| |
¶ Hieronder volgen de Lauden voor de Zondag en voor de dagen der week. De Lauden voor de feestdagen en tijden van het kerkelijke jaar vindt men telkens op de betreffende plaatsen (zie de kalender voor het bidden der getijden op bladz. 29 vlg.). Op feestdagen zijn de psalmen van de Lauden altijd gelijk aan die welke voor de Zondag worden aangegeven.
| |
De lauden op zondag
Men bidt in stilte Onze Vader en Wees gegroet. - Vervolgens, terwijl men een kruisteken maakt:
GOD, ✠ kom mij te hulp. |
DEUS, ✠ in adjutorium meum intende. |
℟. Heer, haast U mij te helpen. |
℟. Domine, ad adjuvandum me festina. |
Eer aan den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest. Zoals het was in het begin, en nu en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen. Alleluja. |
Gloria Patri, et Filio, et Spiritui Sancto. Sicut erat in principio, et nunc et semper, et in saecula saeculorum. Amen. Alleluja. |
Van Septuagesima tot Pasen zegt men in plaats van Alleluja:
Lof zij U, Heer, Koning der eeuwige heerlijkheid. |
Laus tibi, Domine, Rex aeternae gloriae. |
¶ Op feestdagen worden, gelijk telkens ter plaatse is aangegeven, de antifonen der Zondagen door andere vervangen. Deze antifonen worden op feestdagen zowel voor als na de psalmen in hun geheel gezongen en gebeden.
1 Antifoon: Alleluja. |
1 Antiphona: Alleluja. |
| |
Psalm 92
Wij prijzen God om wille van de heerlijkheid zijner schepping, welke wij bewonderen bij het begin van de nieuwe dag. Voor het aanschijn van zulk een groten Heer past het zijn huis (de Kerk) heilig te zijn en te vertrouwen op zijn getrouwheid in de vervulling zijner beloften.
De Heer regeert, met heerlijkheid is Hij bekleed; * de Heer heeft Zich bekleed met sterkte en Zich omgord. |
Dominus regnavit, decorem indutus est; * indutus est Dominus fortitudinem et praecinxit se. |
Waarlijk, de aarde heeft Hij gegrondvest, * zij zal niet wankelen. |
Etenim firmavit orbem terrae, * qui non commovebitur. |
Van oudsher staat uw troon gevestigd; * Gij zijt van eeuwigheid. |
Parata sedes tua ex tunc; * a saeculo tu es. |
| |
| |
Elevaverunt flumina, Domine, * elevaverunt flumina vocem suam; |
De stromen verheffen zich, Heer, * de stromen verheffen hun stem; |
Elevaverunt flumina fluctus suos * a vocibus aquarum multarum. |
De stromen verheffen hun kolken, * met gedruis van vele wateren. |
Mirabiles elationes maris, * mirabilis in altis Dominus. |
Heerlijker dan de baren der zee, * zijt heerlijk Gij, Heer, in den hoge. |
Testimonia tua credibilia facta sunt nimis; * domum tuam decet sanctitudo, Domine, in longitudinem dierum. |
Getrouw zijn uw woorden ten zeerste; * uw huis past heiligheid, o Heer, in lengte van dagen. |
Gloria Patri, et Filio, * et Spiritui Sancto; |
Eer aan den Vader en den Zoon * en den Heiligen Geest; |
Sicut erat in principio, et nunc et semper, * et in saecula saeculorum. Amen. |
Zoals het was in het begin, en nu en altijd, * en in de eeuwen der eeuwen. Amen. |
Tenzij anders is aangegeven, worden de psalmen steeds met deze lofprijzing van de allerheiligste Drievuldigheid besloten.
Ant. Alleluja, Dominus regnavit, decorem induit, alleluja, alleluja. |
Ant. Alleluja. De Heer regeert, heeft Zich bekleed met heerlijkheid, alleluja, alleluja. |
Van Septuagesima tot Pasen wordt bovenstaande psalm door de volgende vervangen. Op de Zondagen Septuagesima, Sexagesima en Quinquagesima, en op andere dagen waarvoor geen eigen antifoon is aangegeven, bidt men de antifoon welke hieronder volgt.
