Vijfstromenland. Balans der werelddelen
(1959)–Pieter Jan Bouman– Auteursrechtelijk beschermdOost-EuropaRandstatenHet IJzeren Gordijn is de grens tussen de van Rusland afhankelijke randstaten en het gedeelte van Europa, dat zich tot de ‘vrije’ wereld rekent. Alweer is enige zelfkritiek nodig om de inhoud van de westerse staatsgedachte te bepalen. De traditionele leer der staatssoevereiniteit vereist op ieder punt volledige herziening, vooral omdat ze in geen enkel opzicht te rijmen valt met het militaire bondgenootschap onder Amerikaanse leiding. Evenmin met de plannen voor Westeuropese integratie. Slechts op één punt toont de westelijke democratie een eigen gezicht: in de verwerping van de politiestaat ter wille van gevestigde garanties voor het behoud van ieders individuele staatsburgerlijke vrijheid. Een vorm | |
[pagina 116]
| |
van persoonlijke zekerheid waarvan men de betekenis niet hoog genoeg kan aanslaan! Terecht heeft men dan ook gezegd dat de democratie evenveel op de volksdemocratie lijkt als een buis op een dwangbuis. In randstaat-situaties zijn de verschillen meer gradueel dan principieel. Toch valt van de Verenigde Staten niet te verwachten, dat zij weerbarstige wapenbroeders met even strenge hand tot de orde zouden roepen als Rusland pleegt te doen. De zelfstandigheid, die Rusland zijn bondgenoten laat, draagt weliswaar een etiket van vreedzame co-existentie, doch dan van een zeer bijzondere soort. Ter illustratie een wrang grapje. Een bezoeker zag in de dierentuin te Moskou tot zijn verbazing een wolf met een lam in één kooi. Hij vroeg hierover opheldering aan een passerende oppasser. ‘Dit is het systeem van vreedzame co-existentie in praktijk gebracht’, luidde het antwoord. ‘Het werkt echter nog niet feilloos, want ik moet iedere morgen een ander lam in de kooi zetten.’ Laten we evenwel niet op Hongarije vooruitlopen. Er bevinden zich meer lammeren achter de omheining; misschien zelfs enkele wolven in schaapsvacht. Moskou is over de werkelijke toestand vermoedelijk in enkele opzichten even onvolledig ingelicht als het Westen. De dictatuur verbeeldt zich doorgaans wel, dat een spionagesysteem voortreffelijk werkt. In feite zijn sociale spanningen echter uiterst moeilijk te peilen. Westelijke deskundigen, die vooral in de Verenigde Staten systematisch te werk gaan, hebben soms nog meer houvast aan officiële publikaties uit de landen achter het IJzeren Gordijn dan aan mededelingen van vluchtelingen uit deze gebieden. Het is namelijk bekend, dat misleidende cijfers in statistieken en andere ambtelijke mededelingen bij vergelijking in onderling verband allerlei inconsequenties vertonen, welke veel te raden geven. | |
De Duitse Democratische RepubliekCentraal in de Duitse Democratische Republiek - in het Duitse krantenjargon de d.d.r. genoemd - staat de poging om de jeugd voor de nieuwe leer te winnen. Waar ouderen zich nog aan het Westen gebonden voelen en zelfs grote groepen ‘proletarische’ industrie-arbeiders de communistische propaganda afwijzen, hangt alles af van de ideologische vorming der jonge generatie. Daarvoor is dan ook een belangrijk gedeelte van het nationaal budget bestemd. Studieloon, meerderjarigheid en | |
[pagina 117]
| |
stemrecht met achttien jaar, promotiekansen op jeugdige leeftijd, extra vakantievoorrechten behoren tot de uiterlijke voordelen voor de gewilligen. Veel ingrijpender is de hervorming van opvoeding en onderwijs, die onder het toezicht van Russische adviseurs haar beslag heeft gekregen. Men begint bij de kinderen. Reeds de kleuterschool geeft een eerste inleiding tot de terminologie, die op de achtjarige lagere school de leerboekjes vult. Wie daarna naar de vierjarige middelbare school gaat, weet wat verlangd wordt. De onderwijswet van de d.d.r. zegt het duidelijk genoeg: ‘Bij het eindexamen moeten alle leerlingen ondervraagd worden op him sociaal-wetenschappelijke kennis en inzicht. Dit principe geldt voor alle vakken. Uit het examen moet afdoende blijken, dat de leerlingen in de geest van de grondwet en de wetten der d.d.r. tot ware democratie opgevoed zijn en tot echte humaniteit, tot vriendschap met alle volkeren, in het bijzonder met de Sovjetunie en tot strijders voor de vrede.’ Ten overvloede is een jeugdbeweging ingericht, die nagenoeg alle mogelijkheden van vrijetijdsbesteding monopoliseert ten bate van de gehoorzame leerlingen: voor de 6-14 jarigen de Junge Pioniere, voor de 14-26 jarigen de Freie Deutsche Jugend. Weerspannigen hebben geen recht op enige levensruimte; men sluit hen uit van sport en spel en andere vormen van ontspanning, welke het leven voor jonge mensen zo aantrekkelijk kunnen maken. Bij voorbaat verdacht blijven vooral degenen, die afkomstig zijn uit groepen van de bevolking waarvan wordt aangenomen, dat zij de regering niet gunstig gezind zijn. De wet schrijft voor, dat 60% van het totale aantal studenten uit arbeiders- en boerenkinderen moet bestaan. Zij ontvangen zonder uitzondering studietoelagen. Het is niet mogelijk universitair onderwijs te volgen zonder een voorafgaand onderzoek te hebben ondergaan naar de gezindheid, die een positief standpunt ten opzichte van de voorgeschreven geestelijke discipline waarschijnlijk maakt. Niet iedereen immers is vatbaar voor de hogere wijsheid van het dialectisch materialisme, vooral voor de magische variant daarvan, die het denken over de dingen in de natuur der dingen is gaan leggen. Voorkomende strubbelingen worden toegeschreven aan de nawerking van de kapitalistische geest, welke in een gebied met zoveel westerse tradities niet terstond kon worden uitgeroeid. De hoop blijft gevestigd | |
[pagina 118]
| |
op de jongste generatie, vooral op hen die middelbare en technische scholen bezoeken en zich opvallend actief tonen in hun jeugdverenigingen. Men weet echter, dat de lagere scholen de sleutelpositie in het gehele systeem blijven innemen. En dat iedere hervorming van een pedagogisch stelsel staat en valt met de aard en de samenstelling van het onderwijzend personeel. Reeds in 1955 bestond tweederde van het onderwijzerskorps uit ‘Neulehrer’, gerekruteerd uit bevolkingslagen van ideologisch betrouwbaarder soort dan de vroegere kleine middenstand. Alles zou als een bus sluiten, indien zich niet enkele voor de Oostduitse regering verontrustende verschijnselen voordeden zoals het hardnekkige verzet van de kerken, die, evenals in de nationaal-socialistische tijd, opkomen voor het goed recht van de opvoeding in het gezin. Ergernis geeft ook de onverflauwde belangstelling voor het Westen, waarmee het contact op allerlei manieren onderhouden blijft. Zijn het alleen de ouderen, die zich ideologisch onhandelbaar tonen? Hiertegen pleit, dat van de honderdduizenden vluchtelingen die de Westduitse grens overschreden, meer dan een kwart tot de jonge generatie behoorde.
