Groot gebedenboek ten gebruike van katholieke christenen voor alle dagen en tijden van het jaar en alle omstandigheden des levens
(1951)–Cornelis Adrianus Bouman– Auteursrecht onbekendPsalm 96. Dominus regnavit, exsultet terra.De Heer is koning; dat de aarde juiche, * de vele eilanden zich verheugen. | |
[pagina 125]
| |
Wolken en duister omgeven Hem; * gerechtigheid en recht zijn de steun van zijn zetel. Vuur schrijdt voor Hem uit * en verteert in het rond zijn vijanden. Zijn bliksems verlichten het aardrijk; * de aarde ziet hen en is bevreesd. Als was smelten de bergen voor het aanschijn des Heren, * voor het aanschijn van den Heer van geheel de aarde. De hemelen verkondigen zijn gerechtigheid; * en alle volken aanschouwen zijn glorie. Dat beschaamd worden alle dienaars van beelden, * die roemen op hun afgoden. - Aanbidt Hem, al zijn engelen. * Sion heeft het gehoord en zich verblijd, De dochters van Juda jubelen * om uw gerichten, Heer; Want Gij zijt de Heer, de Allerhoogste over gans de aarde, * zeer verheven boven alle goden. Gij die den Heer bemint, verfoeit het kwaad; de Heer beschermt de zielen zijner vromen, * en ontrukt hen aan de hand van den zondaar. Een licht gaat op voor den rechtvaardige, * en vreugde voor de oprechten van hart. Verheugt u, rechtvaardigen, in den Heer, * en prijst zijn heilige Naam. Eer aan den Vader.
Ant. De Heer is koning; dat de aarde juiche. 2 Ant. U voegt een lofzang. | |
Psalm 64. Te decet hymnus.Laten wij God danken, omdat Hij ons verzadigt met de goederen van zijn hemelse tempel en ons de overvloed der aarde geeft. U voegt een lofzang, God, in Sion, * en voor U wordt de gelofte ingelost in Jerusalem. Gij verhoort het gebed; * tot U komt alle vlees. De werken der boosheid drukken ons terneer; * maar Gij verzoent onze misdaden. Gelukkig hij dien Gij hebt verkoren en aangenomen; * hij zal wonen in uw voorhoven. Wij zullen worden verzadigd met de goederen van uw huis; * hoe heilig is uw tempel, wonderbaar door uw gerechtigheid. - Verhoor ons, God ons heil, * Gij, hoop van alle grenzen der aarde en van de verre zee; Gij die, omgord met sterkte, de bergen grondvest door uw kracht, * die de diepte der zee in beroering brengt, het bruisen van haar golven. De heidenen zijn ontsteld, bevreesd voor uw tekenen zijn de bewoners van de grenzen der aarde; * het uiterste Oosten en Westen vervult Gij met vreugde. - Gij bezoekt de aarde en drenkt haar in overvloed; * verrijkt haar met overdaad bovenmate. De stroom Gods is vol water; Gij bereidt hun voedsel. * Want aldus hebt Gij de aarde bereid: Gij drenkt haar voren, vermeerdert haar gewassen; * door de regenval draagt zij welige vrucht. Gij zegent de krans van het jaar met uw goedheid, * en vol staan de velden van overvloed. De steppen der woestijn drui- | |
[pagina 126]
| |
pen van vet, * en de hemelen zijn omkranst met gejubel. De velden zijn bekleed met kudden, en de dalen met koren in overdaad; * zij jubelen, en zingen U een lofzang toe. Eer aan den Vader.
Ant. U voegt een lofzang, God, in Sion.
