Vijfstromenland. Balans der werelddelen
(1959)–Pieter Jan Bouman– Auteursrechtelijk beschermdMidden- en Zuid-AmerikaHuizinga verzuchtte eens hoe moeilijk het hem viel zijn op de Verenigde Staten gerichte kijker scherp te stellen. Zuid- en Midden-Amerika krijgt men echter nog moeilijker in het vizier. Het zuidelijk continent ligt ver weg en is onoverzichtelijk in zijn politieke verbrokkeling. Maar het is vooral ontoegankelijk door het cultureel gordijn, dat de Spaans-Portugese beschaving in haar koloniale uitlopers van Europa scheidt. Wij mogen verwachten, dat Zuid-Amerika of althans een gedeelte van dit uitgestrekte gebied, tot wereldpolitieke invloed zal komen. Bovendien zou het wel eens de betekenis kunnen krijgen - treurig het te moeten vaststellen - een der buiten-reservaten van Europese cultuurresten te worden in het allerminst onwaarschijnlijke geval, dat de trits der blanke wereldmachten Noord-Amerika, West-Europa en Rusland in een atoomoorlog te gronde zou gaan.
Er bestaan redenen te over om de gangbare indeling Midden- en Zuid-Amerika te laten vallen. Een ordening naar ras en cultuur brengt ons verder. Men komt daarmee tot de indeling: de Latijns-Amerikaanse volkengroep van het Spaans-Indiaanse mengras der mestizo's - hier en daar met negroïde inslag -, twee volken van bijna zuiver Europese afkomst - Argentinië en Uruguay - en ten slotte Brazilië - Portugees-Indiaans negroïde. | |
De mestizovolkenVan de zuidpunt van Chili, langs de Andes en op het Mexicaanse bergland tot aan de grens van de Verenigde Staten, liggen in soms grillige rangschikking de staten der Spaans-Indiaanse mestizocultuur: Chili, Peru, Bolivia, Columbia, Venezuela, te zamen 60 à 70 miljoen inwoners tellend, die in taal en beschaving hun Spaanse erfenis mengden met overblijfselen van inheemse culturen, waaronder heel oude. Voor zover Europees- | |
[pagina 177]
| |
Amerikaanse invloed te bespeuren valt, komt deze vooral naar voren in uiterlijke aspecten van het stedelijk leven. Intussen gaat de rassenmenging in het veranderend cultuurpatroon gestadig verder. Begrijpelijk, dat juist antropologen en historici die het gebied goed kennen, aarzelen het begrip mestizocultuur scherp te omlijnen. Men is het er slechts over eens, dat de sleutels om toegang te krijgen tot de levensstijl van de mestizo's in de Spaanse taal en geschiedenis zijn gelegen. Spanje is vrijwel onberoerd gebleven door een aantal krachten uit het Europees verleden: het sloot zich af voor de Hervorming, de Verlichting, de politieke democratie, de natuurwetenschap en haar technische toepassingen, de vrijhandelsgedachte en zoveel meer dat de Europese geest kenmerkte. Op dezelfde manier verweerde ook Spaans-Amerika zich tegen ieder ‘modernisme’. Het volhardde in zijn feodalisme onder leiding van Spaanse gouverneurs en een aristocratie van grootgrondbezitters, die in samenspel met de geestelijkheid, nauwlettend toezagen op het behoud van de gevestigde orde. In deze sfeer pasten een naar mystiek neigend geloof en een kerkelijk-gebonden wetenschap met een sterk literaire inslag. Nog steeds staat de retoriek als een spel met woordsymbolen er in hoog aanzien. Meer dan in Spanje zelf, ontwikkelde zich in Zuid-Amerika een patriarchaal familiesysteem met wijdvertakte verplichtingen, die zich veelal ook nog uitstrekken tot ceremoniële verwantschappen met peetouders, peetooms en peettantes. Relaties als deze beheersen in Zuid-Amerika de politiek; ze doen zich ook gelden in vormen van protectie, die op de buitenwereld licht de indruk maken van corruptie. In zo'n milieu heeft het woord ‘vrijheid’ een andere klank dan in West-Europa. Het verbindt een krachtig individualisme met de aanvaarding van autoriteit, maar met geheel andere motiveringen dan de westerling kan doorgronden. Slechts in de sociale onderlaag van de bevolking is de ‘Spaanse trots’ vrijwel verdwenen. Armoede leert berusting. En armoede is een der centrale verschijnselen, juist in de mestizolanden die wel grote rijkdommen bergen, maar klimatologisch door de natuur misdeeld zijn. Vele berghellingen van de Andes en plateaus in dit gebergte zijn droog en stoffig. Er zou heel wat energie nodig wezen om sommige vrij dicht bevolkte gebieden werkelijk zodanig bewoonbaar te maken, dat van een zekere welvaart kon worden gesproken. Het Spaanse koloniaal beheer | |
[pagina 178]
| |
heeft nooit door sociale zorg uitgeblonken, evenmin als de bovenlaag der grootgrondbezitters. Het werk op de landgoederen of hacienda's was zwaar, de beloning karig. De eigen grond, die de bevolking hier en daar in de omgeving van haar dorpskernen ter beschikking had, bleef grotendeels braak liggen. Een beeld van verwaarlozing. Roofbouw op grond, roofbouw op mensen. | |
Waarom?Dikwijls waren het vreemdelingen, die de vicieuze cirkel van gebrek en berusting en passiviteit probeerden te doorbreken. Het economisch motief dreef hen tot inspanning in landen vol toekomstmogelijkheden: mijn-eigenaars, handelaren en tegenwoordig ook fabrikanten, of zelfs buitenlandse vennootschappen, die grote landbouwbedrijven exploiteren. Steeds stuiten ze bij de bevolking op de vraag ‘waarom?’ Er is geen vraag, die het berusten in armoede en verwaarlozing zo duidelijk tot uitdrukking brengt. Het afwachten tegen beter weten in. Omdat men zich ziek of zwak voelt en iedere moeite schuwt.
