Woord vooraf
‘Ik heb niet slechts afscheid genomen; ik heb het begin beleefd van gebeurtenissen die in hun invloed ver boven alles zullen uitgaan wat wij in onze versleten categorieën kunnen samenvatten.’ Getuigenis van de historicus Carl J. Burckhardt, een van hen die hun levensloop door de beide wereldoorlogen beheerst wisten. Zijn tijd was ook mijn tijd. En de tijd van vele anderen, die zich afvroegen hoe het zicht kon worden behouden op jaren van afsterving en vernieuwing.
Voor de beoordeling van wat tot ondergang is gedoemd of wat beloften voor de toekomst inhoudt, kan levenservaring zowel een voordeel als een nadeel zijn. Deze overweging prikkelt tot zelfkritiek, in het bijzonder tot een verlangen om na te gaan in welke mate het eigen denken in ‘verbrauchten Kategorien’ rondcirkelt.
Wie later op doorleefde geschiedenis terugziet, weet wel hoe moeilijk het is daarover tot een oordeel te komen. Ik denk aan een opmerking uit een brief van Flaubert aan George Sand (1867): ‘Welke vorm moet men kiezen om soms zijn mening over de dingen van deze wereld weer te geven zonder te riskeren later voor een imbeciel te worden aangezien?’ - ‘sans risquer de passer, plus tard, pour un imbécile? Cela est un rude problème.’