Wegtrekkende jeugd. Het kan een schifting zijn, uit de scheiding der geesten voortvloeiend. Maar het is evengoed mogelijk er een symptoom van geduchte interne spanningen in te zien. Westelijke volken, die met de methoden van het nationaal-socialisme of het fascisme hebben kennisgemaakt en die zich nu weer een voorstelling trachten te vormen van de levensstijl achter het IJzeren Gordijn, zijn geneigd de kracht van dwangmethoden te overschatten. Men geeft zo gemakkelijk toe aan de gedachte, dat een Russische overheersing alle Europese staten tot randstaten zou degraderen en daarmee een eind zou maken aan de westerse cultuur. Met de bekende voorliefde voor historische analogieën is gewezen op de ondergang van het Westromeinse rijk, vernietigd door de invallen van barbaren. Valt uit dat bewogen stuk geschiedenis, waarin de overwonnen partij cultureel toonaangevend bleef, iets af te leiden voor het heden? Het lijkt me een gewaagde veronderstelling. Het huidige West-Europa staat sterker dan het Westromeinse rijk in zijn nadagen. Rusland zou het militair onder de voet kunnen lopen, doch daarna een weerbarstiger gebied te beheren krijgen dan de tegenwoordige randstaten. Hierbij gaat het niet om vage gissingen. Wij kunnen nagaan hoeveel | |
[pagina 119]
| |
trouwe aanhangers een communistisch regime in West-Europa, met inschakeling van alle inheemse partijgenoten, zou moeten tellen om organisatorisch voet aan de grond te krijgen. Vanzelfsprekend zou men met executies en concentratiekampen veel tegenstand kunnen breken, maar nooit in voldoende mate om ieder tegenspel te verlammen. De in de tegenwoordige Russische randstaten waargenomen tegenstand zou in honderdvoudige herhaling en in onvergelijkbaar grotere intensiteit aan alle kanten opdoemen, het westerse christendom zich in martelaarschap hervinden. Heeft het zin om op zulke mogelijkheden vooruit te lopen? Stellig, indien men bedenkt dat hierin misschien het enige alternatief ligt tegenover de radicale vernietiging van het Westen in een atoomoorlog. Het ‘liever dood dan rood’ klinkt heroïsch, doch kan in wezen defaitistischer zijn dan het vertrouwen op de geestelijke weerstandskracht van een verenigd West-Europa. | |
De grote leugenRusland meent een krans van randstaten nodig te hebben. Het eist van zijn buren niet alleen gehoorzaamheid, maar ook politieke betrouwbaarheid. Om deze betrouwbaarheid te demonstreren, moet iedere volksdemocratie zich van de woorden en leuzen bedienen, die de heren in Moskou voorschrijven. Het gaat hierbij niet alleen om de taal der onderworpenheid, doch ook om de dubbelzinnigheid van alle termen, die in dit vertoon van afhankelijkheid en aanhankelijkheid dienst doen om de suggestie van saamhorigheid te versterken. Was het Duitse nationaal-socialisme ver gevorderd in de ‘dubbeldunk’, welke Orwell op even geestige als navrante manier beschreef in zijn ‘1984’, het Russische communisme dreef de virtuositeit op dit gebied ten top. Had het aan zijn macht niet voldoende? Kon het niet volstaan met geweld te regeren? Blijkbaar hebben ideeën nog steeds een eigen realiteit, desnoods tot louter ideologische versiering van zakelijke afhankelijkheidsverhoudingen. Satellietstaten moesten zich als bondgenoten of vrienden voordoen. Het lag geheel in de lijn van het communisme om iedere weerstand tegen het door Rusland geïnspireerde propaganda-apparaat als een heulen met buitenlandse machten op te vatten. Kritiek werd gelijkgesteld met verraad. En waar men iedere kritiek het zwijgen | |
[pagina 120]
| |
oplegt, krijgt de ‘dubbeldunk’ zijn kans. De leugen begint dan welig te tieren. Centraal in de grote leugen staat de fictie, dat men ‘trouw’ is aan Rusland als ‘beschermer’ van de ‘vrijheid’. Dit heeft men in alle randstaten ervaren, het smartelijkst in Polen en Hongarije. Wéér werd duidelijk hoeveel gemakkelijker het is een militaire dictatuur te verdragen dan zich te schikken in het gehele politieke systeem van dubbelzinnigheden, waarmee ieder propaganda-apparaat werkt in zijn pretentie eeuwige waarheden te verkondigen. Al gauw wisten de Russische overheersers, dat zij rekening dienden te houden met drie haarden van verzet: de arbeiders, de intellectuelen en de jeugd. Dit waren de drie groeperingen, die in Hongarije begin november 1956 bewezen, dat een ‘volksdemocratie’ niet voor volksopstanden gevrijwaard blijft. Het verzet van de jeugd kon aan misleiding en overmoed worden toegeschreven, de intellectuelen hadden reeds een slechte reputatie in het oog der ideologisch-zuiveren. Maar de arbeiders, in het bijzonder de gewapende arbeiders, bereid om hun vrijheid op de barricaden te verdedigen? Er bestaat geen zwakker punt in de Russische ideologie dan de angst voor het eigenmachtig optreden van arbeiders- en soldatenraden - ‘sovjets’ -. De groepen, die in de revolutie van 1917 de kastanjes uit het vuur haalden, werden spoedig ingelijfd in de machtige partij- en legerbureaucratieën, die de gecentraliseerde staat nodig had om tot maximale krachtsontplooiing te komen. De Russen hebben niets nagelaten om de bewegingsvrijheid der arbeiders in de volksdemocratieën te beperken. De officiële theorie luidde, dat de randstaten door vertegenwoordigers van de arbeidende klasse werden geleid. De praktijk leerde, dat de levensstandaard laag bleef ten gevolge van de zware eisen, die Rusland stelde. Voorts dat vrijwel geen rekening werd gehouden met nationale gevoelens. Naarmate het verzet voortwoekerde, begon Rusland zwaarder accent te leggen op de fictie, dat de Poolse en Hongaarse arbeiders door reactionaire elementen of buitenlandse agenten werden opgehitst: de grote leugen van de Russische propaganda luidde, dat de Hongaarse opstand in het najaar van 1956 geen volksopstand was. De wereldhistorische betekenis van de gebeurtenissen in oktober en september 1956 lag echter vooral in het feit, dat in Rusland zelf, in alle door Rusland beheerste gebieden en te midden van alle communistische groeperingen in het Westen, de ogen geopend | |
[pagina 121]
| |