1 Ant. Secundum multitudinem. |
1 Ant. Naar de rijkdom. |
| |
Psalm 50
Deze psalm is de rouwmoedige smeekbede, welke David tot God richtte, toen hij Urias had doen omkomen om diens vrouw tot de zijne te maken. Met dezelfde woorden bidden wij, dat God ons onze zonden zal vergeven en ons de sterkte van zijn geest zal geven om nog slechts zijn wil te doen. - De laatste verzen werden aan de psalm toegevoegd in de tijd van de Babylonische gevangenschap, toen de Joden verlangden terug te keren naar Jerusalem en daar de heilige tempel te herbouwen.
Miserere mei, Deus, * secundum magnam misericordiam tuam. |
Ontferm U over mij, o God, * volgens uw grote barmhartigheid. |
Et secundum multitudinem miserationum tuarum, * dele iniquitatem meam. |
En naar de rijkdom uwer ontferming, * delg mijne misdaad. |
Amplius lava me ab iniquitate mea; * et a peccato meo munda me. |
Was mij geheel van mijn schuld * en reinig mij van mijn zonde. |
| |
| |
Want ik ben mij van mijn misdaad bewust, * en mijn zonde staat mij steeds voor de geest. |
Quoniam iniquitatem meam ego cognosco; * et peccatum meum contra me est semper. |
Tegen U alleen heb ik gezondigd, gedaan wat kwaad is in uw ogen; * zo zult Gij rechtvaardig zijn in uw vonnis en rein in uw oordeel. |
Tibi soli peccavi, et malum coram te feci; * ut justificeris in sermonibus tuis, et vincas cum judicaris. |
Want zie, in ongerechtigheid ben ik ontvangen, * en in zonden ontving mij mijn moeder. |
Ecce enim, in iniquitatibus conceptus sum; * et in peccatis concepit me mater mea. |
Gij bemint de oprechtheid des harten; * uw geheime en verborgen wijsheid hebt Gij mij ontvouwd. |
Ecce enim, veritatem dilexisti; * incerta et occulta sapientiae tuae manifestasti mihi. |
Besprenkel mij met hysop, en ik word rein; * was mij, en ik word witter dan sneeuw. |
Asperges me hyssopo, et mundabor; * lavabis me, et super nivem dealbabor. |
Laat mij weer vreugde en blijdschap vernemen, * dan zullen mijn verbrijzelde beenderen juichen. |
Auditui meo dabis gaudium et laetitiam; * et exsultabunt ossa humiliata. |
Wend uw gelaat af van mijn zonden, * en delg al mijn misdaden uit. |
Averte faciem tuam a peccatis meis; * et omnes iniquitates meas dele. |
Schep een zuiver hart in mij, o God, * en vernieuw in mij een vaste geest. |
Cor mundum crea in me, Deus; * et spiritum rectum innova in visceribus meis. |
Verwerp mij niet van uw aanschijn, * en neem uw heilige geest niet van mij weg. |
Ne projicias me a facie tua; * et spiritum sanctum tuum ne auferas a me. |
Geef mij weer de vreugde van uw heil, * en sterk mij met een willige geest. |
Redde mihi laetitiam salutaris tui; * et spiritu principali confirma me. |
Bozen zal ik uw wegen leren, * en zondaars zullen zich tot U bekeren. |
Docebo iniquos vias tuas; * et impii ad te convertentur. |
Bevrijd mij van bloedschuld, o God, God van mijn heil, * en mijn tong zal jubelen over uw gerechtigheid. |
Libera me de sanguinibus, Deus, Deus salutis meae; * et exsultabit lingua mea justitiam tuam. |
Heer, open mijn lippen, * en mijn mond zal uw lof verkondigen. |
Domine, labia mea aperies; * et os meum annuntiabit laudem tuam. |
Als Gij een slachtoffer wildet, ik zou het U schenken; * maar in brandoffers hebt Gij geen behagen. |
Quoniam si voluisses sacrificium, dedissem utique; * holocaustis non delectaberis. |
| |
| |
Sacrificium Deo spiritus contribulatus; * cor contritum et humiliatum, Deus, non despicies. - |
Een offer voor God is een vermorzelde geest; * een verbrijzeld en deemoedig hart zult Gij, God, niet versmaden. - |
Benigne fac, Domine, in bona voluntate tua Sion; * ut aedificentur muri Jerusalem. |
Wees Sion, Heer, in uw goedheid genadig; * herbouw Jerusalems muren. |
Tunc acceptabis sacrificium justitiae, oblationes et holocausta; * tunc imponent super altare tuum vitulos. |
Dan zullen onze gaven en brandoffers U als ware offeranden behagen; * dan brengt men weer stieren op uw altaar. |
Gloria Patri. |
Eer aan den Vader. |
|
Ant. Secundum multitudinem miserationum tuarum, Domine, dele iniquitatem meam. |
Ant. Naar de rijkdom uwer ontferming, Heer, delg mijne misdaad. |
|
2 Ant. Jubilate. |
2 Ant. Juicht. |
| |
Psalm 99
Wij roepen geheel de aarde op om met ons onzen Schepper en Herder te loven.