Aan Josué de Castro's ‘Wereldkaart van de honger’Ga naar voetnoot1 ontleen ik een dialoog tussen een buitenlander en Jeca Tatu, een populaire fantasiefiguur uit vele volksverhalen, personificatie van het populaire filosoferen in volmaakte berusting. Tatu, op een cocablad kauwend om zijn honger te stillen, wordt door een vreemdeling aangesproken, die hem onderzoekend aankijkt en vol medelijden vraagt: ‘Groeien er geen bonen in dit land?’ ‘Neen, Senhor’. ‘Rijst?’ ‘Neen, Senhor.’ De vreemdeling, die zich niet kan indenken dat dit land nu werkelijk niets zou kunnen voortbrengen, vervolgt het vraaggesprek: ‘Maar heb je wel eens wat geplant om te zien wat hier zou kunnen groeien?’ Tatu, schijnbaar verrast: ‘Ah, plantando!’ En dan, na enig nadenken: ‘Natuurlijk zal er iets groeien, tenminste, als u het plant’. | |
[pagina 179]
| |
Berusting ook in het geloof, vermengd met veel lijden. Vandaar de voorkeur voor heiligen, die gruwelijke martelingen ondergingen. Er zijn kerken waarin de symboliek van bloed en tranen tot het uiterste is doorgevoerd door het tentoonstellen van heiligenbeelden, welke de toeschouwers niets besparen. Is de geestelijkheid van mening, dat ze de gelovigen alleen nog maar door sterke prikkels in hun lethargie kan bereiken? Mocht dit zo wezen, dan zijn er kapers op de kust. Tussen de heiligenbeelden waart tegenwoordig een spook rond. Het is het spook, dat Marx reeds in 1848 beschreef en dat toen vooral West-Europa verontrustte. Nu is het zeeën en oceanen overgestoken. Het communisme kent geen grenzen; het heeft ook in de mestizolanden aanhang gevonden. Wéér zijn het vooral vreemdelingen, die als agenten van de Sovjetunie optreden. En ook zij horen de vraag ‘waarom’? Communisme vergt discipline en energie, twee eigenschappen, die een verwaarloosd proletariaat slechts in geringe mate vertoont. Dit verklaart dat in Zuid-Amerika het communisme weinig weerklank vindt bij de allerarmsten. Des te meer echter in de stedelijke vakbeweging of onder de mijnwerkers, die, bevrijd van de patriarchale bindingen welke het plantagebedrijf kenmerken, vatbaar blijken voor iedere agitatie tegen ‘het buitenlands grootkapitaal’. | |
Gezag en leidingZuid-Amerika is een land van ‘revoluties’. De politieke onrust, die het sedert de vrijheidsoorlogen heeft gekend, past echter niet in het schema democratie-dictatuur en evenmin, in haar modernste vormen, in de tegenstelling kapitalisme-communisme. Ze kan slechts worden verklaard uit een sociale structuur waarin gezag en leiding steeds een sterk persoonlijk karakter droegen, geheel in de stijl van het patriarchaal familiesysteem of in de sfeer van het agrarisch grootbedrijf, dat in menig opzicht aan het Europese feodalisme doet denken. Na het wegvallen van het Spaanse bestuur in het begin van de vorige eeuw, konden de regionale machthebbers hun invloed nog uitbreiden. De grootgrondbezitters, onbeperkte heersers over uitgestrekte hacienda's, wisten dat zij niet alle bestuursproblemen konden oplossen. Zij erkenden ook de noodzaak van het in stand houden van een militair apparaat, dat | |
[pagina 180]
| |
meteen de taak van een politiemacht kon vervullen. Zo waren zij steeds bereid een of andere lokale beroemdheid, een caudillo of ‘generaal’ of hoe men hem maar noemen wilde, te erkennen. Mits deze gevestigde belangen ontzag. Ter wille van de gewenste ordening van het staatsgezag dat niet in volledige decentralisatie mocht verdwijnen, werd het geduld of aangemoedigd dat een van de meest actieve caudillo's naar het presidentschap dong. Maakte hij misbruik van zijn macht, en dit gebeurde nogal eens, dan werd hij door een staatsgreep van intrigerende grootgrondbezitters opzij geschoven. Na zo'n ‘revolutie’ veranderde er doorgaans weinig. De groei van de steden verscherpte de tegenstellingen tussen stad en platteland met het gevolg, dat er een nieuwe bron voor politieke onrust ontstond. Het werd namelijk voor de president steeds moeilijker tegenstrijdige belangen te overbruggen. Des te sterker de verleiding om de verschillende groepen tegen elkander uit te spelen, hetgeen beter slaagde naarmate het staatshoofd kon rekenen op de verknochtheid van benden volgelingen, die te zamen meestal de indrukwekkende naam van ‘het leger’ droegen. Politieke rust betekende onder deze omstandigheden gewoonlijk niet veel meer dan het behoud van een machtsevenwicht tussen stedelijke belangen, het leger, de kerk en enige groepen grootgrondbezitters. Het evenwicht werd bedreigd door verdere groei van de steden, die in hun economische ontplooiing de opkomst van nieuwe groeperingen te zien gaven: de vakverenigingen. Voor generaals of presidenten een aanleiding om zich wat meer ‘sociaal’ te oriënteren, daarbij vaak steun zoekend bij intellectuelen - juristen meest - die een parlementaire oppositie in het leven riepen.
Men kan niet zeggen, dat de politieke onrust in de mestizolanden in de loop van deze eeuw enigermate is verminderd. Het radicalisme is veeleer toegenomen. Daarbij komt dat de Verenigde Staten zich niet onbetuigd hebben gelaten bij de steunverlening aan caudillo's van wie een positieve houding jegens Amerikaanse belangen mocht worden verwacht. Werkelijke staatkundige vernieuwing zal slechts mogelijk zijn bij een verandering van de sociale structuur, in het bijzonder door een andere indeling van het grondbezit. Maar wie zal daartoe het initiatief nemen? Van de grootgrondbezitters valt niet veel te verwachten. Alleen in ge- | |
[pagina 181]
| |
deelten van Venezuela en Columbia is het kleinbedrijf van enige betekenis. Het heeft zich echter niet zodanig ontwikkeld, dat het als voorbeeld zou kunnen gelden voor naburige landen. Bovendien zou de bevolking daar dan toch bereid of in staat moeten wezen een nieuwe koers te volgen. In Mexico, Guatemala, Ecuador, Peru, Bolivia en Chili zijn de op de hacienda's en in de talloze dorpen gehandhaafde Indiaanse tradities niet bevorderlijk voor proefnemingen. Progressieve groepen stedelijke intellectuelen strekken hun plannen zelden tot het platteland uit, waar het vacuüm in de leiding dus nog wel zal voortduren. | |
ArgentiniëIn de Argentijnse geschiedenis vindt men alle gebreken van het politiek verleden der mestizolanden verenigd met de economische activiteit van uit Europa afkomstige bevolkingsgroepen, die zich slechts moeizaam voegden in het oorspronkelijk Spaanse cultuurpatroon. Lange tijd beheerste de gaucho, de bereden veedrijver, de geschiedenis van de voormalige Spaanse kolonie, die tegen het midden van de 19de eeuw nog geen miljoen inwoners telde. Buenos Aires was toen nog slechts een rustige provincieplaats, een haven voor de verscheping van de huiden, die het extensieve veebedrijf op de pampa's voortbracht. Het land bevond zich destijds nog in ‘het leren tijdperk’. Dit alles veranderde door de uitvinding van het prikkeldraad. Wij zijn zo licht geneigd het begrip uitvinding aan spectaculaire technische verbeteringen te verbinden. Er bestaan echter ook bescheiden uitvindingen, die meer dan de meeste machines hebben bijgedragen het leven op aarde te veranderen. Het prikkeldraad is er één van, een onmisbaar hulpmiddel om uitgestrekte continentale vlakten te verkavelen. Men kon er het vee mee bijeen houden en tegelijkertijd opkomende landbouwgebieden tegen de kudden beschermen. Door dit systeem van goedkope afrastering geraakten ook in Argentinië veeteelt èn landbouw in andere banen. De grondprijzen stegen. Argentinië kwam als graanleverancier op de wereldmarkt. Door de inrichting van koelhuizen kon het, behalve huiden, ook nog bevroren vlees gaan exporteren. Met buitenlands kapitaal werden conservenfabrieken gebouwd. Grote winsten vielen vooral de grootgrondbezitters toe, die de waarde van hun landerijen van jaar tot jaar zagen stijgen. ‘Rijk als een Argentijn’, hoorde men tegen de eeuw- | |
[pagina 182]
| |