werden voor de grenzen van de politieke leugen. Er is geen zwaarder nederlaag denkbaar voor een dictatuur. Het kleine Hongarije knotte de ideologische aanvalskracht van zijn machtig buurland. Men liet het in de steek, men moest het misschien in de steek laten, maar het was duidelijk, dat de Hongaarse opstandelingen in hun ondergang een beslissende overwinning hadden behaald. Zo werd deze tragedie ook overal begrepen, behalve door de Russische politici, verstrikt als zij waren in hun eigen spraakverwarring. Kennan schreef over ‘een vreemde corruptie van de communistische denkwijze, waardoor deze niet meer in staat is scherp onderscheid te maken tussen feit en fictie in ook maar een enkel domein van ervaring’Ga naar voetnoot1. In welke mate een absurde woordkeus hardnekkig kan worden volgehouden, demonstreerde Chroesjtsjow bij een bezoek aan Boedapest, begin april 1958. Hij verklaarde in een toespraak, gericht tot 20.000 Hongaarse metaalbewerkers: ‘Ge moet niet denken, dat ge u opnieuw op de hulp van Rusland kunt verlaten als er weer een contra-revolutie mocht komen - ge moet uzelf helpen’. De beschermer dreigt, dat hij zijn beschermende hand niet opnieuw zal uitstrekken over de massa's, welke nog niet bekomen zijn van de schrik der vorige bescherming. | |
Veelzijdige oppositieChroesjtsjow kon in april 1958 de getemde Hongaarse arbeiders toespreken. Jammer, dat geen Russisch staatsman in de jaren vóór de opstand ooit woorden heeft kunnen vinden om de Hongaarse jeugd en de intellectuelen ervan te overtuigen, dat de randstaat-situatie andere perspectieven bood dan die van slaafse navolging. Bij het plan in Boedapest een ondergronds spoorwegnet aan te leggen, wist men niet beter te doen dan op een getrouwe kopie van de Moskouse ondergrondse aan te sturen. Daarbij werd zó weinig rekening gehouden met de bodemgesteldheid, dat het plan op een mislukking uitliep. De werkzaamheden werden gestaakt na een verspilling van miljoenen guldens. Wat bleef, was een geheel andere ondergrondse: de stille oppositie van steeds talrijker wordende groepen, die zich niet langer in de Russische overheersing wilden schikken. Veel verder dan de soms wat opportunis- | |
[pagina 122]
| |
tische ontevredenheid van de arbeiders, ging het principieel verzet van een aantal schrijvers, die voor het goed recht van de geestelijke vrijheid opkwamen. Het merkwaardigst echter was toenemende weerbarstigheid van de Hongaarse jeugd. ‘De jeugd heeft een zesde zintuig voor alles wat bedrog is’, schreef een Hongaarse uitgewekene. De communistische theorie, dat de opvoeding van de jeugd de beslissende factor is voor de opbouw van een nieuwe samenleving, is ongetwijfeld juist. Maar dan zal toch werkelijk van opvoeding sprake moeten zijn en niet van een dressuur vol innerlijke tegenstrijdigheden. In de westerse liberale sfeer, waarin ternauwernood sprake is van een opvoedingssysteem, moet men wel de nodige speelruimte laten voor de eigen meningsvorming van de leerlingen. Discussies en tegenspraak worden er als pedagogische hulpmiddelen gewaardeerd. Het communisme daarentegen pretendeert waarheid te geven, die boven iedere kritiek verheven is. Zelfs als de praktijk afwijkt van de leerstellingen. Men kan niet voorkomen, dat intelligente jonge mensen de logische geslotenheid van het him opgedrongen stelsel in twijfel trekken. Evenmin, dat zij abstracte formuleringen toetsen aan waarneembare werkelijkheid. Voor de randstaten doen zich hierbij meer problemen voor dan in Rusland, waar het communisme een ander verleden heeft dan in de volksdemocratieën. In de satellietgebieden bijvoorbeeld is het uiterst moeilijk de jeugd te doen geloven, dat het begrip imperialisme uitsluitend de uitbuitingsdrang van de westerse mogendheden aanduidt. Alles wat men de kapitalistische landen toeschrijft, blijkt ook voor Rusland te gelden. De overeenkomst mag echter niet worden geconstateerd. Daarmee sluipt de leugen binnen: het Trojaanse paard, dat een geheel onderwijssysteem op losse schroeven kan zetten. Zelfs de verheerlijking van de proletarische revolutie, met uitbeelding van de straatgevechten van 1917 in film of boek, kan gemakkelijk leiden tot ombuiging van de spits in verkeerde richting. Taferelen, die in oktober 1956 te Boedapest het straatbeeld beheersten, deden aan Leningrad in de oktoberdagen van 1917 denken. Geen wonder, dat de Russische heersers deze blik in de historische spiegel niet konden verdragen. | |
[pagina 123]
| |
Boedapest, oktober 1956Het opvlammend verzet, dat Boedapest begin oktober tot het centrum van de vrijheidsbeweging maakte, vertoont in zijn onberekenbare gewelddadigheid eveneens overeenstemming met de gebeurtenissen te Parijs in de zomer van 1789. Zelfs symboliek à la Bastille ontbrak niet. Een van de eerste daden van de te hoop gelopen opstandelingen was het omverhalen van het grote standbeeld van Stalin. Het uit brons van geroofde kerkklokken gegoten beeld werd naar het centrum van de stad getrokken, omstuwd door een menigte, die het beeld wilde slopen om kleine stukjes metaal als souvenirs in handen te krijgen. Geleidelijk maakte zich van de massa het optimisme meester, dat zo kenmerkend is voor het gevoel van ontspanning na een paar successen. De Russen, die ijlings tankformaties naar de stad zonden, wekten de indruk tot onderhandelen bereid te zijn. Ze wilden eerst ‘de orde herstellen’, maar ontmoetten meer verzet dan zij hadden voorzien. Dreigementen en beloften wisselden elkander af. Totdat de 4de november de divisies oprukten, die aan alle Hongaarse illusies een einde maakten. Het Westen, verlamd door eigen falen in de Suezkanaal-kwestie - waarin de Frans-Engelse ‘strafexpeditie’ naar 19de-eeuws model op een nutteloze schijnvertoning uitliep - liet verstek gaan. Men durfde geen nieuwe wereldoorlog riskeren, temeer omdat de Verenigde Staten zich met kracht tegen Eden's politiek keerden. Zo moesten de Hongaren, aan hun lot overgelaten, het hoofd buigen. Zij hadden echter bewezen hoe onhandelbaar randstaten kunnen worden, wanneer de politieke en propagandistische duimschroeven te vast worden aangedraaid. De Russen konden er de lering uit trekken, dat erkende bondgenoten wolven in schaapsvachten kunnen zijn. | |
Pools tussenspelEen stuk randstaatfilosofie ook in Polen. Alle pogingen om dit land met de Sovjetunie gelijk te schakelen, bleken dikwijls op onvermoede tegenstand te stuiten. Van welke aard het verzet was, van de opstandige houding der industrie-arbeiders van Poznan tot de politieke oppositie van Gomoelka en zijn medestanders, is zonder een zorgvuldige sociologische analyse van het naoorlogse Polen niet te omschrijven. | |
[pagina 124]
| |