Jubilate Deo, omnis terra; * servite Domino in laetitia. |
Juicht voor God, geheel de aarde; * dient den Heer met blijdschap. |
Introite in conspectu ejus * in exsultatione. |
Treedt nader voor zijn aangezicht * met jubelzang. |
Scitote quoniam Dominus ipse est Deus: * ipse fecit nos, et non ipsi nos. |
Weet, dat de Heer God is; * Hij heeft ons gemaakt, en niet wij onszelven. |
Populus ejus et oves pascuae ejus; * introite portas ejus in confessione, atria ejus in hymnis; confitemini illi. |
Zijn volk zijn wij, de schapen zijner weide; * gaat zijn poorten binnen met een loflied, zijn voorhoven met lofgezang: prijst Hem, |
Laudate nomen ejus: quoniam suavis est Dominus, in aeternum misericordia ejus, * et usque in generationem et generationem veritas ejus. |
Brengt eer aan zijn Naam: want de Heer is vol goedheid, in eeuwigheid blijft zijn ontferming, * en zijn trouw van geslacht tot geslacht. |
Gloria Patri. |
Eer aan den Vader. |
|
Ant. Jubilate Deo, omnis terra, alleluja. |
Ant. Juicht voor God, geheel de aarde, alleluja. |
|
3 Ant. Benedicam te. |
3 Ant. Ik zal U lofzingen. |
| |
| |
| |
Psalm 62
Een der klassieke ochtendpsalmen van synagoge en christenheid. Het heiligdom waar we Gods macht en heerlijkheid aanschouwen is de Kerk, die ons in de viering der Eucharistie en in de geheimen van het kerkelijke jaar de mysteries van Christus toont. Maar het is ook de hemel, waar we dit alles eens zullen zien niet langer in tekenen, maar ‘van aangezicht tot aangezicht’.