wisseling zeggen in mondaine Europese oorden, waar buitenlandse gasten op alle gewenste luxe mochten rekenen. De bevolking van Argentinië steeg van 3,9 miljoen in 1895 tot 8 miljoen in 1915; tegenwoordig komt men naar schatting op een totaal van 18 miljoen, waarmee men zich in de stijl van het heersende chauvinisme al aardig op weg naar de 100 miljoen waant. Onder de binnengekomenen - Italianen, Spanjaarden, Portugezen en Duitsers vooral - bevonden zich mensen van allerlei slag. Harde werkers en dagdieven, eerzame handwerkslieden en avonturiers, degelijke burgers en gelukzoekers, die nergens voor terugdeinsden. Evenals in de Verenigde Staten zag men een ‘trek naar het westen’, de vulling van de pampa's. Tegelijkertijd echter een verontrustende opeenhoping van bevolking in Buenos Aires, waar parasitaire figuren beter konden aarden dan op het platteland. In de economische opleving viel slechts weinig van de welvaart toe aan de onderste lagen van de plattelandsbevolking. De milde regen van de nationale winsten bereikte alleen de bovenlaag, die er zich wel voor hoedde om de van haar afhankelijke zwoegers te ‘verwennen’. De kleine deelpachters of colons wisten immers niet beter. Ook van de landarbeiders of peons bleef volstrekte gehoorzaamheid geëist. De stabiliteit van de agrarische gemeenschappen met hun orthodox kerkelijke bindingen bleek echter niet groot genoeg om tegen te gaan, dat een gedeelte van de plattelandsbevolking ontwortelingsverschijnselen begon te vertonen, met al het ressentiment dat een losgeslagen landbouwproletariaat kenmerkt. Doorgaans verlieten de weerspannigen hun geboortestreek. Zij voelden zich vooral aangetrokken door Buenos Aires, de stad, die brood en spelen beloofde en zoveel meer, dat de massa illusies van vrijheid gaf. | |
Buenos AiresEen metropolis met drie miljoen inwoners - of vier miljoen als men de voorsteden meetelt - mag er aanspraak op maken tot de wereldsteden te worden gerekend. De macht van het grote aantal maakt indruk, ook in Argentinië zelf, waar men overigens heel goed weet waarom de hoofdstad, die slechts een randstad is, niet representatief is voor de Argentijnse levensstijl. Buenos Aires is immers een vrij stijlloze stad met alle luxe van een snel gegroeid handelsemporium. Hoofdstraten en pleinen vertonen | |
[pagina 183]
| |
er dezelfde zielloze bouwtrant, die overal ter wereld bij de snelle stadsuitbreiding in het laatst van de 19de en in het begin van de 20ste eeuw de indruk moest wekken van grootscheepse pracht, getemperd door burgerlijke soliditeit. Banken en winkels in de binnenstad, villa's in de buitenwijken. Vele Argentijnse grootgrondbezitters wensten in de hoofdstad te wonen. Zij lieten het beheer van hun landgoederen aan rentmeesters over. Opvallend was de groeiende invloed van de middenstand, die in dit stedelijk milieu voortreffelijk aardde, profiterend van kredietfaciliteiten door buitenlandse bankfilialen verleend. Van degenen, die op goed geluk naar Buenos Aires waren getrokken - Argentijnse plattelanders en immigranten van allerlei slag - kwam slechts een bescheiden percentage tot welstand. De meesten hadden moeite het hoofd boven water te houden, of om althans hun kinderen gelegenheid te geven enige treden op de maatschappelijke ladder te stijgen. Evenals in de 19de-eeuwse Noordamerikaanse steden eiste de strijd om het bestaan in de meedogenloze stedelijke concurrentie vele slachtoffers: waar de aanpassing mislukte, lokten misdaad en prostitutie. Wie voorbeelden zoekt van sociale ontreddering kan in Buenos Aires' volksbuurt de ‘Bocca’ genoeg vinden, dat de ellende in Chicago's donkerste buurten evenaart. Dwars door de maatschappelijke rangorde loopt diagonaalsgewijze door de stedelijke samenleving heen de brede strook, die alle sociale geledingen iets vaags en onzekers geeft: de ‘massa’. De echte grote stadsmassa, zichtbaar in overvolle straten, saamgepakt in verkeersmiddelen, bioscopen, café's of stadions. Onzichtbaar in een latente verbondenheid van gelijkgerichte belangstelling, steeds gereed om emotioneel te reageren op alles wat de pers, de film of de radio haar voorhoudt. Steeds geneigd ook om haar protesthoudingen uit woning, fabriek of vergaderruimte in demonstratief gedrag op straat voort te zetten. Wie in deze sfeer verantwoordelijkheid draagt voor de handhaving van de openbare orde, mag blij zijn dat de emotionaliteit een regelmatige uitlaat vindt in de opwinding, die het bijwonen van sportevenementen, van voetbalwedstrijden vooral, toelaat. In alle Zuidamerikaanse staten kent de bewogenheid van de scharen voetbalsupporters geen grenzen. En het lijkt wel of de bevolking van Buenos Aires hierin de rumoerigheid van alle andere stadsbevolkingen overtreft. | |
[pagina 184]
| |
Voetbal beheerst het doen en laten van miljoenen. Hoewel men op dit gebied in Europa en in Noord-Amerika wel wat gewend is, verbaast iedere bezoeker van Zuidamerikaanse landen zich telkens over de manier waarop in dit milieu een gewonnen of verloren wedstrijd, vooral wanneer het een interland-wedstrijd is, de meest explosieve reacties veroorzaakt. De verheerlijking van de overwinnaars kent dan evenmin grenzen als de verguizing van een elftal, dat niet aan de verwachtingen beantwoordde. Toen in juni 1958 bij de in Zweden gehouden wedstrijden om het wereldkampioenschap, het Argentijnse elftal reeds in een van de eerste ronden werd uitgeschakeld, richtte zich in Buenos Aires de woede van de massa tegen de onfortuinlijke verliezers. Men aarzelde of het Argentijnse elftal naar Buenos Aires kon terugvliegen, omdat er gedreigd was de gebouwen van de hoofdstedelijke luchthaven in brand te steken als de spelers daar landden. Woedende supporters hadden intussen reeds de ruiten verbrijzeld van het bureau van de nationale voetbalbond. Indien de Argentijnse spelers in Zweden een goed figuur hadden geslagen, zou hun een triomftocht ten deel gevallen zijn. Want dezelfde massa, waarvan de woede zo gemakkelijk tot kookhitte stijgt, kent ook een verlangen naar heldenverering. Een vluchtige verering voor enkele maanden of jaren, geheel anders dan de gehechtheid aan legendarische figuren in een volksgemeenschap. Maar desondanks, verering. | |
De gauchoIn alle wisselvalligheid van de grootstedelijke massacultuur is het Argentijnse nationalisme enkele symbolen van een in hoofdzaak agrarisch verleden trouw gebleven. Nog steeds wordt in heel Argentinië de gaucho beschouwd als de mythische hoofdpersoon uit een gouden tijd. Meer dan zijn Noordamerikaanse broeder, de cowboy, is hij een schakel tussen het verleden en het heden. Men ontmoet hem namelijk op het Argentijnse platteland nog overal. En ook waar hij een wat armetierig bestaan leidt, ziet men hem zoals men hem graag wil zien: een voortreffelijk ruiter in kleurig kostuum - rijbroek, hoge laarzen, een zware gordelriem en een breed-gerande hoed - bewapend met een lang scherp mes en een bola, een paardeharen werptouw met drie loden ballen of stenen. In het ‘leren tijdperk’ genoot de gaucho het voorrecht zoveel vlees te | |
[pagina 185]
| |
mogen slachten als hij wilde. Later veranderde dit, maar de overvloedige vleesmaaltijden bleven in ere. Zij vinden nu nog hun uitloper in de feestdis waarvan naar Argentijns gebruik geroosterde bout de hoofdschotel vormt. Vlees roosteren in de open lucht, al was het maar in een stadstuintje! Is er een sprekender voorbeeld voor de nawerking van agrarische tradities in volken, die reeds lang op weg zijn naar een algemene verstedelijking? Er schuilt heel wat heimwee in de Argentijnse ‘assado’, in de Noordamerikaanse ‘barbecue’ als het glorieuze moment van iedere picknick, of in het Zuidafrikaanse ‘braaivleis’, waaraan eveneens vele herinneringen verbonden zijn. Een naklank van gaucho-romantiek, hoewel nog levend genoeg om méér dan folkloristische sentimenten te vertolken, vindt men in de vele gaucholiederen, die nog niets aan populariteit hebben ingeboet. Oude volksdansen, bij de gitaar gezongen balladen vol Spaanse motieven, getuigen in hun ritmische bewogenheid van de vitaliteit van het volk. In hun cadans valt het paardengetrappel te beluisteren, dat in de muziek van alle ruitervolken, - het duidelijkst in sommige kozakkenliederen - met bedwongen onstuimigheid meeklinkt. De melancholieke ondertoon van menig gaucholied schrijft men toe aan de verlatenheid van het pampalandschap en aan de armoede die de bewoners van de vlakte soms zo zwaarmoedig maakt. Wat men gauchomuziek noemt, omvat immers ook de volkszang van de colons en de peons, die in het binnenland op de estancia's hun sloverige arbeid verrichten. Waar de gaucho boven hen uitstak, had hij dit aan zijn paard te danken. Hoog te paard heeft iedere ruiter een allure, die hem van minder bevoorrechten onderscheidt. | |
PaardenGeen indruk ligt mij scherper in het geheugen dan het schouwspel van een paar uitrijdende schoolkinderen, een negenjarige zoon en zijn iets jonger zusje, uit een Nederlands immigrantengezin, ergens in het binnenland. Samen naar school op één paard, een losse schapevacht als zadel. Met volmaakte rijkunst, het meisje voorop, worden eerst nog enige figuren gereden op het erf; daarna gaat het in volle galop het tuinhek uit. De school, tien kilometer verder, wordt binnen een half uur bereikt, hoe slecht de weg ook mag zijn. 's Middags vertoont het meisje mij nog enige staaltjes van haar vaardig- | |