Evenals in Hongarije deed men in Polen de ervaring op, dat georganiseerde arbeiders gemakkelijk tot massale demonstraties komen. Voorts dat de jeugd in veel mindere mate voor propagandistische beïnvloeding zwicht dan de communistische pedagogie wil doen geloven. In dit opzicht vertoonde ze overeenstemming met de ‘intelligentsia’, die vanouds eigen wegen zoekt. De Poolse arbeidersklasse werd de laatste jaren voortdurend aangevuld met kleine boeren en middenstanders, die in de uitbreiding van de groot-industrie meedreven. Of het aan dit ‘nieuwe bloed’ dan wel aan andere oorzaken moet worden toegeschreven, zeker is, dat het klassebewustzijn van de arbeiders de bedrijfsdemocratische kant is uitgegaan van een groeiend vertrouwen in de ondernemersraden en een afhemende belangstelling voor gecentraliseerde planeconomie. Veranderingen onderging ook de ‘intelligentsia’, die vroeger duidelijk een middenstandskarakter droeg, maar vooral na 1945 uit alle lagen van de bevolking werd aangevuld. Uitbreiding en democratisering van het onderwijs leidde tot verbreding van de groep der intellectuelen, waarvan slechts een gedeelte tot de ‘intelligentsia’ in de meer beperkte zin van het woord behoort. De verschillende herkomst van de Poolse intelligentsia leidde tot gevarieerde opvattingen over de nationale koersbepaling. Sommigen meenden, dat Polen zich zo nauw mogelijk bij Rusland moest aansluiten, anderen - vooral de ouderen - bleven westers georiënteerd. Hun controverse vond weerklank tot in groeperingen van jonge scholieren. Het blijft voor ons verborgen hoe een samenspel kon ontstaan tussen arbeiders, jeugdleiders en intellectuelen, hoe de ideologische oppositie tegen de communistische partij vorderingen maakte en hoe ten slotte één man naar voren trad als woordvoerder van het nationaal verzet: Gomoelka. De Russen aarzelden om van Warschau een tweede Boedapest te maken. Zij trachtten Gomoelka te intimideren, maar bemerkten al gauw in hem een tegenstander te hebben gevonden, die wist wat hij kon wagen. Zonder Hongarije zou Gomoelka in oktober 1956 bij de onderhandelingen met Rusland zijn doel niet hebben bereikt. De Poolse ‘lente in oktober’ bracht het volk in een ongemotiveerde voorjaarsstemming, die Gomoelka dwong zijn landgenoten ernstig te vermanen om geen onberaden stappen te doen. In het gunstigste geval zou Polen een soort Joego-Slavië kunnen worden en Gomoelka een soort Tito. Een randstaat met enige bewegingsvrijheid en meer niet. Intussen | |
[pagina 125]
| |
liet de jeugd een veel radicaler geluid horen. ‘Pro Prostu’, het blad van de jonge Poolse intellectuelen, zag zijn oplage in het najaar 1956 stijgen van 10.000 tot 150.000 exemplaren. Het elan is alweer getemperd. Men weet dat men van het Westen weinig te verwachten heeft. Tegelijkertijd is men ervan overtuigd, dat Rusland dezelfde revolutionaire gisting zal doormaken, die het leven in de randstaten een ander aanzien gaf. Het ‘Poolse tussenspel’ blijft voorlopig een fase tussen de voormalige onderworpenheid en een onbevangen benadering van een reeks nationale problemen. De randstaatsituatie blijkt een tweezijdige relatie te kunnen worden. | |
Rusland als schrikbeeldDe algemeen verbreide neiging om in eenvoudige formules te denken en de werkelijkheid tot enkele cliché's te herleiden, wordt sterker naarmate sentimenten van wantrouwen of haat in het geding komen. Zo is Rusland voor hele volken een schrikbeeld geworden: het stilstaande beeld, dat door de toverlantaren van de koude oorlog op de vlakke wand van onze vooroordelen wordt geprojecteerd. Een spookachtige fantasie vol van monsters, zoals zij in sprookjesboeken opdoemen, boeiend in hun afzichtelijkheid. Op dezelfde manier laat de Russische regering voor intern gebruik het propaganda-apparaat op volle toeren draaien om de bevolking een mistekend beeld van het ‘westerse kapitalisme’ in te prenten. De beperktheid van de menselijke geest is doorgaans niet aan politieke grenzen gebonden. Over en weer meent men het monopolie van het juiste inzicht te bezitten. Slechts de kanalen der opinievorming verschillen. Het blijft niet bij eenzijdigheid in de openbare mening. Op vrijwel ieder gebied vindt men de tekortkomingen van de westerse cultuur in Rusland terug, zoals de gebreken van de Russische samenleving hun tegenhangers vinden in leemten van het westerse sociale bestel. Hoe zou het anders kunnen? Is het Russisch communisme - zoals Toynbee terecht heeft betoogd - geen uitloper van het westerse materialisme: een ‘ketterse’ zijtak van het aan de Europese geest ontsproten, overwegend technocratisch gerichte, vooruitgangsoptimisme? Doorgaans krijgt het IJzeren Gordijn de schuld van de heersende vervreemding. Maar liggen de aanhechtingspunten van dit gordijn niet over | |
[pagina 126]
| |
en weer in het niet willen weten en in alle andere remmingen, die tot de zojuist genoemde voorliefde voor cliché's voeren? Het gevaar van negatief gerichte vooroordelen, door politieke tegenstanders tegen elkander uitgespeeld, is duidelijk. Vooral indien men elkaars schrikbeeld hanteert om de dreigende houding van een onbetrouwbare tegenstander tot een dagelijkse stimulans te maken voor voortgezette militaire krachtsinspanning. De weg tot de ‘paraatheid’. Men weet precies te vertellen hoe paraat men wel is. Minder exact zijn de gegevens - voor het geval, dat men deze zou willen verzamelen - over de nerveuze spanningen, die uit de jacht naar paraatheid voortvloeien. De som van alle paraatheid, van alle dreigementen waarmee ieder zijn kracht wil bewijzen, van alle bijbehorende nervositeit en van alle propagandistische beïnvloeding van de publieke opinie noemt men de ‘koude oorlog’. Men meent in de onvermijdelijkheid hiervan te moeten berusten ‘om erger te voorkomen’. Het atoomwapen zou volgens deze theorie de vrede kunnen redden door bij voorbaat als afschrikwekkend middel te fungeren. Daarbij gaat men dan van de veronderstelling uit, dat de opgeroepen gevoelens van angst en wantrouwen zelf geen explosieve vormen aannemen. De afschrikkingstheorie berust immers in laatste instantie op vertrouwen in het redelijkheidsmotief. De fabricage van moderne vernietigingswapens hield in Rusland gelijke tred met merkwaardig traditionele vormen van communistische propaganda. De nieuwste techniek in combinatie met tot de draad versleten propagandaleuzen. De ideologische aanvalswapens van de Sovjets faalden dan ook ten enenmale in de kapitalistisch overrijpe landen, die volgens de marxistische theorie het eerst in aanmerking kwamen voor communistische revoluties. Er bleek iets te zijn, dat in het Westen burgers en arbeiders verbond: hun gemeenschappelijke afkomst uit een christelijke cultuur, die zelfs in haar meest geseculariseerde vormen een maatstaf had behouden om het moreel aanvaardbare van het onaanvaardbare te kunnen onderscheiden. Weliswaar beriepen de Russen zich op hun ideaal: de klassenloze maatschappij, doch de praktijk bewees waar men terechtkomt als men alle moraal wil doen opgaan in een sociaal nuttigheids- of rechtvaardigheidsbeginsel. De vraag is slechts in hoeverre het Russische volk zelf met de aftandse ideologie van het marxisme genoegen kan blijven nemen. De dictatuur heeft steeds de kracht van de spontane culturele scheppingsdrang onder- | |
