Kunstenaars en geleerden droegen bij tot een veranderend mensbeeld en daarmee tot een verdieping van het historisch bewustzijn. Veel politici echter deden alsof er niets gebeurd was. Zij zetten hun traditionele machtspolitiek voort, dwars tegen de waarschuwingen in van enkele grote figuren die, tot hoge functies geroepen, hun originaliteit wisten te bewaren: Walther Rathenau en John Maynard Keynes bijvoorbeeld.
De moord op Rathenau in 1922 was een teken aan de wand. Men moest op een terugval in primitivisme verdacht zijn, op verheerlijking van geweld. Rathenau had dat wel geweten. Reeds in oktober 1914 had hij aan Frederik van Eeden geschreven (Briefe 1, blz. 169): ‘Wir werden schwerere Dinge erleben, als die wir sahen. Ein hartes Geschlecht wird heranwachsen, vielleicht zertritt es unsere Herzen.’
Ook Freud schreef al vroeg - in een kort artikel Zeitgemässes über Krieg und Tod (Ges. Werke x, blz. 317) - over de mogelijkheid van regressies van onvoorstelbare kracht. Aantasting van westerse cultuuridealen, óók van de daarin verankerde democratische gedachte. Het irrationalisme diende zich in verschillende varianten aan. Het nieuwe spectrum van denkbeelden en gevoelshoudingen vertoonde beschouwingen over de nietigheid van de mens en de ondoorgrondelijkheid van Gods wil (Karl Barth, Römerbrief, 1919), van het zoeken naar een nieuwe ethiek (Albert Schweitzers ‘eerbied voor het leven’), van een cultuurbiologisch determinisme à la Spengler en van legitimatie van politiek geweld om een einde te maken aan ‘de strijd van allen tegen allen’ (Mussolini als een Machiavelli in modern gewaad).
Afkeer van anti-democratische gedachten heeft velen er later toe verleid het fascisme en het nationaal-socialisme aansprakelijk te stellen voor vrijwel al het bederf dat Europa te zien gaf. Toch dient te worden erkend dat deze bewegingen (vol geperverteerde idealen) zelf ook hun oorsprong vonden in de chaos rond de oorlogsjaren. Wie de ‘schuldvraag’ stelt - voor