[pagina 186]
| |
heid, ditmaal op een ongezadeld paard. Ze geniet onbewust van het geheimzinnig contact, dat de geboren ruiter met paarden tot stand weet te brengen. Op het bedrijf van haar vader, een veebedrijf waar iedere peon een paard ter beschikking heeft om het vee van de ene weide naar de andere te drijven, geniet het tengere blonde kind het prestige zelfs het wildste paard haar wil te kunnen opleggen. Daarom gehoorzaamt het werkvolk glimlachend haar bevelen. Was dit meisje als een wat schuchter peenharig deerntje op een Nederlandse boerderij opgegroeid, dan zou dit sluimerend talent nooit tot ontwikkeling zijn gekomen. Hier in het ruige, wijde land, waar de ruimte even overvloedig is als schaars in Nederland, ligt het bondgenootschap tussen mens en paard in de gehele levensstijl, die het extensieve landbouwbedrijf kenmerkt. Voor allen die zich hier vestigden, voor de inheemse arbeiders ook, soms wedijverend met de behendigste gaucho, brengt het paard een element van vrijheid, dat als een natuurgave wordt gewaardeerd - zelfs in de sleur van het soms zo harde bestaan. De meeste landen zijn reeds overgegaan naar het gemechaniseerde bedrijfstype, waarin de samenwerking tussen mens en dier vrijwel verdwenen is. Waar voor het paard als vriend en medewerker geen plaats meer wordt gevonden, blijkt iets essentieels verloren te zijn gegaan. Het is echter moeilijk om te bepalen hoe zwaar dit niet in geld waardeerbare weegt. Waarom moet men soms zo heel ver reizen om het enigermate te vermoeden? | |
Lessen in dictatuurIndien de Argentijnen menen meer Europees te zijn dan de bewoners van de echte mestizolanden, geldt dit niet voor hun politiek bestel. Hun land heeft nooit evenwichtige bestuursvormen gekend en het ziet er niet naar uit dat de naaste toekomst meer stabiliteit zal brengen. Streekbelangen in het binnenland, militaire avonturen van groepen die de hoofdstad beheersen of menen te beheersen, kerkelijke inmenging en een vakverenigingsbeleid dat vooral rekening houdt met de industrie- en transportarbeiders in Buenos Aires - alles te zamen zoveel tegenstellingen, dat het zoeken naar een middenweg tussen centralisatie en decentralisatie bijkans onmogelijk lijkt. En waar mogelijke oplossingen ontbreken, luistert men graag naar mannen die beloven het onmogelijke te vol- | |
[pagina 187]
| |
brengen. Lessen in dictatuur. De volleerde dictator is nog niet gevonden. Nòg leeft de herinnering aan Perón, de caudillo, die zich, stellig door goede voornemens bezield, als redder van het vaderland aandiende, doch ten slotte een ruïne naliet. De totale graanproduktie van Argentinië daalde van 90 miljoen ton in de jaren 1939-1944 tot 57 miljoen ton in de periode 1950-1955. In 1948 werden 52 miljoen hectaren grond bebouwd, in 1955 nog maar 42 miljoen. Dictators worden zelden verontrust door statistieken. Ongunstige verschijnselen kunnen immers gemakkelijk worden toegeschreven aan invloed van buiten-af, in dit geval aan de noodlottige inmenging van ‘het buitenlands kapitaal’. Onder het mom van een democratisch bestuur bedreef de regering Perón vriendjespolitiek op een zelfs voor Zuid-Amerika ongekende schaal. Beschermelingen van caudillo en van zijn vrouw Evita bezetten alle sleutelposities, terwijl de volgelingen van zijn volgelingen lager op de maatschappelijke ladder op voordeel uit waren. Nieuw in deze bevoorrechting was de manier waarop de vakverenigingen werden ontzien. Nieuw ook de staatsfilantropie onder leiding van Evita Perón, evenals de staatssocialistische klanken bij het hardhandig optreden tegen de aristocratie der grootgrondbezitters. Perón s afwijking van de gangbare militair-dictatoriale gewoonten moet worden toegeschreven aan het drijven van zijn vrouw Evita. Van haar tragische levensgeschiedenis weten we genoeg om te begrijpen wat de wortel was van haar demagogische neigingen. In haar moeilijke jeugd, vol armoede, was ze meermalen door schatrijke jongelieden vernederd. Gekwetst en van wraakgevoel vervuld, hoopte ze op het wonder, dat haar gelegenheid zou geven zich te wreken. Dit wonder was haar huwelijk met Perón op het moment, dat deze het gezag vrijwel in handen had. Evita overreedde haar man een linkse politiek te volgen, die zich aandiende als een streven naar sociale rechtvaardigheid. Haar met vrouwelijke hartstocht beleden protest tegen een door geld beheerste wereld maakte meer indruk op de arbeiders dan de pose van Perón. Evita wist wat zij van de massa kon verlangen. Door haar opzwepende taal kwam de menigte in beweging. Ze deed in de binnenstad het gebouw van de Jockey-Club, symbool van het ancien régime, in vlammen opgaan. Vele hoge officieren zagen in dergelijke taferelen een schending van de politieke spelregels. Niet minder was de ongerustheid van de rooms- | |
[pagina 188]
| |
katholieke geestelijkheid, die begreep welke gevolgen het zou hebben indien de atheïstische stroming onder de hoofdstedelijke arbeiders de overhand zou krijgen. De oppositie groeide, tegen Evita vooral. Haar vroegtijdige dood bracht Perón's tegenstanders tot uitstel van contrarevolutionaire actie. Wie echter verwacht had, dat de dictator nu een andere koers zou gaan volgen, kwam bedrogen uit. De caudillo bleef steun zoeken bij de vakbeweging, hoewel hij soms ook ondernemers tegen de vakverenigingsleiders opzette, blijkbaar met de bedoeling het ‘verdeel en heers’ toe te passen. Het financieel wanbeheer leidde tot inflatie, de inflatie tot nieuwe onrust. De dictatuur, die zo sterk gevestigd leek, moet reeds ondermijnd geweest zijn toen in het najaar van 1955 eenheden van leger en vloot rebelleerden. Opstanden van het leger in de centrale en westelijke provincies Cordoba en Mendozo en in de oostelijke gebieden van Entre Rivos en Corrientes en verzet van de marine waren voldoende om Perón ervan te overtuigen, dat hij had uitgediend. Eerder dan men had verwacht, week hij naar Paraguay uit, verdreven door geïmproviseerd verzet, waarvan niemand de kracht had kunnen peilen. De politiestaat is op dit punt altijd zwak. Voor Perón gold nog, dat hij bij zijn intimidatie van politieke tegenstanders nooit een controle-apparaat had kunnen opbouwen van het soort waarmee communistische landen zo doeltreffend weten te opereren. | |
Van hoog tot laagCorruptie blijft zelden beperkt tot het wanbeheer van één groep bevoorrechten. Ze woekert voort van boven naar beneden, van degenen die dicht bij het vuur zitten en miljoenen binnenhalen tot de slimmigheidjes van hen, die met lagere plaatsen op de maatschappelijke ladder genoegen moeten nemen. In de laatste jaren van Perón's bestuur toonden talloze nieuw-aangestelde ambtenaren hun werkelijk parasitaire vindingrijkheid: belastingambtenaren bereid om ‘regelingen’ te treffen, politiemannen die een oogje dicht deden en, niet te vergeten, lokettisten die niet afkerig waren van kunstgrepen bij het geldwisselen.
De ambtenaar achter een der postzegelloketten van het hoofdpostkantoor te Buenos Aires - dat in deze wereldstad alleen in de middaguren geopend is - neemt met een achteloos gebaar het bankbiljet op dat ik voor hem | |
[pagina 189]
| |
neerleg. Pijlsnel telt hij het wisselgeld uit. Het wordt mij met onverstaanbare woorden toegeschoven. Ik merk na enig tellen, dat ik 50 peso's te kort kom, maar begrijp met mijn gebrekkige kennis van de taal, geen woordenwisseling te kunnen riskeren. Een zekere strijdlust, vermengd met nieuwsgierigheid, drijft me de volgende dag naar hetzelfde loket van hetzelfde postkantoor. Ik koop enkele postzegels en leg wéér een bankbiljet neer, dat me het nodige wisselgeld zal verschaffen. Het is de ambtenaar, die me gisteren hielp. Zonder blikken of blozen geeft hij me opnieuw 50 peso's te weinig terug, maar nu ben ik op mijn hoede. Ik maak de man direct attent op zijn fout. Hij telt het bedrag over, voegt er het ontbrekende bedrag aan toe en schuift vervolgens het hele stapeltje papiergeld met een onbewogen gezicht naar voren. Geen verontschuldiging. Maar mijn triomf is volledig. Ik herhaalde mijn steekproeven enige dagen achtereen aan verschillende loketten. Eénmaal wist ik mij nogmaals gedupeerd door een wisseltruc, tweemaal kon ik bedrog voorkomen, driemaal vond geen enkele onregelmatigheid plaats.