[pagina 127]
| |
schat. Met het organiseren van de opleiding voor velerlei technische beroepen en met de verdere uitbouw van de natuurwetenschappelijke research kan men niet alle drang naar geestelijke vernieuwing ondervangen. Rusland is in beweging, óók in de diepte. Wat er echter werkelijk verandert, is niet zichtbaar in de starre vormen en de schelle kleuren van het door ons geprojecteerde schrikbeeld. | |
Een veranderende maatschappijWij laten het gebrek aan perspectief in de westerse visie op Rusland voorlopig buiten beschouwing. Hoofdzaak is de toestand in Rusland zelf: de toenemende tegenstelling tussen de officiële ideologie en de werkelijkheid van het historisch gebeuren. Het marxisme is dynamisch in zijn visie op technisch-economische vooruitgang, statisch in zijn overtuiging, dat een geslaagde revolutie eer eind maakt aan de klassenstrijd. Marx meende economisch te kunnen bewijzen, dat het kapitalisme zichzelf zou uithollen en daarmee zijn ondergang tegemoet ging. Daarna zou de klassenloze maatschappij komen, met een minimum aan economische en sociologische problematiek. Het eindpunt der moderne geschiedenis in zekere zin. De werkelijkheid bleek allerminst met deze voorstelling van zaken te kloppen. Rusland is ook na 1917 in beweging gebleven. Wat eerst als ‘overgangstijd’ werd beschreven, bleek een complex van ver-uiteenlopende tendenties te zijn. Nieuwe klassentegenstellingen leidden tot nieuwe politieke conflicten. Het was duidelijk, dat men in de vele zuiveringsprocessen indices voor sterke sociale spanningen mocht zien. In dit opzicht kon iedere waarnemer, ook de westelijke, er zeker van zijn dat Marx niet ten onrechte had geschreven: ‘er is nooit een politieke beweging, die niet tegelijkertijd een sociaal karakter draagt’. Wat er achter de façade van de technisch-economische ontwikkeling verandert, is een vraag voor ieder die niet bij voorbaat genoegen neemt met het geijkte schrikbeeld, dat ons door een groot gedeelte van de westerse pers voor ogen wordt gehouden. Reeds jaren geleden schreef Fritz Lieb zijn meesterlijke studie ‘Rusland unterwegs’, Rusland is op weg gebleven, in geheel andere zin dan men meestal denkt. Het is immers geen uitzondering dat de westerse tegenstanders van het historisch materialisme | |
[pagina 128]
| |
zelf ten enenmale blind blijken voor de diepere geestelijke krachten, die iedere samenleving, ook de Russische, in beweging houden. ‘Iedere idee is tegelijk kiem van een groeiende werkelijkheid en ontkenning van een gegroeide werkelijkheid’Ga naar voetnoot1. Niet in de materiële ‘onderbouw’ maar in de geest zelf schuilt de kracht een bestaande sociale orde - ook een zo goed gedisciplineerde als de Russische - te doorbreken. Indien dit niet zo was, zou het visioen van Orwell's boek ‘1984’ werkelijkheid kunnen worden. De realiteit is anders. De geest kan nooit tussen de molensteen van bruut geweld of geforceerde organisatie volledig worden fijngewreven. Hij is op de duur altijd sterker gebleken dan de materie. Het rechtlijnige Russische communisme heeft geen rekening willen houden met het ‘schisma in de ziel’, dat ontstond door het pogen de overgang naar Amerikaanse techniek te verenigen met de geestelijke diepgang van het Russische volksleven - Toynbee -. Men ervoer dat het staatssocialisme, dat een einde moest maken aan alle uitbuiting, de arbeider toch niet zoveel ‘vrijheid’ gaf als men had verwacht. Marx had de ‘Entfremdung’, de vervreemding van de mens in het produktieproces, gezien als een der gevolgen van het kapitalistisch produktiesysteem. Na de revolutie kon men hopen op de ‘Kooperation freier Arbeiter’. De loodzware bureaucratie der vijfjarenplannen maakte echter een einde aan vele illusies. De ‘vervreemding’ van de mens te midden van het indrukwekkend produktie-apparaat nam eer toe dan af. Cijfers, die technisch-economische groei moeten illustreren, beroeren zelden het hart. Zelfs de beloofde verhoging van de levensstandaard maakt niet meer de gewenste indruk. Men is tot het inzicht gekomen, ‘dat de belangrijkste problemen van het moderne leven beginnen na het bereiken van materiële overvloed’ - Kennan -. Voor de Amerikanen bleef - aldus Kennan - deze waarheid verborgen zolang zij, naar het voorbeeld van de symbool-spitsburger Babbitt, hun kleinburgerlijk materialisme aanhingen. Kennan meent, dat de Russen van thans Babbitt-achtiger zijn dan de Amerikanen van gisteren. Mocht dit zo zijn, dan is het begrijpelijk waarom de huidige Russische samenleving tekenen van oppositie vertoont tegen de overschatting van techniek en welvaart. In de door Marx voorspelde samenwerking van ‘vrije’ arbeiders kan de vrijheid niet langer uitsluitend gezien worden als | |
[pagina 129]
| |
verwerping van kapitalistische uitbuiting. Het blijkt onmogelijk te zijn een vrijheidsideaal te schetsen zonder de vrijheid in haar geestelijke dimensies te benaderen. De groep, die dit voor het tegenwoordige Rusland revolutionaire geluid doet horen, is de ‘intelligentsia’, de voorhoede der intellectuelen, die zich het recht voorbehoudt in filosofische relativering voor vrije meningsuiting op te komen. Op grond van dezelfde dialectische wetmatigheid als voorheen, vragen de nakomelingen van de ‘intelligentsia’ waaruit de vroegere communistische leiders voortkwamen, zich thans af waaraan de verstarring van het dictatoriaal geleide communisme moet worden toegeschreven. Zij weten wat in het technisch-economische vlak op korte termijn onder hoge druk kan worden bereikt. Zij betwijfelen echter of hiermee op lange termijn beschouwd geen culturele roofbouw wordt gepleegd, die ten slotte de veerkracht van de Sovjetsamenleving zal doen afnemen. Laten wij niet vergeten, dat ook de westerse volken hun ‘intelligentsia's’ hebben: de vrij zwakke groeperingen der ‘frei-schwebende Intelligenz’ - Mannheim - die niet de pressie aanvaarden van de officieel gepropageerde waarheden, die ook iedere democratie er op na houdt - niet te verwarren met de beginselen der democratie -. Aan weerskanten van het IJzeren Gordijn bestaat een verlangen iets te riskeren om tot beter wederzijds begrip te komen. Tot welke grens? Dit is een vraag, die niet alleen met politiek inzicht, geloof of wereldbeschouwing verband houdt, doch in menig opzicht op generatietegenstellingen teruggaat. | |
