Vijfstromenland. Balans der werelddelen
(1959)–Pieter Jan Bouman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 325]
| |
Australië, Nieuw-Zeeland, Oceanië | |
[pagina 327]
| |
AustraliëOnversierde kroonBij vergelijkende cultuurstudie kan de beproefde methode worden gevolgd cultuurtypen zodanig naast elkander te plaatsen, dat gelijksoortige verschijnselen worden belicht en tekorten in enkele van de beschreven typen opvallen. Culturen zijn echter geen voorwerpen of eenvoudige mechanismen; ze blijven speciaal in hun geestelijke aspecten moeilijk toegankelijk voor exacte benadering. Temeer omdat over het begrip cultuur zelf al zoveel verwarring heerst, een verwarring die op haar beurt óók weer cultuurhistorische achtergronden kent. Ik denk aan de tegenstelling tussen het veelomvattende begrip beschaving als eenheid van levensstijl - Engels: civilization; Frans: civilisation - en het meer vergeestelijkte cultuurbegrip van Duits-filosofische oorsprong: cultuur als geestesleven, de hogere regionen van geloof, kunst en wetenschap samenvattend. Laten wij niet te veel nadruk leggen op de tegenstelling tussen de beide opvattingen. Want zelfs bij aanvaarding van het ruime cultuurbegrip kan worden erkend, dat iedere cultuur niet alleen naast elkaar maar ook boven elkander geplaatste geledingen vertoont in een min of meer hiërarchisch verband, dat zich door een zekere gerichtheid kenmerkt. ‘Iedere cultuur houdt een streven in’, schreef Huizinga. Het kost soms moeite dit streven binnen de gelaagdheid van een cultuur, tussen haar voet en haar top te ontwaren. De vage, zo moeilijk te benaderen top, mag zelfs als de kroon op het werk worden gezien: een verzamelplaats van vele lijnen, een centrum van gezag en leiding, een ideologisch hoogtepunt. Een kroon, die soms ‘nutteloze’ parels draagt, soms onversierd blijft. Met alle respect voor het ruimste cultuurbegrip, dat doorgaans van geen ‘hoog’ of ‘laag’ wil weten, blijf ik van mening, dat een cultuur het best van zijn top uit kan worden overzien. Ja, dat de top beslissend is voor het gehele cultuurpatroon. Religieuze bewogenheid, filosofische bezinning, kunstzin, het streven naar wetenschap om haarzelfs wil, zijn geen bijkomstigheden. Waar zij object van studie worden, dringen zich scherp-omlijnde vragen op, bijvoorbeeld: Waarom bouwt men in Sao Paulo of Rio de Janeiro met zoveel meer | |
[pagina 328]
| |
durf en fantasie dan in enige Australische stad? Waarom legt Zuid-Afrika zoveel meer aan zijn universitair onderwijs ten koste dan de driemaal zo talrijke blanke bevolking van Australië? Australië is een land waar het vanzelfsprekend wordt gevonden, dat de cultuurtop klein en onversierd blijft, als een laatste afronding van het nuttigheidsbeginsel, dat de voet en de middenmoot van de piramide beheerst. Een land dat echter in al zijn vlakheid actief en democratisch mag worden genoemd, energiek en vol goede zorgen voor het welzijn van de massa. De Australiër is trots op de ruimte, die hij beheerst. Hij denkt in grotere dimensies dan de Europeaan, is vervuld van technisch-economische mogelijkheden, die zich nog kunnen voordoen. Woestijnen kunnen vruchtbaar worden als men regen weet te maken uit overdrijvende wolkenvelden. Uraniumvondsten openen een perspectief van ongekende rijkdom. Wie hier over verhoging van produktiviteit spreekt, heeft vooral een betere exploitatie van natuurgaven op het oog. Ieder meent recht te hebben op een hoge levensstandaard. Vandaar de aarzeling om immigranten toe te laten; bij de verdeling van de welvaart moet het aantal gegadigden niet te groot worden. Geslaagde immigranten - want dit zijn de Australiërs - staan meestal wantrouwig tegenover de aanmelding van nieuwe immigranten. | |