God, mijn God, * tot U waak ik vanaf het morgenlicht. |
Deus, Deus meus, * ad te de luce vigilo. |
Naar U dorst mijn ziel, * naar U smacht mijn lichaam |
Sitivit in te anima mea, * quam multipliciter tibi caro mea, |
Als een dor en onbegaanbaar en dorstig land; zo wil ik voor U treden in uw heiligdom * om uw macht te aanschouwen en uw heerlijkheid. |
In terra deserta et invia et inaquosa; sic in sancto apparui tibi, * ut viderem virtutem tuam, et gloriam tuam. |
Want beter dan het leven is uw goedheid; * mijn lippen zullen U prijzen. |
Quoniam melior est misericordia tua super vitas; * labia mea laudabunt te. |
Zo zal ik U lofzingen geheel mijn leven, * mijn handen heffen in uw Naam. |
Sic benedicam te in vita mea, * et in nomine tuo levabo manus meas. |
Als met merg en vet wordt mijn ziel verzadigd, * en met lippen vol lofzang prijst U mijn mond, |
Sicut adipe et pinguedine repleatur anima mea; * et labiis exsultationis laudabit os meum, |
Wanneer ik, Uwer gedachtig op mijn sponde, in nachtwaken over U peins, * hoe Gij mijn helper waart. |
Si memor fui tui super stratum meum, in matutinis meditabor in te: * quia fuisti adjutor meus. |
Ik verheug mij in de schaduw uwer vleugelen; mijn ziel is hecht aan U gebonden, * uw rechterhand is mij tot steun. |
Et in velamento alarum tuarum exsultabo; adhaesit anima mea post te: * me suscepit dextera tua. |
Zij echter die mijn ziel zoeken ten ondergang, zullen komen in de diepten der aarde, * worden overgeleverd aan de macht van het zwaard, een prooi worden der vossen. |
Ipsi vero in vanum quaesierunt animam meam, introibunt in inferiora terrae, * tradentur in manus gladii, partes vulpium erunt. |
Maar de koning zal zich in God verheugen, en roemen zullen allen die zweren bij Hem; * want de mond der leugensprekers zal worden gestopt. |
Rex vero laetabitur in Deo, laudabuntur omnes qui jurant in eo; * quia obstructum est os loquentium iniqua. |
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
|
Ant. Ik zal U lofzingen geheel |
Ant. Benedicam te in vita |
| |
| |
mea, Domine; et in nomine tuo levabo manus meas, alleluja. |
mijn leven, Heer; en mijn handen heffen in uw Naam, alleluja. |
4 Ant. Tres pueri. |
4 Ant. De drie jongelingen. |
| |
Lofzang van de drie jongelingen
Een van de meest geliefde lofzangen uit het Oude Testament is het loflied van de drie jongelingen in de vuuroven (Dan. 3, 57-88 en 56). Geheel de schepping wordt opgeroepen God te verheerlijken.
Benedicite, omnia opera Domini, Domino; * laudate et superexaltate eum in saecula. |
Looft den Heer, alle werken des Heren; * prijst en verheft Hem in eeuwigheid. |
Benedicite, Angeli Domini, Domino; * benedicite, caeli, Domino. |
Engelen des Heren, looft den Heer; * hemelen, looft den Heer. |
Benedicite, aquae omnes quae super caelos sunt, Domino; * benedicite, omnes virtutes Domini, Domino. |
Alle wateren boven de hemel, looft den Heer; * alle krachten des Heren, looft den Heer. |
Benedicite, sol et luna, Domino; * benedicite, stellae caeli, Domino. |
Zon en maan, looft den Heer; * sterren des hemels, looft den Heer. |
Benedicite, omnis imber et ros, Domino; * benedicite, omnes spiritus Dei, Domino. |
Regen en dauw, looft den Heer; * gij winden die Gods adem zijt, looft den Heer. |
Benedicite, ignis et aestus, Domino; * benedicite, frigus et aestus, Domino. |
Vuur en hitte, looft den Heer; * koude en gloed, looft den Heer. |