Drie generatiesMeermalen heeft men getracht generatieverschillen in het geding te brengen om tot een bevredigende historische periodisering te kunnen komen. Bijzonder verhelderend waren deze pogingen zelden. Voor het narevolutionaire Rusland echter kan de methode in geen geval worden gemist, omdat men er zo duidelijk drie opeenvolgende generaties kan onderscheiden. Een groot prestige geniet de slinkende groep veteranen uit de revolutiejaren 1917-18. De meeste vertegenwoordigers van het heldentijdperk zijn echter reeds overleden - niet altijd op de normale manier -. Na de dood van Stalin kwam de macht in handen van de middengroep, die in het tijdperk van de vijfjarenplannen in hoofdzaak organisatorische functies | |
[pagina 130]
| |
kreeg op grond van industriële, partijpolitieke of militaire ervaring. Mannen van middelbare leeftijd, opgevoed in de leer, doorkneed in de traditionele machtspolitiek, hard voor zichzelf en anderen. Hoe staat het echter met de jongste generatie, waarvan het grootste gedeelte nog in opleiding is of nog maar kort geleden zijn weg in het beroepsleven heeft gevonden? Dit zijn degenen, die de revolutie nog slechts van horen-zeggen of uit verplichte schoollectuur kennen. Langzamerhand alle propaganda beu geworden, veroorloven zij zich in intieme kring steeds meer kritiek op de huidige machthebbers. Hun heimelijke belangstelling voor de culturele tradities van het Westen, voor het geloof zelfs, dat zo lang systematisch in diskrediet werd gebracht, manifesteert zich nog onduidelijk. In West-Europa is men echter geneigd de kracht van deze culturele oppositie te onderschatten. Zij past ook geheel niet in het bekende spookbeeld, dat Rusland als een statisch tableau van alle mogelijk kwaad weergeeft. Toch zullen deze ‘jongeren’ over twintig, dertig jaren als mannen en vrouwen van middelbare leeftijd vele sleutelposities in het maatschappelijk bestel hebben bezet. Welke invloed him houding zal uitoefenen op de tot dusver zo dogmatische Russische politiek, laat zich slechts gissen. Voor de interne historische beweging van het huidige Rusland is tijd nodig. Intussen gaat de koude oorlog door, met toenemende kansen op ontsporingen. Het behoort tot de paradoxen van onze dagen, dat waaghalzerij op dun ijs, het zien hoe ver men gaan kan, tegenwoordig vooral door ouderen wordt beoefend. Onder het oog van hoofdschuddende jongeren aan de kant, zetten zij overal hun riskant bedrijf voort onder het motto ‘de anderen - hun leeftijdgenoten - doen het ook’. | |
Niet bij brood alleen...Zo luidt de titel van Doedintsev's roman, die na de dood van Stalin de sfeer hielp zuiveren door een thema aan de orde te stellen, dat in de donkerste dagen van de dictatuur beslist niet kon worden besproken: de rechten van de individu, en speciaal van de creatieve mens, te midden van de collectiviteit met haar machtige organisaties. Het boek sloeg in. Het ontketende discussies, waarin blijkbaar verdrongen gevoelens aan de dag kwamen. De geest van de lezers moet boven de schrijftafel van de auteur hebben gezweefd: hij wist wat hij te | |
[pagina 131]
| |
zeggen had en wat men horen wilde. Niet dat Doedintsev scherp geformuleerde stellingen wilde spuien. Hij wenste slechts duidelijk te maken, dat er geen enkele samenleving denkbaar is zonder individualisme. Evenmin sociale vooruitgang zonder idealisme, zelfs in vormen, die de perken van de geldende ideologie te buiten gaan. De schrijver was voorzichtig. Zijn ‘niet bij brood alleen...’ raakt niet de diepere zin van de bijbeltekst waaraan hij de titel ontleende. Het was veiliger om alle religieuze vragen buiten beschouwing te laten, omdat het al riskant genoeg leek over de rechten van de enkeling tegenover de collectiviteit te schrijven. Met opzet werd hiertoe een uitvinder tot hoofdpersoon verheven: een origineel, strijdbaar man, die jarenlang tevergeefs tegen de bureaucratie optornt. Lopatkin, de held van de roman, is een idealist wiens communistische beginselvastheid niet mag worden betwijfeld. Hij heeft een machine uitgevonden om buizen te gieten. Zijn uitvinding bedreigt het succes van een centraal instituut voor technisch-wetenschappelijk onderzoek, waar een bekend hoogleraar met de constructie van een soortgelijke machine bezig is. Machtige functionarissen staan Lopatkin in de weg en slagen er zelfs in hem in staat van beschuldiging te stellen door hem van misbruik van staatsgeheimen te betichten. Maar de uitvinder, gesteund door de vrouw van een van zijn hooggeplaatste tegenstanders, Drozdov, weet ten slotte zijn doel te bereiken. Na allerlei wederwaardigheden vindt hij de medewerking, die hem zo lang onthouden bleef. Wij nemen een wat onbeholpen geschreven liefdesgeschiedenis op de koop toe. Het boek kan als roman met in de schaduw staan bij de meesterwerken, die de Russische literatuur in de vorige eeuw voortbracht. Het valt binnen de perken van het ‘socialistisch realisme’, dat ook de communistische schilderkunst bleef beheersen. Maar het heeft tenminste de verdienste, dat het een voor Rusland vitaal probleem aan de orde stelt: het gevaar van een alles-overwoekerende bureaucratie, die niet voor machtsmisbruik terugdeinst. In zekere zin mag het als een manifest van de jongere generatie worden opgevat. Interessant is het om te lezen hoe in alle dialogen het gangbare spraakgebruik, dat wil zeggen de voorgeschreven terminologie, werd gevolgd. Waar fouten worden gesignaleerd, zijn deze overblijfsels van het vroegere kapitalisme, dat blijkbaar nog niet geheel heeft uitgediend. Maar behoort iedere vorm van individualisme tot dat gesmade verleden? | |
[pagina 132]
| |