Wat verstaat men onder corruptie en wanneer kan beter van oneerlijkheid worden gesproken? Corrupt gedrag komt niet alleen in Zuid-Amerika maar ook in Azië en andere werelddelen op grote schaal voor. Wij Europeanen verliezen zo gauw uit het oog, dat een eerlijk en nauwgezet ambtenarenkorps nooit uit de grond kan worden gestampt. Het is langzaam gevormd, in de loop der eeuwen gegroeid en gedisciplineerd, waarbij accent kon worden gelegd op de eerlijkheid als een der kardinale deugden van de christelijke ethiek, welke zoveel invloed heeft uitgeoefend op de Europese levensstijl. In veel streken met een geheel andere ontwikkelingsgang beschouwt men een ambt, los van ieder arbeidsethos, als een werkkring die mogelijkheden verschaft inkomsten te verwerven boven het vastgestelde salaris. Het biedt voorts gelegenheid familieleden te protegeren. Is het zelfs geen plicht dit te doen? Wat de extra-inkomsten betreft, weet men dat de ambtstermijnen kort en onzeker zijn. Bij iedere regeringswisseling verandert de samenstelling van het ambtenarenkorps. Pensioenrechten ontbreken of zijn bij voortgaande inflatie geheel onzeker. Men moet toch zorgen voor het gezin, nietwaar? Wie er niet in slaagt een veelvoud van | |
[pagina 190]
| |
zijn nominaal inkomen te verwerven, doet zichzelf en zijn nabestaanden te kort. Maar wat valt van een staatsbestuur te verwachten, dat niet over voldoende toegewijde ambtenaren beschikt? Een tweede vraag luidt of er verandering ten goede denkbaar is, zoals de Verenigde Staten deze te zien gaven na een eeuw waarin de ambtelijke discipline - Dickens' reisverhalen van zijn tochten door Noord-Amerika geven er voorbeelden van - nog maar zwak ontwikkeld was.
Argentinië is de naweeën van de dictatuur nog niet te boven. Het vertoont tekenen van herstel, doch vele zorgen, politieke èn economische zorgen, zijn gebleven. Verschillende groepen, die eensgezind waren in hun afkeer van Perón, blijken thans moeilijk tot de opstelling van een gemeenschappelijk program te kunnen komen. Het tussenbestuur van president Lonardi liet vele vragen open: vooral de vraag welke inmenging van militaire zijde verder kon worden geduld. Katholieken en communisten, die zich tegen Perón hadden gekeerd, wensten in geen geval voortzetting van de militaire dictatuur, maar missen het ideologisch uitgangspunt om voor een echt democratische staatsinrichting te ijveren. De politieke wilsuiting van hoog tot laag zou haar spiegelbeeld moeten vinden in een herleefd normbesef van laag tot hoog. Hiervan is men echter nog ver verwijderd. Herstel werkt in het verborgene en voltrekt zich op andere manieren dan de automatische regulering, die in het mechanistisch wereldbeeld ter ‘verklaring’ van het gebeuren wordt aangevoerd. Zo blijven wij over Argentinië in het onzekere en daarmee ook over de rol, die het land naast het expansieve Brazilië in een Zuidamerikaanse federatie zou kunnen spelen. | |
MontevideoMen heeft Montevideo, de hoofdstad van Uruguay, ‘een provincieplaats van een miljoen inwoners’ genoemd, het democratisch regeringscentrum van een der weinige Zuidamerikaanse staten waar het publiek wars is van politieke avonturen. Een randstad als Buenos Aires, met een zelfde soort aristocratische bovenlaag van grootgrondbezitters, die ver van hun estancia's de luxe zoeken, welke slechts een grote stad kan bieden. | |
[pagina 191]
| |
In een van Montevideo's parken, het Parque Battle y Ordonez staat een bekend monument: een beeldengroep van een huifkar, met een aantal trekossen bespannen. Ook hier het historisch visioen van de ‘ossewâ’, die het groepen pioniers mogelijk maakte het binnenland in te trekken. Argentinië, Uruguay, de Verenigde Staten, Zuid-Amerika - geen van de volken, die in een of andere ‘trek’ uitbreiding van levensruimte zochten, ontsnapt aan een idealisering van het verleden. Uruguay is dit verleden trouw gebleven. Het ademt de geest van de 19de eeuw, ondanks het gewoel van auto's in brede straten. Er valt niets te bespeuren van cultureel experimenteren. Wel van luxe, die in wezen niets te betekenen heeft, bijvoorbeeld in het pompeuze parlementsgebouw, opgetrokken uit alle soorten marmer, die in het land worden gevonden - het zijn er honderden. Montevideo is het paradijs van de zakenman, die er ongestoord kan werken en er alle ontspanning vindt waaraan hij behoefte heeft. Een stad zonder concertzalen of schouwburgen - een miljoen stedelingen zonder een eigen theater - maar des te meer bioscopen en restaurants. En dan natuurlijk een geweldig stadion, brandpunt van de algemene belangstelling voor het voetbalspel. In de buurt van Montevideo een reeks badplaatsen, dure hotels en golf-links. Een Franse schrijver schreef, dat dit stadsleven hem aan Luxemburg herinnerde: een overvloed van lunchrooms en van deftige begrafenisondernemers - voldoende om het leven te genieten en om waardig te sterven. De democratie waarop Uruguay zich beroept, is de sterk liberale democratie van de ‘nachtwachtstaat’, die de openbare veiligheid garandeert maar verder door een aantal negatieve trekken opvalt. Tussen Argentinië en Brazilië in, zal het land een koers blijven volgen van economische bedrijvigheid, vooral georiënteerd op de belangen van zijn vrij brede middenstand. Het zal echter moeten blijken hoeveel pioniersgeest nog over is onder de nakomelingen van de vroegere pioniers, die Uruguay tot een onafhankelijk en welvarend gebied hebben gemaakt. | |
BraziliëWie in statistiek gelooft, kan zich gemakkelijk van Brazilië's betekenis laten overtuigen. Een land dat groter is dan de Verenigde Staten of vijftienmaal de omvang van Frankrijk heeft, bijna zestig miljoen in- | |
[pagina 192]
| |
woners telt, de wereldmarkt van koffie beheerst, over enorme minerale reserves beschikt en miljoenen hectaren vruchtbare grond ter ontginning biedt, moet wel belangrijk zijn. Het gebied is ook aantrekkelijk voor liefhebbers van landbeschrijving, vooral door zijn verscheidenheid van landschapsvormen: het stroomgebied van de Amazone in de tropische klimaatzone, de droge landbouwstreken ten zuiden daarvan, de vruchtbare centrale hoogvlakte met zijn rode aarde of terra roxa, de onontgonnen vlakten van de Matto Grosso, in het verre westen doorlopend tot de berghellingen van de Andes. Maar ik geef statistiek noch landbeschrijving. Slechts een overzicht van continenten in vogelvlucht met enige notities over potentiële krachten, ten goede of ten kwade werkend in het wordende wereldbestel. Uit dit oogpunt bezien, is Brazilië een land vol beloften. Misschien zelfs de enige Zuidamerikaanse staat waarvan dit kan worden gezegd. Niet omdat Brazilië machtiger of welvarender is dan alle naburige gebieden, maar in de eerste plaats omdat zijn beschaving zoveel originele trekken vertoont: een patriarchaal familiesysteem als draagvlak voor mogelijke sociale vernieuwing, principiële aanvaarding van rasvermenging, openheid voor geloofsvragen en een zekere artistieke gevoeligheid, die zich tot dusver in het bijzonder uitte op het gebied van de bouwkunst.