Benedicite, rores et pruina, Domino; * benedicite, gelu et frigus, Domino. |
Dauw en ijzel, looft den Heer; * vorst en koude, looft den Heer. |
Benedicite, glacies et nives, Domino; * benedicite, noctes et dies, Domino. |
IJs en sneeuw, looft den Heer; * nachten en dagen, looft den Heer. |
Benedicite, lux et tenebrae, Domino; * benedicite, fulgura et nubes, Domino. |
Licht en donker, looft den Heer; * bliksem en wolken, looft den Heer. |
Benedicat terra Dominum; * laudet et superexaltet eum in saecula. |
Loof, gij aarde, den Heer; * prijs en verhef Hem in eeuwigheid. |
Benedicite, montes et colles, Domino; * benedicite, universa germinantia in terra, Domino. |
Bergen en heuvels, looft den Heer; * alle gewassen op aarde, looft den Heer. |
| |
| |
Waterbronnen, looft den Heer; * zeeën en stromen, looft den Heer. |
Benedicite, fontes, Domino; * benedicite, maria et flumina, Domino. |
Zeegedrochten en al wat beweegt in het water, looft den Heer; * alle vogelen des hemels, looft den Heer. |
Benedicite, cete et omnia quae moventur in aquis, Domino; * benedicite, omnes volucres caeli, Domino. |
Alle wilde dieren en vee, looft den Heer; * kinderen der mensen, looft den Heer. |
Benedicite, omnes bestiae et pecora, Domino; * benedicite, filii hominum, Domino. |
Loof, Israël, den Heer; * prijs en verhef Hem in eeuwigheid. |
Benedicat Israël Dominum; * laudet en superexaltet eum in saecula. |
Priesters des Heren, looft den Heer; * dienaren des Heren, looft den Heer. |
Benedicite, sacerdotes Domini, Domino; * benedicite, servi Domini, Domino. |
Geesten en zielen der rechtvaardigen, looft den Heer; * heiligen en nederigen van hart, looft den Heer. |
Benedicite, spiritus et animae justorum, Domino; * benedicite, sancti et humiles corde, Domino. |
Looft, Ananias, Azarias, Misaël, den Heer; * prijst en verheft Hem in eeuwigheid. |
Benedicite, Anania, Azaria, Misaël, Domino; * laudate et superexaltate eum in saecula. |
Loven wij den Vader en den Zoon met den Heiligen Geest; * laat ons Hem prijzen en verheffen in eeuwigheid. |
Benedicamus Patrem et Filium cum Sancto Spiritu; * laudemus et superexaltemus eum in saecula. |
Gezegend zijt Gij, Heer, in het uitspansel des hemels; * en prijzenswaardig en roemrijk en hoogverheven in eeuwigheid. |
Benedictus es, Domine, in firmamento caeli; * et laudabilis, et gloriosus, et superexaltatus in saecula. |
Omdat volgens liturgisch gebruik de lofprijzing van de heilige Drievuldigheid reeds aan deze lofzang is toegevoegd, wordt hier geen Gloria Patri gebeden.
Ant. De drie jongelingen werden op bevel des konings in de oven geworpen; zij vreesden de vlammen niet en zongen: Gezegend zij God, alleluja. |
Ant. Tres pueri jussu regis in fornacem missi sunt, non timentes flammam ignis, dicentes: Benedictus Deus, alleluja. |
5 Ant. Alleluja. |
5 Ant. Alleluja. |
| |
Psalm 148
De gehele schepping, zowel in de hemel als op de aarde, roepen wij op om met ons God te verheerlijken.
| |
| |
Laudate Dominum de caelis; * laudate eum in excelsis. |
Looft den Heer in de hemelen; * looft Hem in den hoge. |
Laudate eum, omnes angeli ejus; * laudate eum, omnes virtutes ejus. |
Looft Hem, al zijn engelen; * looft Hem, al zijn heerscharen. |
Laudate eum, sol et luna; * laudate eum, omnes stellae et lumen. |
Looft Hem, zon en maan; * looft Hem, alle sterren en hemellicht. |
Laudate eum, caeli caelorum; * et aquae omnes quae super caelos sunt, laudent nomen Domini. |