De schrijver legt de bureaucraat Drozdov deze woorden in de mond: ‘Als ik een schrijver was, kameraad Lopatkin, zou ik een roman over je schrijven. Want jij bent werkelijk een heel tragische figuur... Jij bent de verpersoonlijking van een geheel tijdperk, dat onherroepelijk in het verleden is ondergegaan. Jij bent een held, maar ook een enkeling’Ga naar voetnoot1. Drozdov verwijt dan de uitvinder Lopatkin, dat deze zich vermeten durft op eigen initiatief naar de oplossing van technische vraagstukken te zoeken. De oplossing zal door centrale instanties worden gevonden. ‘En die oplossing zal dan beter zijn dan de jouwe, omdat collectieve onderzoekingen altijd leiden tot de snelste en beste oplossing van een probleem. Het collectief is genialer dan welk genie ook’ - blz. 179 -. Uit verschillende passages in Doedintsev's boek kan men afleiden, dat particulier initiatief in Rusland een rol speelt en werkelijk niet alleen in de hogere regionen van de uitvindersactiviteit, die hier een romanthema opleverde. In het klein: ‘Laten we bijvoorbeeld de leidekker nemen van ons woning-bestuur. Hij krijgt vierhonderd roebel, heeft vrouw en kind, maar hij gaat niet naar een fabriek omdat hij hier een zee van vrije tijd overhoudt. 's Ochtends maakt hij op de binnenplaats matrassen, en voor de zondagen heeft hij een privé-ondememing georganiseerd: samen met nog zo'n stel leidekkers als hij, bouwt hij dan garages voor autobezitters of schildert hij ze op. Een tijdje geleden heeft hij een televisieapparaat gekocht’ - blz. 266 -. Vandaag is het een leidekker, die eigen wegen zoekt. Morgen een uitvinder. Zullen kunstenaars en geleerden volgen? Staat het goed recht van de uitvinding, die de nationale economie ten goede komt zoveel zwakker dan dat van een nieuwe idee, welke de sovjetcultuur zou kunnen bevruchten? Het zijn slechts vragen. Maar geen vragen, die uitsluitend door ons in het Westen worden gesteld. Rusland zelf is in beweging en al vragende zal het in beweging blijven. | |
Schuld en boeteIn de strijd tegen de bourgeoismentaliteit, door de regering gedoodverfd als de geestelijke decadentie van een cultuur in verval, worden de Russische klassieken gewoonlijk ontzien omdat men hen ideologisch niet weet | |
[pagina 133]
| |
te plaatsen. Men tracht tot een dodencultus tot meerdere glorie van Rusland te komen, maar bespeurt telkens, dat de klassieken leven - en niet altijd ten voordele van het tegenwoordige regime. Het Russische volk heeft de grenzen tussen literatuur en leven nooit scherp weten te trekken. Romanhelden van Poesjkin, Tolstoj, Dostojewski en anderen zijn tot op de huidige dag onmisbare figuren gebleven. Nog staat in de binnenstad van Leningrad de woning waar Dostojewski, de auteur van Schuld en Boete, vele jaren woonde. Men zegt, dat het ook het huis was, waar de schrijver het evenbeeld van Raskolnikow tegen het lijf liep. In de onmiddellijke omgeving ervan herinnert alles aan details, die in de roman worden beschreven. Bij een vrij recent bezoek aan Leningrad en een aantal Dostojewski-gedenkplaatsen, merkte de journalist Alberto Moravia op hoe actueel het Raskolnikow-motief voor het Russische geestesleven is gebleven. Vernietiging van mensen, die in de weg staan; het uit de weg ruimen van hen, die men schadelijk of nutteloos noemt. Het thema leent zich er toe te worden uitgebreid tot de uitroeiing van parasitaire bevolkingsgroepen. Wettigt het volksbelang niet de overtreding van het gebod ‘ge zult niet doden’? Het gehele arsenaal van argumenten ten gunste van deze opvatting werd door Dostojewski bij monde van Raskolnikow uiteengezet. De man, die de oude woekeraarster uit de weg ruimde, had in menig opzicht gelijk. Toch bleek deze vorm van gelijk hebben - dit geldt ook voor het Russische volk - niet opgewassen tegen het volmaakt irrationele zondebesef, dat de gebeurtenissen een andere loop gaf. Het Evangelie blijkt telkens sterker te zijn dan administratieve maatregelen, militaire reglementen of politieke propaganda. Het Russische volk is au fond religieus genoeg gebleven om te beseffen, dat het element ‘schuld’ een eigen plaats heeft behouden in de dwangsituaties van veel gemotiveerd revolutionair handelen. Of het ooit nog eens zover komt, dat het ook het begrip ‘boete’ in christelijke zin kan aanvaarden, valt te betwijfelen. Wanneer dit het geval was, zou de revolutie niet een historisch eindpunt, maar een moreel begin geworden zijn: het begin waarop Dostojewski, na Raskolnikow's boetedoening, doelde in de slotwoorden van zijn roman: ‘Hier begint een nieuwe geschiedenis, de geschiedenis van een trapsgewijze vernieuwing van de mens, de geschiedenis van geleidelijke wedergeboorte, een trapsgewijze overgang van de ene wereld in een andere, een traps- | |
[pagina 134]
| |
gewijze vertrouwd geraken met een nieuwe volledig onbekende werkelijkheid.’ Woorden, die niet uitsluitend tot het eigen volk werden gericht. | |
Rusland tussen Oost en WestHet is interessant voorspellingen te herlezen, die in de eerste jaren na 1917 werden gedaan: de revolutie zou rechtstreeks naar de chaos leiden; na de dood van Lenin zou het land door burgeroorlogen worden geteisterd. Verkeerde voorspellingen raken snel in het vergeetboek. Ten onrechte, omdat het zo nuttig kan zijn zich rekenschap te geven van alle veronderstellingen, die een prognose hebben beheerst. Maar de Russen hebben bij hun beoordeling van het Westen ook de plank misgeslagen. De kapitalistische landen gingen niet in crises te gronde, de revolutie liet op zich wachten, het welvaartspeil van de arbeiders steeg. Aan weerskanten gaf men toe aan de verleiding van de schematiserende denktrant, die voor de huidige wereldpolitiek zoveel gevaarlijker is dan de onvermijdelijke misrekeningen, die geen regering bespaard blijven. Dictators slagen er soms in, een vastberadenheid te suggereren, welke niet met de werkelijkheid in overeenstemming is. Achter de op het eerste gezicht zo doelbewuste Russische buitenlandse politiek hebben van het begin af ernstige aarzelingen gestaan: twijfel aan de vraag of men vóór alles op de wereldrevolutie moest aansturen dan wel de opbouw van één grote socialistische staat zou kunnen voltooien, twijfel aan mogelijkheden de landbouw te nationaliseren, zorgen over centralisatie en decentralisatie in het bureaucratisch georganiseerd bestuursapparaat, onzekerheid over de machtsafbakening tussen partij en leger. Het zou een lange lijst worden als men bij de opsomming van deze problemen naar volledigheid streefde. Het Westen bleek te zwak om tot enig voor Rusland gevaarlijk tegenspel te komen. Het meende te kunnen volstaan met een anti-communistische gezindheid, alsof een anti-houding ooit enige indruk zou kunnen maken. Bij dit falen van de westerse ideologie kreeg Rusland vrij spel in alle gebieden, die op weg waren zich van Europese of Amerikaanse overheersing te emanciperen. Lokale conflictsituaties wakkerden aan tot wijd-verbreide opstandige bewegingen; het kolonialisme wankelde. Het verzwakte Europa moest toezien hoe het in twee invloedssferen, een Amerikaanse | |
[pagina 135]
| |