In het trouw blijven aan het grote familieverband als sociale eenheid wijkt Brazilië niet af van de mestizolanden. Wèl echter in de historische wortels van vele patriarchale gevoelens. Brazilië is eeuwen lang een land van slavernij geweest, die door de Portugese overheersers in andere zin werd opgevat dan in de meeste gebieden van plantagebouw met ingevoerde werkkrachten. Vele slaven leefden in de beschutting der familiesaamhorigheid. Nakomelingen uit gemengde huwelijken tussen Portugese mannen en negerinnen of indianen mochten op maatschappelijke volwaardigheid rekenen. De groepssolidariteit van de grote familie ging boven de zuiverheid van het ras. Ook nadat mestizolanden de betrekkingen met Spanje hadden verbroken en de republikeinse beginselen hadden geproclameerd, bleef Brazilië een monarchie, met alle voordelen die deze regeringsvorm voor de nationale eenheid en voor het culturele leven bood. De monarchie vormde een soort superpatriarchale overkoepeling van een bevolking, die aan een patriarchale samenleving van meesters en slaven gewend was. Ze kwam | |
[pagina 193]
| |
dan ook ten val toen de slavernij in 1888 werd afgeschaft en nieuwe meesters aanspraak maakten op de macht. Maar sommige tradities van het monarchaal gezag in zijn beschermende functies bleven voortleven. Ze vonden in latere tijd een uitloper in de sociale wetgeving van president Getulio Vargas, die zich in de afgelopen jaren een vriend van het volk toonde. Tradities ook in de ervaring, die de Braziliaanse diplomatieke dienst kenmerkt of in de hoffelijkheid en kunstzinnigheid van zijn aristocratische bovenlaag waarin vooral enkele groepen juristen als oude ‘intelligentsia’ invloed hebben behouden. Traditie en vernieuwing. Want Brazilië is een vooruitstrevend land, waar een nieuwe middenstand in opkomst is, speculatief en corrupt soms, doch tegelijk vol van goede vertegenwoordigers van een bevolkingslaag, die weet dat ze een zending te vervullen heeft bij de opbouw van een groot land. | |
De vrouw in het spelHet Franse advies ‘cherchez la femme’ slaat doorgaans op het politieke zoekprentje, waarop verborgen vrouwelijke invloed uit enkele onduidelijke lijnen of streepjes valt af te leiden. Hierbij gaat het dan om individuele zwakheid van de man, die, van nature ontvankelijk voor vrouwelijk schoon, licht geneigd blijkt van het rechte pad van zijn plicht of van de afbakening der gekozen loopbaan af te wijken om zich op de dwaalwegen der liefde te begeven. Dit alles speelt zich doorgaans af in de sfeer van een ietwat ontstellende banaliteit. Er zijn echter ook voorbeelden te noemen van wereldhistorische betekenis. Over ‘de neus van Cleopatra’ is veel gefilosofeerd, vooral door historici die met kennis van zaken over zulke onderwerpen konden schrijven. Wat weten wij evenwel, sociologisch beschouwd, van de collectieve invloed die vrouwelijke charmes op samenlevingsvormen kunnen uitoefenen? Wanneer de sociologie de wetenschap is, die ‘sociaal handelen begrijpend verklaren wil en dit in zijn verloop en gevolgen oorzakelijk te doorgronden wenst’Ga naar voetnoot1, kan de seksuele problematiek bezwaarlijk buiten beschouwing worden gelaten. Men komt, wat Brazilië betreft, tot de vraag waarom juist de Portugezen in het koloniale tijdperk in hun contact met de andere sekse weinig ver- | |
[pagina 194]
| |
schil maakten tussen hun vrouwelijke rasgenoten en negerinnen. Ook waarom zij hun bastaardkinderen zo grif als wettige nakomelingen erkenden, ja, zelfs een zekere voorkeur toonden voor mulattenmeisjes. Er is gezegd dat in het middeleeuwse Portugal de Moorse vrouw uit de Arabische heersersklasse het Portugese schoonheidsideaal belichaamde. Ze genoot een prestige, dat in vele koloniale of voormalige koloniale gebieden thans nog de blanke vrouw extra bekoring verleent. Ook andere oorzaken kunnen hebben bijgedragen tot de toenadering tussen kolonisten en slavinnen op de patriarchaal beheerde plantagebedrijven. Eén ervan lag vermoedelijk in de ervaring, dat kinderen uit zulke verbintenissen, jonge mulatten, in hun menging van fysieke eigenschappen de vaderlijke trots opwekten. En voor zover het de meisjes betrof, de begeerte van vele liefhebbers. Zo is het gebleven. Nog steeds staan in Brazilië mulattenmeisjes hoog in aanzien. Sierlijk als kleine herten, bewegen ze zich met de gratie die bij hun sensuele vroegrijpheid past; ze zijn zich bewust van de charmes van hun matte tint, hun wat kroezig haar, hun donkere ogen, hun wiegende gang. Hoe zou men een bevolkingslaag met zoveel jonge schoonheidskoninginnetjes kunnen minachten? Ieder aantrekkelijk mulattenmeisje is voor de Braziliaan een bewijs voor de juistheid van de rassenmenging. Wèl kan worden vastgesteld, dat in de Braziliaanse samenleving een lichte huidskleur hoger aanzien geniet dan een donkere. Het kleurpalet wordt er trouwens steeds lichter, vermoedelijk door de stroom van blanke immigranten waarvan de welgestelden in concubinaat vele kinderen verwekten. Naast de mulatten ziet men nog een mengras van blanken, negers en indianen. Slechts in het noorden zijn nog streken met een vrijwel ongerepte negercultuur te vinden. De ontwikkeling van het verkeerswezen zal echter ook dit regionaal isolement doen afbrokkelen. Er valt verdere vermenging te verwachten in geheel Brazilië, dat ten volle profijt weet te trekken van zijn uitzonderingspositie, niet de druk van bedorven rasverhoudingen te kennen, die in zoveel landen de nationale energie afremt. | |
Dubbele liftkokersGelijkstelling van rassen zegt niets omtrent het wegvallen van sociale scheidslijnen. Zelfs niets omtrent het verband, dat zou kunnen bestaan | |
[pagina 195]
| |
tussen iemands huidskleur en zijn plaats in de maatschappelijke rangorde. Het lagere aanzien van de donkere huidskleur vindt in Brazilië zijn oorsprong in de lage levensstandaard van de donkergekleurden, die vooral in het binnenland nog steeds de zwaarste arbeid verrichten. Het is alsof hun huidskleur mèt hun zwoegen in de slechtst-betaalde beroepen aan de vroegere slavernij herinnert. In een patriarchale samenleving wordt ieder geacht zijn plaats te weten. Nog steeds zijn op plantagebedrijven de woningen van donkere arbeiders en van hun blanke meesters scherp gescheiden. Zelfs de huisbedienden hebben er bijgebouwen als verblijfplaats. Hoe zo'n traditie zich tot in de woonstijl van de moderne grote stad kan voortzetten, heb ik in Rio de Janeiro kunnen waarnemen. Een demonstratie van de macht van het verleden: hoge moderne flats zonder bijgebouwen voor de bedienden, maar toch met alle voorzieningen om ieder het zijne te geven. Een scheidsmuur, die van beneden naar boven alle woningen in tweeën deelt. Vertrekken voor mijnheer en mevrouw en hun kinderen en een apart gedeelte voor het meisje van buiten, dat de huishouding doet. Voor haar een slaapkamer en een badkamer met W.C. De hulp in de huishouding, veelal uit een of ander primitief dorp in het binnenland afkomstig, vindt in de flat van haar werkgevers een voor haar ongekende luxe. Iedere flat blijft in stijl, ook in het comfort dat de dienstbode wordt geboden. Maar de standsscheidslijn wordt nergens prijsgegeven. Nu men noodgedwongen onder één dak leeft, moet het bijgebouwaspect toch ergens uit blijken, desnoods uit de dure oplossing om in de meeste woonflats dubbele liftkokers te bouwen. Eén lift voor de werkgevers en één voor de bedienden, aan de kant van het huis waar hun aparte kamers achter de scheidsmuur liggen. Een ‘apartheid’, die iets van oud-koloniale situaties in stand houdt. Twee liftkokers om te voorkomen dat sociaal bevoorrechten, waaronder velen van gemengd ras, naast mensen van lage afkomst in één lift zouden moeten staan. Men kan niet voorzichtig genoeg wezen! | |
AnalfabetenIn de wereld der geletterden geldt het analfabetisme als een sociaal euvel van bijzonder soort: het brevet van onvermogen voor een overheid, die er in haar primitiviteit niet eens in slaagde het volk de kunst van het lezen | |
[pagina 196]
| |