De bevolkingRuim acht miljoen inwoners op acht miljoen vierkante kilometers. Bij een zo geringe bevolkingsdichtheid klemt de vraag wie het zijn, die zich in deze enorme ruimte hebben genesteld. De historische dimensie is hierbij belangrijk. Zij geeft de bevolkingsstatistiek het vereiste reliëf, met de mogelijkheid de jonge, uit overzeese gebieden binnengekomen bevolking op haar potentiële kracht te taxeren. Evenals in de Verenigde Staten vertoont de Australische bevolking in doorsnee jaarringen als fasen van haar groeiproces: groepen van voormalige nieuw-gevestigden - eerste generatie -, in Australië geboren kinderen - tweede generatie -, hun kindskinderen - derde generatie -, enzovoorts. De oudste kern bestond uit een in 1788 ‘geïmporteerde’ horde Britse bannelingen, door het vaderland gedeporteerd om de overvolle Engelse gevangenissen te ontlasten. Tot het midden van de negentiende eeuw bleef Australië een strafkolonie | |
[pagina 329]
| |
met voldoende ruimte ook voor enige tienduizenden vrije immigranten. Niemand behoeft er in dit werelddeel trots op te zijn tot de ‘oude families’ te behoren. Symboolwaarden zoals men in de Verenigde Staten aan de Pilgrimfathers toekent, ontbreken hier ten enenmale. Men behoeft zich in Australië echter evenmin om zijn afkomst te schamen of bevreesd te zijn op grond van de erfelijkheidsleer iets ongunstigs uit familiestambomen te moeten afleiden. De meeste gedeporteerden waren geen misdadigers, maar slachtoffers van het verouderde Engelse strafrecht, dat voor meer dan tweehonderd soorten overtredingen deportatie of doodstraf eiste. Toen het einde van het deportatietijdperk samenviel met de ontdekking van rijke goudvelden, zag men na 1851 de vrije immigratie snel toenemen. Tussen 1851 en 1861 groeide de bevolking van het werelddeel van 400.000 tot 1.150.000. Daarna bleef de toestroming landverhuizers de natuurlijke bevolkingsaanwas aanvullen. Hoge geboortecijfers maakten de tweede en derde generaties van de in Australië geborenen talrijk genoeg om met de nakomelingen van de gedeporteerden de meerderheid te behouden - 63% van de bevolking in 1881. Zo is het gebleven. Het merendeel van de ruim acht miljoen Australiërs, die het werelddeel bewonen, beschouwt zich als inheems. Steeds minder hoort men Engeland ‘our home-country’ noemen.
Immigranten kunnen zich in de harde strijd om het bestaan zelden om ‘cultuur’ bekommeren. Ze getroosten zich wèl offers om hun kinderen, vooral ter bespoediging van hun aanpassing, een goede opleiding te geven. De Verenigde Staten echter vertoonden het boeiende schouwspel van een drang naar cultuur, die zich openbaarde in de voorhoede van de derde en de vierde generatie, onder de van materiële zorgen bevrijde nakomelingen van voormalige landverhuizers. Geheel anders in Australië, dat in zijn ontwikkeling enige leemten bleef vertonen, waaruit een en ander valt te concluderen omtrent de wonderlijke eenheid van geestelijke en materiële krachten, die men cultuur noemt. Ik bedoel, dat Toynbee's uitdagings- en antwoord-theorie zich bijzonder leent om aan de geschiedenis van Australië te worden getoetst. Ontbrak in Australië iedere ‘uitdaging’ of lag deze te eenzijdig in de strijd om bestaanszekerheid waarvoor de immigranten zich geplaatst zagen? In de Verenigde Staten gaf de immigratie aanleiding tot heviger spanningen dan in Australië. Het smeltkroesproces kende er tal van dramatische | |
[pagina 330]
| |
aspecten. De Amerikaanse democratie is in een vrijheids- en in een burgeroorlog door veel lijden gelouterd en stond reeds sterk toen ze voor de vuurproef werd geplaatst in het laatste kwart van de negentiende eeuw miljoenen Duitsers, Scandinaviërs, Italianen, Polen en Russen tot het Amerikaanse staatsburgerschap te moeten opvoeden. Australië nam in hoofdzaak Britse bevolkingsbestanddelen op en wist iedere rassenproblematiek te ontwijken. De Verenigde Staten kennen een merkwaardige afwisseling van klimaat- en landschapstypen, even ongelijksoortig als hun bevolking. Geheel anders is Australië, dat grotendeels veel eenvormiger is. ‘Deze eenvormigheid’, schrijft een goed kenner van het landGa naar voetnoot1, ‘valt de bezoeker vooral op in de twee volkrijkste staten, Victoria en Nieuw-Zuid-Wales, die samen bijna vijfzevende der Australische bevolking bevatten. Uren achtereen spoort of rijdt men door precies dezelfde eucalyptuswouden of over eindeloze tarwevelden en weilanden. Het ene landstadje ziet er bijna geheel zo uit als het andere: een paar triestige hotels, een