Looft Hem, hemelen der hemelen, * en alle wateren die boven de hemel zijt, mogen zij loven de Naam des Heren. |
Quia ipse dixit et facta sunt; * ipse mandavit et creata sunt. |
Want Hij sprak, en zij zijn gemaakt; * Hij beval en zij zijn geschapen. |
Statuit ea in aeternum et in saeculum saeculi; * praeceptum posuit et non praeteribit. - |
Hij heeft de hemelen bevestigd voor immer en tot in eeuwigheid; * hun een regel gesteld, welke zij niet overtreden. - |
Laudate Dominum de terra, * dracones et omnes abyssi. |
Looft den Heer op de aarde, * zeegedrochten en alle waterdiepten; |
Ignis, grando, nix, glacies, spiritus procellarum, * quae faciunt verbum ejus; |
Gij, vuur en hagel, sneeuw, ijs en geweld van stormen, * die zijn woord volbrengt; |
Montes et omnes colles, * ligna fructifera et omnes cedri; |
Bergen en alle heuvelen, * vruchtbomen en alle ceders; |
Bestiae et universa pecora, * serpentes et volucres pennatae; |
Wilde dieren en alle vee, * slangen en gevleugelde vogels; |
Reges terrae et omnes populi, * principes et omnes judices terrae; |
Koningen der aarde en alle volken, * vorsten en alle rechters der aarde. |
Juvenes et virgines, senes cum junioribus laudent nomen Domini, * quia exaltatum est nomen ejus solius. |
Jongelingen en maagden, ouders en kinderen mogen loven de Naam des Heren; * want zijn Naam alleen is verheven. |
Confessio ejus super caelum et terram; * et exaltavit cornu populi sui. |
Zijn heerlijkheid gaat hemel en aarde te boven; * Hij heeft de kracht van zijn volk verheven. |
Hymnus omnibus sanctis ejus, * filiis Israël, populo appropinquanti sibi. |
Hierom prijzen Hem al zijn heiligen, * de kinderen van Israël, het volk dat bij Hem mag verwijlen. |
Gloria Patri. |
Eer aan den Vader. |
| |
| |
Ant. Alleluja, looft den Heer in de hemelen, alleluja, alleluja. |
Ant. Alleluja, laudate Dominum de caelis, alleluja, alleluja. |
| |
Kapittel Openb. 7, 12
* Zegening, glorie, wijsheid en dank, eer, macht en sterkte zij onzen God in de eeuwen der eeuwen. Amen. |
* Benedictio, et claritas, et sapientia, et gratiarum actio, honor, virtus, et fortitudo Deo nostro in saecula saeculorum. Amen. |
℟. Gode zij dank. |
℟. Deo gratias. |
| |
Lofzang van den heiligen Ambrosius
De Lauden worden in de kloosters gezongen bij het aanbreken van de dageraad, op het uur van het hanengekraai. Vandaar de zinspelingen op het eerste morgenlicht en de haneroep, welke in vrijwel alle Laudenhymnen voorkomen.
Eeuwige Schepper van 't heelal,
die nacht en dag op regel houdt
en in de tijd getijden geeft,
en zo verlicht eentonigheid; |
Aeterne rerum Conditor,
noctem diemque qui regis,
et temporum das tempora,
ut alleves fastidium. |
Reeds kraait de bode van de dag,
die waakt in 't holle van de nacht,
het nachtlijk licht der reizigers,
de nachtwaak scheidend van de nacht. |
Praeco diei jam sonat,
noctis profundae pervigil,
nocturna lux viantibus,
a nocte noctem segregans. |
Door hem gewekt, de morgenzon
het nachtfloers van de hemel trekt;
door hem laat gans het zwerversrot
zijn hinderlagen in de steek. |
Hoc excitatus Lucifer
solvit polum caligine;
hoc omnis errorum chorus
viam nocendi deserit. |
Door hem hervindt de schipper moed,
bedaart het deinen van de zee;
op zijn gekraai wast zelfs de Rots
der Kerk zijn schuld in tranen af. |
Hoc nauta vires colligit,
pontique mitescunt freta;
hoc, ipsa petra ecclesiae,
canente, culpam diluit. |
Klaar wakker laat ons opstaan dan.