en schrijven te doen bijbrengen. In deze opvatting schuilt de miskenning van het feit, dat een agrarische cultuur vol kleine levensgemeenschappen andere culturele grondslagen kent, dan die welke het westerse rationalisme van de grootste betekenis acht. De bezwaren van het analfabetisme blijken pas waar in een veranderende maatschappij gehele bevolkingsgroepen een verhoogde kwetsbaarheid beginnen te vertonen of waar een stroom van migranten op weg is naar stedelijke centra, welke hoge eisen stellen aan het aanpassingstalent van de nieuw-gevestigden. In deze toestand van sociale beweeglijkheid bevindt zich Brazilië. Het van streek tot streek zo verschillende percentage analfabeten - hier en daar meer dan de helft van de bevolking - dreigt de verdere sociaal-economische ontwikkeling van het land in de weg te staan. Maar toch ook weer niet in die mate, welke Europese beoordelaars verwachten. Hoe het analfabetisme een eigen problematiek kent, die door ons Europeanen moeilijk te benaderen valt, werd me duidelijk bij het bezoek aan Braziliaanse fabrieken, door buitenlandse ondernemers gesticht. Men had er een hoge dunk van de werktuigelijke begaafdheid en de intelligentie van de arbeiders. In menig opzicht zelfs een zekere voorkeur voor analfabeten, omdat deze hun tekort compenseren door een geoefend geheugen en een verhoogde concentratie. Ze blijven behoed voor de negatieve invloed, die van een stortvloed van inferieure lectuur kan uitgaan. Hun intelligentie - onder de Braziliaanse analfabeten is een hoog intelligentie-quotiënt geen uitzondering - wordt dikwijls geschraagd door een zekere wijsheid vol van de bezonnenheid, die de persoonlijkheid iets evenwichtigs geeft. Desondanks is het duidelijk, dat het leven in het stedelijk levensmilieu en de industriële arbeid in het bijzonder, niet te rijmen zijn met het nog veel voorkomende analfabetisme. Verbetering van de schoolopleiding der grote massa ligt in het verschiet. Ze is hier en daar al in volle gang, vooral in de steden waar de strijd om het bestaan in het algemeen andere eisen stelt dan op het platteland. Of de bereikte vooruitgang ‘vooruitgang’ zal blijken, moet worden afgewacht. Een kinderhand is even gauw gevuld, als de grootstedelijke massa er zich van laat overtuigen tot het bij uitstek beschaafde deel van de natie te behoren. | |
[pagina 197]
| |
Twee stedenEr zijn weinig steden op het zuidelijk halfrond, die zich met Rio de Janeiro en Sao Paulo kunnen meten. De oude hoofdstad, met haar drie miljoen inwoners, zal binnen afzienbare tijd worden overvleugeld door het economisch centrum Sao Paulo, dat nu reeds twee en een half miljoen inwoners telt - in 1890 nog maar 60.000 - en als een der snelst groeiende steden van de wereld nog geen grens gesteld ziet aan zijn onstuimige expansie. Vergelijking van aantallen inwoners zegt echter nog niets omtrent het karakter van de beide steden, die twee levensstijlen in de Braziliaanse samenleving vertegenwoordigen, in enkele opzichten op elkander lijkend, maar voor het overige sterk verschillend. De inwoners van Sao Paulo, de ‘paulistas’, hebben in het gematigd hoogvlakteklimaat van hun woongebied alle tropische indolentie weten af te schudden. Hun activiteit doet in stijl en tempo aan de bedrijvigheid van Amerikaanse steden denken. Zij waarderen de stoutmoedige plannen van hun economische machthebbers, waarvan de stichter van het Matarazzo-concern allen in energie en fantasie overtrof. Wolkenkrabbers in de binnenstad en nieuwe fabrieken in de buitenstad, projecten voor wegen en viaducten, getuigen van het vertrouwen, dat men in de toekomst van de stad heeft. Geniale architecten hebben de vrije hand gekregen om te laten zien hoe zij zich de stad der toekomst voorstellen. De traditie van de Portugees-koloniale woonstijl ging hier niet over op de imitatiestijlen, die vrijwel alle in de vorige eeuw uitgebreide steden tot in de kern heeft bedorven. Juist de late groei van Sao Paulo onder leiding van ondernemers met wijde blik en van een vooruitstrevende intelligentsia, bood gelegenheid tot de functionele stijl over te gaan, die het moderne bouwen zo'n bekoring geeft. Wie er wandelt, wordt soms ineens herinnerd aan de exotische achtergrond van zo'n stadsuitbreiding. Ik zag er in een buitenwijk een hond overrijden, die enige tellen later een prooi werd van een zestal aasgieren - ongevraagde medewerkers in de stadsreiniging, steeds op hun post en voortdurend waakzaam. Sao Paulo geldt als een stad van onbegrensde mogelijkheden. De speculant, vooral de grondspeculant, vindt er alle armslag, die hij nodig heeft. Nationale concerns wedijveren er met buitenlandse handelsondernemin- | |
[pagina 198]
| |
gen en internationale industriële organisaties in de oprichting van nieuwe vennootschappen en de bouw van fabrieken en kantoren. Bij de personeelvoorziening in technische en administratieve functies wordt in ruime mate een beroep gedaan op Europese immigranten. Ook onder de geschoolde arbeiders treft men veel buitenlanders aan. Ongeschoolden uit de stad en haar omgeving bleken in hun aanpassingsvermogen aan redelijke eisen te voldoen. Zelfs het wetenschappelijke onderzoek blijkt in deze sfeer te kunnen aarden, hoewel het nog steeds de weerstand ondervindt van de op woordsymbolen gerichte retorische Braziliaanse cultuurtradities.
Het verwonderlijke van Rio de Janeiro is, dat het zoveel van de tropisch koloniale levensstijl heeft weten te behouden ondanks de neiging om met de ‘paulistas’ te concurreren. Rio's ligging aan de Guanabara-baai is in proza en poëzie veelvuldig geprezen. Bij de uitbreiding van de stad had men slechts de grillige kustlijn te volgen om de ene komvormige baai na de andere voor nieuwe bouwprojecten te ontsluiten. Door een rotsbarrière met een tunnel te doorbreken kon langs het brede strand van Copacabana nog een voorstadsgebied worden gewonnen - oord van luxe in een sfeer van fantastische grondspeculatie. Overal in de stad zijn proeven van moderne bouwkunst te bewonderen, symptomatisch voor de creatieve kracht van de Braziliaanse cultuur. Het modernisme van Frank Lloyd Wright en Le Corbusier vindt er een voortzetting in scheppingen van Oscar Niemeyer en andere internationaal befaamde bouwmeesters: het Ministerie van Volksgezondheid, de Amerikaanse ambassade, de woonflats van Nova Cintra en sublieme kleine villa's, wedijverend met de juwelen van architectuur, die Sao Paulo te zien geeft. Meer nog dan Sao Paulo is Rio een stad van tegenstellingen. In een milieu waarin de rijken nog rijk durven zijn en een bijna onbeschaamde luxe ten toon spreiden, komen afzichtelijke haarden van armoede voor. Wie alle ondeugden van het menselijk geslacht in geconcentreerde vorm wil ontmoeten, kan hier terecht. Het tientallen meters hoge Christusbeeld, dat op de Corcovado - een der bergtoppen aan de baai - zegenend de handen over deze zondige samenleving uitstrekt, staat er echter niet om uitsluitend de diepst gezonkenen tot bezinning te manen. | |
[pagina 199]
| |
Het gros van de stadsbevolking - ‘cariocas’ noemt men de inwoners van Rio - behoort tot het luchthartige slag blanken en in alle nuances getinte mulatten, dat met een zekere vrolijke goedmoedigheid bereid is de dingen te nemen zoals ze zijn. Zij weten zelfs hun vlagen van politiek fanatisme met volkshumor te kruiden. Gedurende de jaarlijkse carnavalsviering komt bij velen het wild-extatische negerbloed boven. In de loop van het jaar doorbreekt men de sleur van het leven door bij voetbalwedstrijden het spel met laaiende hartstocht te volgen. Rio bezit het grootste stadion van de wereld - voor 200.000 toeschouwers -, waarbij de voorzorgsmaatregel is getroffen het speelveld door een diepe gracht van zes meter breedte van de tribune gescheiden te houden. Carioca-chauffeurs munten uit door de behendigheid waarmee ze in het verkeer links en rechts inhalen en op de overbelaste verkeerswegen de meest gewaagde manoeuvres volbrengen. Voor het overige windt niemand in deze stad zich graag op over werkbeloften of -verplichtingen. Het woord ‘mañana’ - morgen - heeft hier dezelfde klank als elders in Zuid-Amerika: ‘we zullen zien; later wellicht’. Het wordt veel en intensief gebruikt en misbruikt. In menselijke relaties voelt men zich ver verwijderd van de zakengeest der paulistas, ‘die het zo druk hebben, dat ze niet eens tijd hebben hun koffie te drinken’. Men vindt iemand ‘sympatico’ of ‘antipatico’ en richt zich daarnaar, onverschillig voor de gevolgen van deze irrationele houding. Het kwam zelfs wel voor, dat een taxichauffeur iemand liet staan, omdat hij hem antipatico vond. De voorliefde voor loterijen - wekelijks vindt een trekking van de staatsloterij plaats - is verklaarbaar als men weet hoevelen boven hun stand leven en door hun schulden vatbaar zijn voor de hoop zich door middel van het kansspel uit alle moeilijkheden te redden. | |
SantosDe oude binnenstad van Santos doet aan de Londense city denken. Men vindt er de gehele glorie van de Britse zakengeest in terug als een thans wat vergeeld blad uit de geschiedenis van het Gemenebest, dat in de 19de eeuw zeeën en continenten beheerste. Want het waren Britse handelshuizen, die Santos tot het centrum maakten van de wereldhandel in koffie. Ze vestigden er hun kantoren, kopieën van de degelijkheid waarmee de Londense hoofdkantoren waren gebouwd en ingericht. Nu | |
[pagina 200]
| |
nog steeds, al zitten er Braziliaanse firmanten in de directiekamers, kan men te Santos antiquarische vreugden beleven aan de schrijfbureaus, toonbanken en loket-hekjes, onverslijtbaar in hun Victoriaanse soliditeit onder vernis op bruine verf. Slechts de leidinggevende mannen van weleer zijn in geen velden of wegen te vinden. Een nieuw geslacht zonder Britse allures deelt de lakens uit. Een bezoek aan de koffiebeurs is voldoende om ons daarvan te overtuigen. Nog interessanter is het de heren koffiehandelaren bezig te zien in de café's in de omgeving van het beursgebouw. Ze staan er voor de toonbank met gevulde kopjes voor zich. De zwarte, wat stroperige en goed gesuikerde koffie wordt geproefd met het ritueel en de begrijpende blikken, die het echte kennerschap kenmerken.
