[In stormachtig najaarsweer, October 1913]
In stormachtig najaarsweer, October 1913, laveerde de Nederlandse loodsboot ‘Coertsen’ moeizaam tussen de zandbanken van de Ooster-Schelde door. Het kon hier spoken, tussen Walcheren en Schouwen, waar Veerse vissersboten, met hun bruine zeilen, zeewaarts voeren alsof er geen gevaar dreigde. In de verte lagen de zware stompe torens van Veere en Zierikzee diagonaalsgewijze in de Scheldemond als twee trouwe wachters in het eilandengebied, dat in de tweede wereldoorlog een geheel ander soort stormen over zich zou zien heengaan.
De schipper van de Coertsen bespeurde dat hij bijna een lijk overvoer, een dobberend lichaam van een man, onherkenbaar, reeds in staat van ontbinding. Even aarzelde hij of men zou proberen het lijk aan boord te halen, maar hij liet het drijven. Het zou weldra zinken en zijn graf vinden in een der Scheldebanken; waar kon het beter liggen?
In de namiddag van de 29ste September 1913 had Rudolf Diesel zich te Antwerpen ingescheept op de ‘Dresden’ van de Great Eastern Railway. Men meende te weten, dat hij voor een zakenconferentie naar Engeland reisde. Bij het passeren van Vlissingen, tegen tien uur 's avonds, had men hem nog in druk gesprek met een zakenvriend op het dek heen en weer zien lopen. De volgende morgen vond men zijn hut leeg; het bed bleek onbeslapen. Diesel's hoed en overjas lagen op het achterschip, bij een railing.
Vermoedelijk dreven vloedstromen het lichaam naar de Zeeuwse kust, waar het waarschijnlijk door de loodsboot Coertsen werd gesignaleerd, weken later.
Waarom zou men zich in gissingen verdiepen? Diesel, in de moderne techniek een even grote figuur als James Watt gedurende de eerste industriële revolutie, had zich van het leven beroofd - dit