Groot gebedenboek ten gebruike van katholieke christenen voor alle dagen en tijden van het jaar en alle omstandigheden des levens
(1951)–Cornelis Adrianus Bouman– Auteursrecht onbekendPsalm 46. Omnes gentes, plaudite manibus.Wij prijzen God, den Koning der gehele aarde en den Verlosser van zijn volk. Ook overwegen wij in deze psalm de Hemelvaart van Christus en het bijzondere Koningschap, dat de Vader aan zijn verheerlijkten Zoon, ook naar diens mensheid, heeft verleend. Alle gij volken, klapt in de handen; * juicht voor God met geroep van vreugde. Want verheven is de Heer en vreeswekkend, * een grote Koning over geheel de aarde. Hij heeft de volken aan ons onderworpen, * de heidenen onder onze voeten. Hij heeft voor ons het erfdeel uitgekozen: * de heerlijkheid van Jacob, dien Hij liefhad. - God stijgt op onder gejuich, * de Heer bij het schallen der bazuin. Zingt lof aan onzen God, zingt lof; * zingt lof aan onzen Koning, zingt lof. Want God is de Koning van geheel de aarde; * zingt Hem een kunstig loflied. God regeert onder de volken; * God is gezeten op zijn heilige troon. De vorsten der volken zijn bijeengekomen tot het volk van den God van Abraham; * want aan God behoren de groten der aarde; Hij alleen is hoog verheven. Eer aan den Vader.
Ant. Juicht voor God met geroep van vreugde.
2 Ant. Verneem de stem van mijn smeken. | |
Psalm 5. Verba mea auribus percipe.Gelijk David dit morgengebed heeft gebeden, toen hij door zijn vijanden werd vervolgd, zo bidden wij het, opdat God de geestelijke vijanden onzer ziel moge verdrijven. Luister, Heer, naar mijn woorden, * geef acht op mijn geroep. Verneem de stem van mijn smeken, * mijn Koning en mijn God. Want tot U richt ik mijn gebed; * in de morgen, Heer, hoort Gij mijn stem; In de morgen sta ik voor U en zie tot U op. * Want geen God zijt Gij wien de boosheid behaagt. Geen zondaar mag bij U verwijlen, * en de ongerechtigen houden niet stand voor uw ogen. Gij haat allen die boosheid bedrijven, * allen die leugentaal spreken, richt Gij te gronde. | |
[pagina 119]
| |
De Heer verafschuwt den man van bloed en bedrog. - * Ik echter, in de grootheid uwer ontferming Mag binnentreden in uw huis, * met vreze aanbidden in uw heilige tempel. Leid mij, Heer, door uw gerechtigheid; * mijn vijanden ten spijt richt mijn weg voor uw aanschijn. Want geen waarheid is er in hun mond; * hun hart is vol bederf; Een open graf is hun keel, en leugens spreken hun lippen. * Spreek recht over hen, o God, Dat zij zich verstrikken in hun eigen raadslag; verstoot hen om hun vele overtredingen; * want tegen U, Heer, zijn zij opgestaan. - Maar verblijden zullen zich allen die op U hopen, * in eeuwigheid zullen zij juichen, want Gij zult over hen waken. In U zullen roemen allen die uw Naam beminnen; * want den rechtvaardige geeft Gij uw zegen. Als met een schild beschut ons, Heer, * uw welbehagen. Eer aan den Vader.
Ant. Verneem de stem van mijn smeken, mijn Koning en mijn God.
3 Ant. De God der heerlijkheid. | |
Psalm 28. Afferte Domino, filii Dei.De grootheid van God in het woeden der natuurkrachten. De kinderen Gods worden opgeroepen Hem offers te brengen en Hem te aanbidden. Offert den Heer, gij, zonen van God, * offert den Heer jongen van rammen. Brengt den Heer glorie en lof, brengt den Heer de eer van zijn Naam; * aanbidt den Heer in zijn heilige voorhof. De stem des Heren dreunt over de wateren, de God der heerlijkheid doet Zich horen in donder; * de Heer doet Zich horen boven de vele wateren. De stem des Heren is vol kracht, * de stem des Heren is vol heerlijkheid. De stem des Heren verbrijzelt de ceders, * de Heer verbrijzelt de ceders van de Libanon; Hij doet de Libanon opspringen als een kalf, * de Sirion als het jong van een eenhoorn. De stem des Heren spuwt bliksemschichten, de stem des Heren doet de woestijn sidderen; * de Heer doet beven de woestijn van Cades. De stem des Heren doet de herten werpen en ontbladert de wouden; * en in zijn tempel roept ieder: U zij de glorie! De Heer zetelt boven de watervloed; * de Heer troont er als koning voor eeuwig. De Heer zal zijn volk sterkte geven; * de Heer schenkt zijn volk de zegen des vredes. Eer aan den Vader.
Ant. De God der heerlijkheid doet Zich horen in donder; brengt Hem de eer van zijn Naam.
4 Ant. Wij loven uw heerlijke Naam. | |
[pagina 120]
| |
Lofzang van David 1 Kron. 29, 10-13Gezegend zijt Gij, Heer, God van Israël onzen vader, * van eeuwigheid tot in eeuwigheid. U, Heer, is de heerlijkheid en de macht, * de glorie en de zegepraal; U zij lof; * want al wat in de hemel is en op aarde, is het uwe. U, Heer, behoort het koningschap; * verheven zijt Gij boven alle vorsten. Aan U is de rijkdom en aan U de heerlijkheid; * Gij heerst over alles. In uw hand is de sterkte en de macht, * in uw hand de grootheid en de heerschappij over alles. Daarom prijzen wij U thans, onze God, * en loven wij uw heerlijke Naam. Eer aan den Vader.
Ant. Wij loven uw heerlijke Naam, onze God.
5 Ant. Looft den Heer. | |
Psalm 116. Laudate Dominum.Looft den Heer, alle gij natiën; * looft Hem, alle gij volken; Want bevestigd is over ons zijn ontferming, * en de trouw des Heren blijft in eeuwigheid. Eer aan den Vader.
Ant. Looft den Heer, alle gij natiën.
Kapittel (Rom. 13, 12-13). De nacht loopt ten einde, en de dag breekt aan. Laten wij daarom afleggen de werken der duisternis, en ons bekleden met de wapenen des lichts. Laat ons wandelen in eerbaarheid, als op lichte dag. - Gode zij dank. | |
Lofzang van den heiligen Ambrosius
| |
[pagina 121]
| |
De dag ga vreugdevol voorbij:
de kuisheid zij als 't prille licht,
't geloof als laaiend middagvuur;
voor schemering hoed onze geest.
De dageraad vervolgt zijn loop;
thans kome uw volheid, Dageraad,
Gij Zoon, geheel in Vaders schoot,
Gij Vader, volheid van het Woord.
Aan God den Vader zij de eer
en aan zijn eengeboren Zoon,
en aan den Geest, den Paracleet,
nu en in alle eeuwigheid.
Amen.
℣. In de morgen worden wij vervuld met uw ontferming.
℟. Wij jubelen daarom en verheugen ons.
Hierna de lofzang Benedictus en al wat volgt, bladz. 115 vlg. |
|