[pagina 138]
| |
uwe wonderwerken verhalen. Neem hen aan tot uw erfdeel, * gelijk in den beginne. Ontferm U over uw volk, over hetwelk uw Naam werd afgeroepen, * en over Israël, dien Gij tot uw eerstgeborene hebt gemaakt. Ontferm U over uw heilige stad Jerusalem, * de stad van uw rust. Vervul aan Sion uw onzegbare beloften, * en schenk aan uw volk uwe heerlijkheid. Eer aan den Vader.
Ant. Toon ons, Heer, het licht van uw genade.
5 Ant. Al wat adem heeft. | |
Psalm 150. Laudate Dominum in sanctis ejus.Het grote alleluja, dat het slot van het boek der psalmen vormt, en de laatste van de drie ‘lofzangen’ (148-150). Looft den Heer in zijn heiligdom; * looft Hem in het firmament van zijn glorie. Looft Hem om zijn machtige daden; * looft Hem om zijn ontzaglijke grootheid. Looft hem met bazuingeschal; * looft Hem met harp en citer. Looft Hem met pauken en koren; * looft Hem op snaren en fluit. Looft Hem met klank van cymbalen, looft Hem met blijde cymbalen; * al wat adem heeft love den Heer. Eer aan den Vader.
Ant. Al wat adem heeft love den Heer.
Kapittel (Rom. 13, 12-13). De nacht loopt ten einde, en de dag breekt aan. Laten wij daarom afleggen de werken der duisternis, en ons bekleden met de wapenen des lichts. Laat ons wandelen in eerbaarheid, als op lichte dag. - Gode zij dank. | |
Lofzang
|
|