prozaïsch raadhuis, een doodgewone staatsschool, enige bescheiden kerkgebouwen niet zelden uit hout of gegolfd plaatijzer opgetrokken, en misschien nog een kloosterschooltje voor meisjes. Geen oude historische gebouwen. Door geheel de lengte en breedte van het land wordt dezelfde taal gesproken, zonder merkbare dialectische verschillen. De levenswijze is overal dezelfde. In het gematigde klimaat van zuidelijk Victoria of Tasmanië en in de tropische kuststreek van Queensland stooft de huisvrouw dezelfde vleesschotels en bereidt dezelfde puddings en zij doet haar boodschappen met dezelfde hoed en in dezelfde kledij. Deze eenvormigheid is ook te bespeuren in de verregaande nivellering op maatschappelijk gebied. De vroegere stand der grote grondeigenaars en squatters heeft zich teruggetrokken in enkele fijne, exclusieve clubs. Op straat en in het openbare leven is weinig of niets te bespeuren van standsverschil: geen teken van armoede, maar ook geen vertoon van pronkende, uitdagende rijkdom. De rijken onderscheiden zich noch door hun kleding, noch door hun manieren, hun taal, hun ontspanning of vermaken. Een zekere mate van verstandelijke ontwikkeling en beschaving vindt men even goed onder de arbeiders als onder mensen met hoge inkomens. En onder deze laatsten komen grove manieren en platheid even goed voor als onder de massa.’ | |
[pagina 331]
| |
De geest aan bandenIn de algemene vervlakking past diepte van bezinning evenmin als creatieve fantasie. Het alles-overheersende belang van de Australische wolexport maakt Argonautentochten naar het rijk van de geest overbodig. Waarom zou men het ‘gulden vlies’ aan Colchis' stranden gaan zoeken, zolang de winsten op de nationale wolproduktie uit de noteringen op de Londense wereldmarkt af te lezen zijn? Wie zouden zich tegen dit materialisme kunnen keren? De kerken? Geen kerk werd in Australië stevig gegrondvest. Met de eerste scheepsladingen gedeporteerden kwamen slechts enkele anglicaanse geestelijken mee. De meeste kracht ging nog uit van Britse dissenters: immigranten uit het midden van de vorige eeuw, die hun geloofsbeginselen ook in het land van vestiging trouw bleven en die door hun werkkracht en hun sociaal verantwoordelijkheidsgevoel opvielen. Hun kinderen en kleinkinderen hebben deze geloofsijver niet weten te behouden. Sektarische versplintering leidde er trouwens toe, dat het onderwijs geheel aan de staat werd getrokken. Formeel heeft het kerkelijk leven zich nog kunnen handhaven, maar door zijn ondiepte steeds meer aan invloed ingeboet. De wetenschap? In Australië heeft zich niet herhaald wat in de 19de eeuw hier en daar in de westerse cultuurkring zo opvallend was: een verering van de wetenschap, die, op een hoog voetstuk geplaatst, soms enige functies van het geloof overnam, daarbij belangstelling en offervaardigheid wekkend, die in de sfeer van het destijds zo levende vooruitgangsoptimisme pasten. Beoefening van wetenschap in het tegenwoordige Australië betekent niet veel meer dan erkenning van het nut van toegepaste wetenschap. Zonder de achtergrond van de humaniora, met een minimum aan talenkennis of filosofische scholing, ver verwijderd van de westerse cultuurcentra, Oxford en Cambridge slechts in enkele uiterlijkheden imiterend, berust men maar al te gemakkelijk in een systeem, dat een premie op middelmatigheid legt. Jonge studenten komen slecht voorbereid aan. ‘Van algemene ontwikkeling komt niets terecht. Aan de universiteit ziet men zich verplicht honderden repetitors - tutors - aan te stellen om de studenten te helpen, die wegens onvoldoende algemene ontwikkeling niet weten hoe zij hun academische studiën moeten aanpakken. De gebreken, die het Engelse en het Australische schoolwezen aankleven, zijn | |
[pagina 332]
| |