Er bestaat ook een modern Santos, een stad van wolkenkrabbers langs en in de buurt van een trotse strandboulevard. Een Santos, geïmproviseerd als alle snelgroeiende Braziliaanse steden. Van planning houdt men niet. Men bouwt liefst op goed geluk, dikwijls sneller dan de vereiste uitbreiding van de openbare nutsbedrijven plaatsvindt. Het kan zijn, dat in torenhuizen 's morgens tijdens het spitsuur liften blijven steken, omdat de stroomvoorziening stokt of dat de druk op de waterleiding te gering is om het water tot de hoogste verdiepingen op te stuwen. Een kniesoor wie zich hieraan ergert. Als de opengedraaide kraan slechts enkele druppels oplevert, kan men het wassen immers nog wat uitstellen. En men kan altijd een flesje mineraalwater op de wastafel zetten als men per se zijn tanden wil poetsen. ‘Pois è’, zegt men dan in Brazilië, ‘het is nu eenmaal zo en er is toch niets aan te doen’. Minder gemakkelijk is het om te berusten in de wisselvalligheid van de financiële uitkomsten van de koffiecultuur. De hele staat Sao Paulo teert erop, evenals de staatsfinanciën sedert na 1912 de rubbercultuur in verval geraakte. Na 1945 stegen de koffieprijzen tot ongekende hoogte, waardoor een wilde speculatie ontstond in voor koffieteelt geschikte terreinen. De ene vorm van speculatie lokt de andere uit. Langs de zuidwaarts opschuivende grens van het koffiegebied verrijzen nieuwe dorpen en steden, groeiend met de stroom van immigranten. Hoe zuidelijker men komt, ver in de subtropische zone, hoe groter de kans op nachtvorst, die de vruchtzetting van de bloeiende bomen met één slag kan vernietigen. | |
[pagina 201]
| |
GeloofsvragenVan allen op de wereld, die de rooms-katholieke godsdienst belijden, woont eenderde gedeelte in Zuid-Amerika. Binnen dit uitgestrekte geloofsdomein vormt Brazilië een van de grootste eenheden. Een grote, maar zwakke eenheid, die op veel punten zo ernstig ondermijnd blijkt te zijn, dat van een crisis in het rooms-katholicisme kan worden gesproken. Het wordt van katholieke zijde niet onder stoelen of banken gestoken, dat de vraag gerechtvaardigd is of Brazilië over honderd jaar nog wel een katholiek land zal zijn. Aan één kant voelt men er zich bedreigd door de algemene ontkerstening, aan de andere kant door het opdringend protestantisme, dat vooral door de zendingsarbeid van Amerikaanse kerken snel terrein schijnt te winnen. Het formele percentage van tot de rooms-katholieke kerk behorende Brazilianen blijft hoog - 94% -, doch zelfs bij oppervlakkige waarneming blijkt hoe weinig men zijn kerkelijke plichten naleeft: in de stad onder de invloed van de stedelijke levensstijl, die steeds minder religieuze bezinning kent, op het platteland door armoede, onkunde of onverschilligheid en een dikwijls geheime voorliefde voor oud-heidense volksmagie. De schare werkelijk getrouwen slinkt steeds verder. Het protestantisme daarentegen schijnt de wind in de zeilen te hebben en begint met zijn twee miljoen aanhangers in Brazilië een religieuze macht van betekenis te worden. Waar men in rooms-katholieke kring de hand in eigen boezem steekt, worden enige oorzaken genoemd die kunnen verklaren hoe men in de huidige impasse is geraakt: ten eerste historische factoren, het diepgewortelde kwaad vooral van het voormalige bondgenootschap tussen de koloniale veroveraars en de priesters, die hen vergezelden. Voorts is de kerk in de 18de eeuw een zware slag toegebracht toen de orde van de Jezuïeten op bevel van de Portugese regering haar werk in Brazilië moest staken. Ten tweede doen zich organisatorische factoren gelden, een nijpend gebrek aan priesters bovenal. Het aantal priesterroepingen, dat nog steeds dalende is, blijft in Brazilië veel te gering om de zielszorg tot alle gelovigen te kunnen uitstrekken. Door het lage intellectuele niveau in de bevolkingsgroepen, die het katholicisme het trouwst bleven, kan men juist uit deze toegewijde aanhangers te weinig jongemannen in opleiding | |
[pagina 202]
| |
nemen. Het probleem van de geestelijke leiding kent echter niet alleen in dit opzicht verschillende knelpunten. In de rooms-katholieke kerk meent men één priester nodig te hebben voor de zielszorg voor duizend niet al te verspreid wonende gelovigen - een norm, die de kerk in Europa doorgaans kon handhaven. In Brazilië heeft één priester de zorg over gemiddeld 5700 inwoners, die dan bovendien nog over 800 km2 verspreid leven. Er vindt wel een aanvulling van de Braziliaanse geestelijkheid uit Europa plaats, maar niet genoeg om een ommekeer te brengen in de tegenwoordige toestand. Ten slotte een aantal culturele factoren, onder anderen het ongewijzigd overbrengen van de rooms-katholieke kerkorde in haar Spaans-Portugese vorm naar een geheel ander beschavingsgebied, zonder voldoende begrip voor de cultuurpatronen van de inheemse bevolking. Zo bleef een kloof bestaan tussen de geestelijkheid en het volk, die juist bij de verhoogde sociale mobiliteit van de laatste tientallen jaren, het in stand houden van traditionele normsystemen in gevaar bracht. Het elkander niet begrijpen voerde tot een vervreemding, die zich nu begint te wreken. De protestantse zending daarentegen gaat met inzicht en energie te werk. Vooral Amerikaanse kerkgenootschappen - Baptisten, Lutheranen, Methodisten en Presbyterianen - richten tegenwoordig hun zendingsactiviteit op Zuid-Amerika, waarheen zij de meeste zendelingen hebben overgeplaatst, die zij uit China moesten terugtrekken. Is de aanhang, die zij onder de neger-Indianen - caboclos - en onder de mulatten, vooral in de verwaarloosde plattelandsbevolking wisten te vinden, verworven door een met rijke geldmiddelen gevoerde campagne? Of houdt het protestantisme, zoals ook bij Noordamerikaanse negers is gebleken, een direct appèl in op vele gekleurde rassen? Kan het de eenvoudigen van geest het geloof ontsluiten op een manier, die steun en hoop geeft? Er ligt in het protestantisme een dynamiek, welke de sociaal-onterfden soms meer aanspreekt dan de op binding en gehoorzaamheid gerichte gezagshandhaving van de rooms-katholieke kerk. De kracht van de protestantse ‘jonge kerken’ is reeds meermalen gebleken. Het zou zelfs kunnen zijn, dat zij in Brazilië hun grootste toekomst tegemoet gaan. De kans op een voortschrijdende ontkerstening, waarbij katholieken en protestanten beide verliezers zijn, lijkt echter voorlopig nòg groter. |