De haan wekt op die liggen blijft
en scheldt de slaperigen uit,
de haan beschuldigt die verried. |
Surgamus ergo strenue:
gallus jacentes excitat,
et somnolentos increpat;
gallus negantes arguit. |
De haan kraait; en de hoop keert weer,
den zieken stroomt het heil weer toe,
de rover bergt zijn wapen weg,
wien vielen keert geloof terug. |
Gallo canente, spes redit,
aegris salus refunditur,
mucro latronis conditur,
lapsis fides revertitur. |
| |
| |
Jesu, labantes respice,
et nos videndo corrige;
si respicis, lapsus cadunt,
fletuque culpa solvitur. |
Jesus, zie ons die wank'len aan
en door uw blik verbeter ons;
als Gij ons aanziet, valt de val
en smelt de schuld in tranen weg. |
Tu, lux, refulge sensibus,
mentisque somnum discute; |
Gij, Licht, schijn hel in ons gemoed,
en sla de geestesslaap uiteen; |
Te nostra vox primum sonet,
et ora solvamus tibi. |
U klinke onze stem het eerst
en open ga de mond voor U. |
Deo Patri sit gloria,
ejusque soli Filio,
cum Spiritu Paraclito,
et nunc, et in perpetuum. |
Aan God den Vader zij de eer
en aan zijn eengeboren Zoon,
en aan den Geest, den Paracleet,
nu en in alle eeuwigheid. |
Amen. |
Amen. |
|
℣. Dominus regnavit, decorem induit. |
℣. De Heer regeert, heeft Zich bekleed met heerlijkheid. |
℟. Induit Dominus fortitudinem, et praecinxit se virtute. |
℟. De Heer heeft Zich bekleed met sterkte, en Zich omgord met kracht. |
| |
Lofzang van Zacharias Luc. 1, 68-79
Bij het aanbreken van de dag zingen wij de lofzang waarmede de vader van den pasgeboren Voorloper het nieuwe heil beleed. Nu is de belofte aan Abraham ingelost en geeft God ons Hem te dienen in ware heiligheid en gerechtigheid, alle dagen van ons leven. Wij herdenken den Voorloper, den profeet des Allerhoogsten, en bezingen de barmhartigheid Gods die tot ons kwam in Christus. Zoals de opgaande zon die nu de hemel kleurt, zo kwam Hij om onze duisternis te verlichten. - Uit eerbied voor het Evangelie, waaraan deze lofzang is ontleend, maken wij bij de eerste woorden een kruisteken.
Ant. Erexit cornu salutis nobis. |
Ant. Hij heeft ons de hoorn des heils verwekt. |
|
BENEDICTUS ✠ Dominus, Deus Israël, * quia visitavit et fecit redemptionem plebis suae; |
GEZEGEND ✠ de Heer, de God van Israël, * want Hij heeft zijn volk bezocht en het redding gebracht; |
Et erexit cornu salutis nobis, * in domo David, pueri sui. |
En ons de hoorn des heils verwekt * in het huis van David, zijn dienaar. |
Sicut locutus est per os sanctorum, * qui a saeculo sunt, prophetarum ejus: |
Zoals Hij van oudsher had beloofd * door de mond van zijn heilige profeten: |
Salutem ex inimicis nostris, * et de manu omnium qui oderunt nos, |
De redding uit de macht onzer vijanden, * en uit de hand van allen die ons haten, |
| |
| |
Om Zich te ontfermen over onze vaderen, * en zijn heilig verbond te gedenken: |
Ad faciendam misericordiam cum patribus nostris, * et memorari testamenti sui sancti: |
De eed welke Hij gezworen heeft aan Abraham, onzen vader, * dat Hij ons zou verlenen |
Jusjurandum, quod juravit ad Abraham, patrem nostrum, * daturum se nobis; |
Om, uit de hand van onze vijanden verlost, * Hem zonder vrees te dienen, |
Ut sine timore, de manu inimicorum nostrorum liberati, * serviamus illi, |
In heiligheid en gerechtigheid voor zijn aangezicht * al onze dagen. - |
In sanctitate, et justitia coram ipso, * omnibus diebus nostris. - |
En gij, kind, zult profeet van den Allerhoogste worden genoemd; * want gij zult uitgaan voor het aanschijn des Heren om zijn weg te bereiden, |
Et tu, puer, Propheta Altissimi vocaberis; * praeibis enim ante faciem Domini parare vias ejus, |
Om zijn heil te doen kennen aan zijn volk, * tot vergeving van hun zonden; |
