verlangen zijn naar een volmaakter christelijk leven, gericht op het bovennatuurlijke inzicht des geloofs en op vruchtbaarheid in goede werken (het gebed en de beoefening der deugden). Het moet niet zozeer gericht zijn op vermeerdering van kennis als wel op het gelovige schouwen dat ons tot diepere eerbied brengt en tot het doen van de werken der gerechtigheid. De gelovige eerbied voor de geheimen des Heren immers voedt in ons de liefde, en de liefde brengt ons tot aanbidding en dankzegging; dit diepere inzicht in de werkelijkheid van ons heil wekt ons op tot het zalige leven, tot boetvaardigheid en de beoefening van alle deugden. Het is de weg tot de geestelijke wijsheid, welke God den mens ook op andere wijze kan schenken, maar welke ons meestentijds niet wordt gegeven zonder de inspanning van onze menselijke vermogens die wij evenzeer om niet van God hebben ontvangen.
De traditie van de Kerk wijst ons, waar ons deze geestelijke vorming wordt verzekerd. Allereerst in de heilige Schrift, het Woord van God, dat de Kerk immer als het document van haar verkondiging en als haar voornaamste gebedenboek heeft beschouwd. Vervolgens in de gebeden van de liturgie, de dagelijkse belijdenis van de Kerk, welke met recht de norm van haar geloof wordt genoemd. En ten slotte in de gebeden en geschriften van de Vaders en andere heilige leraren der Kerk, van de heiligen die ons tot voorbeeld zijn gesteld, en van zoveel rechtzinnige vromen en geleerden.
Uit de heilige Schrift en uit de schat der traditie zijn in dit Groot Gebedenboek zeer vele gebeden en overwegingen opgenomen. In deze teksten vinden wij de geestelijke lering tot het christelijke leven. Maar het gebed van de psalmen zal niet altijd aanstonds duidelijk zijn. Daarom wordt telkens in het kort verklaard, welke de zin is volgens welke de Kerk ons de psalmen doet bidden. En de veelheid van motieven, welke in gebeden en overwegingen ligt verstrooid, wordt in afzonderlijke inleidingen telkens tot één geheel samengevat. Al deze inleidingen tezamen vormen een catechese van de christelijke heilsleer. Achter in het boek vindt men afzonderlijk een samenvattende verhandeling over het christelijke leven en over de hulpmiddelen daartoe.
Waar hier en verder in het Groot Gebedenboek over liturgische teksten wordt gesproken, worden niet uitsluitend de teksten uit de Latijnse liturgische boeken bedoeld welke tegenwoordig voor de officiële eredienst der Westerse Kerk zijn voorgeschreven. De Oosterse Kerken bezitten hun eigen eerbiedwaardige liturgische overlevering. Ook in het Westen hebben oudtijds andere, niet-Romeinse liturgische tradities bestaan, waarvan vele gebeden bewaard zijn gebleven. Uit al deze teksten is in dit boek een ruime keuze gedaan. Al worden de meeste Latijnse, niet-Romeinse gebeden niet langer in de officiële eredienst der Kerk gebruikt, wij mogen ze eveneens liturgisch noemen. Omdat zij