grotendeels te wijten aan een ingeworteld conservatisme en aan de neiging om, waar gebreken of misstanden aan de dag komen, zijn toevlucht te nemen tot halve maatregelen en lapmiddelen. Dit geldt wellicht nog meer voor de universiteiten dan voor lagere of middelbare onderwijsinrichtingen’Ga naar voetnoot1. Aldus het harde oordeel van een Europeaan, die het Australische hoger onderwijs tientallen jaren diende. De kunst? Valt van de kunst iets te verwachten tot bevrijding van de aan banden gelegde geest? Op deze vraag kan het antwoord minder negatief luiden. Er zijn werkelijk symptomen, die er op wijzen dat de kunst binnen het Australisch cultureel tekort een zending begint te vervullen. Maar men moet van enkele regenbuien op de dorre velden niet dadelijk veel verwachten. Nog steeds trekken de meest begaafden weg. Veel jonge talenten hebben het ‘going home’ van hun voorouders vervangen door pelgrimsreizen naar Italië, Wenen, Parijs of andere brongebieden van de Europese cultuur. Onder hen bevinden zich echter enkelen, die terugkeerden en begrip vonden voor hun streven. In de laatste tientallen jaren zijn in Australië een zestal symfonie-orkesten gevormd, welke een groot auditorium wisten te verwerven. Men inviteert buitenlandse gastdirigenten en solisten, die op een warme ontvangst mogen rekenen. Het nationaal ballet heeft reeds vele triomfen gevierd en ook buiten Australië aandacht getrokken. Hoopvol is ook de toenemende belangstelling voor goed toneel, grotendeels onder patronaat van het intussen opgerichte Australian Elisabethan Trust Theatre. De meermalen uitgesproken hoop, dat Australië in een later stadium van zijn ontwikkeling dezelfde culturele beweeglijkheid als de Verenigde Staten zou kunnen bereiken, lijkt mij echter een wat voorbarige gedachte. Zelden immers kan de kunst alleen een heersende culturele vlakheid overwinnen, maar is het de trits geloof-wetenschap-kunst, welke een draagvlak vormt voor de verticale opbouw, eindigend in een kroon waarvan de glans op het geheel afstraalt. Zover is men in Australië nog lang niet. Het blijft voorlopig een land van stedelijke huizenblokken, parken en garages, banken en wolpakhuizen, strandboulevards en stadions. Een land dat trots is op zijn zwemmers en zwemsters, op zijn cricketers en tennissers, talrijk genoeg om de lage nationale Olympus vrijwel geheel te vullen. | |
[pagina 333]
| |
Geven en nemenHet bewonen van een werelddeel houdt nog niet in, dat aan het wereldgebeuren wordt deelgenomen. Hoewel Australië's dominionpositie in het Britse Gemenebest en het meestrijden in twee wereldoorlogen het isolement doorbraken, kon de jonge natie nog niet tot een buitenlandse politiek in grote stijl komen. Men zocht veiligheid in afzondering, beschutting tegen ‘het gele gevaar’. De afhankelijkheid van de economische conjunctuur en de noodzaak tot voortgezette immigratie werden tot factoren van binnenlandse politiek herleid. Behoud van de hoge levensstandaard, een uitgebreide sociale wetgeving, beperking van arbeidsduur, erkenning van de macht der vakbeweging - binnen deze grenzen bleef zich de politieke discussie in hoofdzaak afspelen. Behartiging van de belangen der bestgeorganiseerde bevolkingsgroepen, van de arbeiders vooral, openden voor politici van allerlei slag telkens een grote carrière. Geen staatsman, die er in slaagde het Australische volk werkelijk met de vraagstukken van een verantwoord buitenlands beleid vertrouwd te maken. Iedere poging hiertoe strandde op het ontbreken van een cultuur-bemiddelende groepering tussen het centraal gezag en het volk. De nuttigheidscultus, die het Australisch cultuurpatroon beheerst, gedoogt slechts een korte-termijnpolitiek van rechtstreeks profijt. De wereldsituatie daarentegen vereist een vooruitziende blik, moed en fantasie; eenzijdig-nationale zekerheid schuwt risico. Men wenst te nemen waar men zou moeten geven. Overal in de wereld, doch heel duidelijk in Australië. Geven en nemen; nemen om te geven? De Dode Zee in Palestina was eens een visrijk groot meer in een vruchtbaar landschap. Een meer zonder afvoer, gevoed door het binnenstromend water van de Jordaan. Verdamping vervangt er de doorstroming; geen rivier, die het meer verlaat. Door verdamping van het ietwat brakke binnenvloeiende water, steeg in de loop der jaren het zoutgehalte in het ruime bekken. Geleidelijk verstikte alle dierlijk leven, het oeverriet verdorde; de zee zonder uitweg, nemend zonder te geven, werd een Dode Zee. |