Ad dandam scientiam salutis plebi ejus, * in remissionem peccatorum eorum; |
Door de tedere ontferming van onzen God, * waarmede Hij ons heeft bezocht, de opgaande zon uit den hoge, |
Per viscera misericordiae Dei nostri, * in quibus visitavit nos, oriens ex alto; |
Om te verlichten wie in de duisternis en de schaduw des doods zijn gezeten, * om onze schreden te richten op de weg des vredes. |
Illuminare his, qui in tenebris et in umbra mortis sedent, * ad dirigendos pedes nostros in viam pacis. |
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
|
Ant. Hij heeft ons de hoorn des heils verwekt in het huis van David, zijn dienaar, alleluja. |
Ant. Erexit cornu salutis nobis, in domo David, pueri sui, alleluja. |
|
℣. Heer, verhoor mijn gebed. |
℣. Domine, exaudi orationem meam. |
℟. En mijn geroep kome tot U. |
℟. Et clamor meus ad te veniat. |
|
Laat ons bidden. - God, die de dag scheidt van de nacht, onttrek onze handelingen aan de doem der duisternis; en geef dat wij, door gestadige overweging van wat heilig is, voortdurend in uw licht mogen leven. Door onzen Heer Jesus Christus uw |
Oremus. - Deus, qui diem discernis et noctem: actus nostros a tenebrarum distingue caligine; ut semper, quae sancta sunt, meditantes, in tua jugiter luce vivamus. Per Dominum nostrum Jesum Christum Fi- |
| |
| |
lium tuum, qui tecum vivit et regnat in unitate Spiritus Sancti Deus, per omnia saecula saeculorum. |
Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van den Heiligen Geest, God, door alle eeuwen der eeuwen. |
℟. Amen. |
℟. Amen. |
| |
Gedachtenis van het paasfeest op zondag
Iedere Zondag herdenken wij bij ons morgengebed hoe het heilswerk werd voltooid bij het opgaan van de zon op de eerste dag der week, toen Christus in heerlijkheid uit het graf is opgestaan. Ter gedachtenis van dit mysterie, zonder hetwelk het heilswerk en dus ook ons geloof ijdel zou zijn, heeft de Kerk de joodse Sabbat vervangen door de christelijke Zondag.
Ant. Crucifixus surrexit a mortuis, et redemit nos, alleluja. |
Ant. De Gekruiste is opgestaan uit de doden en heeft ons verlost, alleluja. |
|
℣. Surrexit Dominus de sepulchro, alleluja. |
℣. Verrezen is de Heer uit het graf, alleluja. |
℟. Qui pro nobis pependit in ligno, alleluja. |
℟. Die voor ons aan het hout heeft gehangen, alleluja. |
|
Oremus. - Dominicam, nostrae Resurrectionis initium, venerantes, Trinitati Deo nostro debitas laudes, et grates unito referamus affectu: obsecrantes misericordiam ejus, ut nobis Domini et Salvatoris nostri beatae Resurrectionis participium tam in spiritu quam etiam in corpore concedat, qui cum Patre vivit et regnat in unitate Spiritus Sancti Deus, per omnia saecula saeculorum. |
Laat ons bidden. - Nu wij heden de Zondag, het begin onzer verrijzenis vieren, laat ons één van zin onzen drievuldigen God de verschuldigde lof en dank brengen; en zijn barmhartigheid bidden dat wij naar geest en lichaam mogen delen in de heilige verrijzenis van onzen Heer en Verlosser, die met den Vader leeft en heerst in de eenheid van den Heiligen Geest, God, door alle eeuwen der eeuwen. |
℟. Amen. |
℟. Amen. |
|
℣. Domine, exaudi orationem meam. |
℣. Heer, verhoor mijn gebed. |
℟. Et clamor meus ad te veniat. |
℟. En mijn geroep kome tot U. |
℣. Benedicamus Domino. |
℣. Zegenen wij den Heer. |
℟. Deo gratias. |
℟. Gode zij dank. |
℣. Fidelium animae per misericordiam Dei requiescant in pace. |
℣. Dat de zielen der overleden gelovigen door de barmhartigheid van God rusten in vrede. |
℟. Amen. |
℟. Amen. |
| |
| |
Men zou aan de Lauden kunnen toevoegen het laatste gedeelte der Prime (Gedachtenis der heiligen, Opdracht van de dagelijkse arbeid en Geestelijke lezing, bladz. 146).
|
|