Steglitz, de laatste plaats in Duitsland waar men deze opbloei van jeugdromantiek had kunnen verwachten, was door Fischer's leidersgaven reeds in de eerste jaren der nieuwe eeuw een soort hoofdkwartier geworden voor ‘de beweging’. In de spontane vorming van jeugdgroepen kwam meer lijn toen aan het Wandern enige leiding werd gegeven door de oprichting van jeugdherbergen. De voorgeschreven kleding der trekkers, het ritueel der kampvuren, een eigen tijdschrift en de liederenbundel ‘Zupfgeigenhansl’ droegen verder bij tot de solidariteit van degenen die zich als pioniers van de jonge generatie beschouwden.
In de belevenis van het waarachtige gemeenschapsgevoel van ‘het verbond’ zouden de scharen alle burgerlijke conventie afwerpen en in het vrije buitenleven de discipline van kerk en gezin, school of werkplaats door trouw aan hun jeugdleiders vervangen.
De zomertochten strekten zich verder uit, de manifestaties van verbroedering rond de kampvuren in eenzame bergstreken werden talrijker en stormachtiger. Waarschuwingen en protesten van ‘burgerlijke’ zijde, suggesties omtrent zedelijke gevaren bleven niet uit. Olie op het vuur der opstandigheid! Met het socialisme sympathiseerde men als mogelijkheid voor een doorbraak naar een nieuwe levensstijl. Wat had men overigens te maken met politici en schoolmeesters, pastoors en predikanten, aestheten en philosofen - al die jammeraars van een decadente stadscultuur?
Men wilde vrij zijn, het primitivisme genieten: zwerven, kamperen, naakt zwemmen, bergklimmen. En de duizenden groeiden tot tienduizenden, tot honderdduizenden, zonder dat het iemand duidelijk was naar welke kant de schaal van deze ‘jeugdbeweging’ zou doorslaan.