3 Ant. U, Heer, wil ik prijzen. | |
Psalm 100. Misericordiam et judicium.Waar hier over de bozen wordt gesproken die wij elke morgen (d.i. steeds opnieuw) bestrijden, verstaan wij de afkeer die wij moeten hebben van de zonde en van elke omgang die tot zonde voert. In de mond der christenen is deze psalm een goed voornemen om de wederkomst des Heren te verwachten door een heilig leven. Uw ontferming en gerechtigheid * wil ik bezingen, Heer. Ik wil U prijzen, en aandachtig voortgaan op de vlekkeloze weg; * wanneer zult Gij tot mij komen? Ik wil wandelen in onschuld mijns harten * in het binnenste van mijn huis; Niet mijn ogen richten op ongerechtigheid; * ik haat wie boosheid doen. Met geen boze van hart heb ik gemeenschap; * de verdorvene wendt zich van mij af; ik wil hem niet kennen. Wie zijn naaste in het geheim belastert, * ik zal hem vervolgen. Den mens met trotse blik en eerzuchtig hart, * ik zal niet met hem eten. - Maar mijn ogen zoeken de vromen in het land, opdat zij met mij aanzitten; * een dienaar is mij slechts wie wandelt op de weg der onschuld. Geen trotsaard mag wonen in mijn huis, * geen leugenaar duld ik voor mijn ogen. Elke morgen verdelg ik alle goddelozen van het land, * om de stad des Heren te zuiveren van allen die kwaad bedrijven. Eer aan den Vader.
Ant. U, Heer, wil ik prijzen en aandachtig voortgaan op de vlekkeloze weg.
4 Ant. Heer, groot zijt Gij. | |
Lofzang van Judith 16, 15-21Laat ons een feestlied zingen voor den Heer, * laat ons een feestlied zingen voor onzen God. Almachtige, Heer, groot zijt Gij en heerlijk in uw kracht, * en niemand kan U overtreffen. U dient al wat Gij hebt geschapen; * want Gij hebt gesproken en zij zijn ontstaan; Gij zondt uw Geest en zij zijn geschapen, * en geen is er die uw stem weerstaat. Tot in hun grond worden de bergen geschokt en de vloeden; * de rotsen smelten als was voor uw aanschijn. Maar wie U vrezen * zullen groot voor U zijn in alles. Wee het volk dat opstaat tegen mijn geslacht, want de Heer, de Almachtige, zal Zich op hen wreken, * hen op de dag des oordeels bezoeken. Want hun vlees geeft Hij prijs aan vuur en wormen, * opdat zij branden en zijn wraak gevoelen tot in eeuwigheid. Eer aan den Vader. | |
[pagina 127]
| |
Ant. Heer, groot zijt Gij, en heerlijk in uw kracht. 5 Ant. Loven zal ik den Heer. | |
Psalm 145. Lauda, anima mea, Dominum.Wij prijzen den eeuwigen God, omdat Hij alleen onze helper is, die ons nimmer zal verlaten en in alle omstandigheden zorg voor ons draagt. Loof, mijn ziel, den Heer: loven zal ik den Heer geheel mijn leven, * zingen voor mijn God zolang ik zal bestaan. Stelt uw vertrouwen niet op de vorsten, * op de zonen der mensen bij wie geen heil is. Want hij geeft de geest en keert weder tot zijn aarde; * al hun plannen zullen op die dag vergaan. Maar zalig hij die Jacobs God tot helper heeft, zijn hoop stelt op den Heer zijn God, * die hemel en aarde heeft geschapen, de zee en al wat zij bevat; Die trouw blijft tot in eeuwigheid, die recht verschaft aan hen die onrecht lijden, * den hongerigen voedsel geeft. De Heer bevrijdt de gevangenen; * de Heer geeft den blinden het ogenlicht. De Heer richt op wie gebogen zijn; * de Heer heeft de rechtvaardigen lief. De Heer beschermt de vreemdelingen, draagt zorg voor wees en weduwe, * maar verijdelt de plannen der zondaars. De Heer uw God, o Sion, zal heersen in eeuwigheid, * van geslacht tot geslacht. Eer aan den Vader.
Ant. Loven zal ik den Heer geheel mijn leven. Kapittel (Rom. 13, 12-13). De nacht loopt ten einde, en de dag breekt aan. Laten wij daarom afleggen de werken der duisternis, en ons bekleden met de wapenen des lichts. Laat ons wandelen in eerbaarheid, als op lichte dag. - Gode zij dank. | |
Lofzang van Prudentius
| |
[pagina 128]
| |
℣. In de morgen worden wij vervuld met uw ontferming. ℟. Wij jubelen daarom en verheugen ons. Hierna de lofzang Benedictus en al wat volgt, bladz. 115 vlg. |
|