en een Russische werd opgedeeld. In de koude oorlog kreeg ieder zijn rol, maar de strijd om de wereldheerschappij werd voortaan in feite nog slechts gevoerd door de beide mogendheden, die als overwinnaars uit de Tweede Wereldoorlog te voorschijn kwamen: Rusland en de Verenigde Staten. Naarmate de Verenigde Staten zich bewust werden van de ideologische zwakte der westerse democratie in haar toepassing op ‘onderontwikkelde gebieden’, nam de neiging toe zich op militaire kracht te doen voorstaan. Totdat het Westen ook deze illusie werd ontnomen. Door het militaire machtsevenwicht kwam de gedachte van de ‘vreedzame coëxistentie’ naar voren. Ze wordt door de tegenstanders in beginsel aanvaard zonder als richtinggevend ideaal in de politiek te zijn opgenomen. Van westerse zijde toont men nog steeds een mate van wantrouwen, die alle perken te buiten gaat. De Russen bederven van hun kant veel door zo arrogant en dikwijls ook zo onbetrouwbaar op te treden, dat het bijna uitgesloten lijkt, dat men tot een vergelijk zal kunnen komen. Zij, die doorkneed zijn in het politieke loven en bieden, blijken, evenals hun militaire adviseurs, niet voldoende overtuigd van de meer-dimensionaliteit der internationale relaties. Daarbij komt een ontstellend gebrek aan grootmoedigheid, zoals weer eens bleek uit de terechtstelling van Nagy en andere Hongaarse vrijheidshelden. Het kader waarin onderhandelingen zich afspelen, kent naast de politieke en de militaire aspecten ideologische richtlijnen voor intern en voor buitenlands gebruik. Voorts een werkelijke concurrentie in de toepassing van zeer verschillende organisatiebeginselen. De nadruk, die de Russen op laatstgenoemde vreedzame wedijver leggen - waaraan het Westen trouwens weer militaire bijbedoelingen toeschrijft - maakte indruk op twee andere wereldmachten, welke voor de oplossing van hun binnenlandse moeilijkheden voor ieder bruikbaar voorstel vatbaar zijn: China en India. Na het fiasco van de communistische propaganda in het Westen heeft Rusland de draad opgevat, die het reeds gedurende het eerste vijfjarenplan begon te spinnen: de verwijzing naar de imposante resultaten van zijn technisch-economische krachtsinspanning, die de Russische bevolking op de duur een welvaartspeil kan geven, waarmee men zelfs de Amerikaanse levensstandaard hoopt te overtreffen. Op de duur... Voor Azië had het op korte termijn goede raad in petto voor de onmiddellijke doorvoering van | |
[pagina 136]
| |
een planeconomie, aangepast aan de behoeften van dichtbevolkte agrarische gebieden, in aanmerking komend voor snelle industrialisatie. | |
In eigen nettenDe marxistische visie op de verdere ontwikkeling van het kapitalisme, aangevuld met de leninistische revolutieleer, is de Russische buitenlandse politiek blijven beheersen. In afwachting van de voorspelde ineenstorting van de westerse wereld, moedigt men revolutionaire gisting aan waar deze zich voordoet: pogingen om, naar Russisch inzicht onvermijdelijke, processen te versnellen. Het marxisme schetst een economische ontwikkelingsgang zonder aandacht te schenken aan militaire problematiek. De mening luidde, dat moderne oorlogen imperialistische oorlogen waren tussen kapitalistische staten onderling of van kapitalistische bondgenootschappen tegen onafhankelijke communistische naties. Deze oorlogen zouden voorbijgaand zijn, overbodig wordend zodra de wereldrevolutie alle tegenstellingen van nationaal eigenbelang uit de weg zou hebben geruimd. Vraagt men zich af wat het hedendaagse Rusland voor Europa en voor het lot van de wereld betekent, dan bekruipt ons de vrees, dat het weinig positiefs te bieden heeft zolang de leiders van het sovjetrijk een in oorsprong 19de-eeuwse theorie blijven aanhangen. Ze zijn in de netten van hun denkbeelden verstrikt geraakt. Een tot wetenschappelijke waarheid verheven dogmatische redenering werd als richtsnoer voor het handelen aanvaard. De wetmatigheid van economische processen zou tot een wereldrevolutie leiden; Rusland moest gehoor geven aan zijn historische zending door daarbij als gangmaker op te treden. De wereldrevolutie was groot en Rusland haar profeet! Er vloeide een verdere onvermijdelijkheid uit voort: de intensiteit van het westerse wantrouwen en bijgevolg ook van westerse militaire paraatheid, die op haar beurt Rusland tot offensieve en defensieve paraatheid dwong. Bij de tegenwoordige stand van de techniek is de voorbereiding ten oorlog echter geen nevenverschijnsel meer van de door Marx beschreven economische ontwikkeling. Ze heeft een betekenis gekregen waaraan economische overwegingen als investering in kapitaalgoederen en regeling van het consumptieniveau ondergeschikt zijn gemaakt. Terwijl echter de economische ontwikkeling, marxistisch beschouwd, | |
[pagina 137]
| |
volkomen wetmatig verloopt, staat men in het bewapeningsprobleem voor beslissingen van andere aard: beslissingen, die in afweging van vele factoren moeten worden genomen. Van zo'n vrijheid van handelen kan echter geen sprake zijn als men in eigen netten gevangen blijft. Marxistische zekerheden, die gelegenheid boden tot economische koersbepaling, vallen weg bij het overwegen welk standpunt zal worden ingenomen in de internationale bewapeningswedloop. Het vertrouwen in de natuurlijke wetmatigheid, dat de marxistische denktrant kenmerkt, slaat in gevoelens van onzekerheid om, zodra men terreinen betreedt waarvoor deze wetmatigheid allerminst vaststaat. Betekent de atoombewapening de ‘natuurlijke’ en dus onvermijdelijke ondergang van hen, die de strijd om het bestaan tot wederzijdse vernietiging voortzetten? Zo niet, dan gaat het om beslissingen, die het economisch determinisme of het biologisch opgevatte streven naar zelfbehoud of machtsuitbreiding ver te boven gaan. Werkelijk te boven gaan, dat wil zeggen tot vragen voeren, die slechts in het verticalisme van een verantwoordelijkheidsethiek kunnen worden benaderd. Deze vrijheid van denken blijft voor de Russen onbereikbaar zolang zij op hun marxistische schema's vertrouwen. Wij zagen echter dat zich veranderingen voltrekken, vooral in het geestelijk vlak - waarin in wezen alle veranderingen beginnen. Een voorhoede van jonge Russische intellectuelen en kunstenaars kan niet langer berusten in de steeds groter wordende afstand tussen de verstarde 19de-eeuwse theorie en de beweeglijkheid van het leven in deze eeuw. Voor de doorbraak naar nieuwe denkbeelden is echter tijd nodig en tijd is in onze jaren vol spanning een slechts schaars toegemeten gave. |