Een onzer dagen
(1965)–Pieter Jan Bouman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 279]
| |
[pagina 281]
| |
In het Nansenhuis, internationaal studententrefpunt te Göttingen, is alles gereed voor de drukte van het komende semester. Nu bergt het 's avonds slechts enkele dozijnen bezoekers, buitenlanders meest, zich nog onwennig voelend in dit décor van vroeg-20ste-eeuwse luxe. Toch laat niemand zich intimideren door de onwezenlijke sfeer, die in zo'n huis vol eikenhouten lambrizeringen kan hangen. Er wordt gediscussieerd. Een Zweedse gasthoogleraar, drie studenten uit Iran, een jonge Duitse lector, mathematicus, voorts een viertal Duitse studenten waarvan de gesprekstoon op juridische en historische kennis duidt. Men zit om een ronde tafel. Asbakjes, een fles wijn, coca-cola... en een nummer van Der Spiegel. Het weekblad ligt opengeslagen bij een volle-pagina-advertentie, die in zware letters met het opschrift ‘Führer befehl - wir folgen’ een boek over de Hitlertijd aanprijst. ‘Das Dritte Reich’. Op aanvraag gratis een geïllustreerd prospectus. Abt. N 878 - Fackelverlag - 7 Stuttgart 1. Postfach 442. Foto's, facsimile's, korte biografieën, die, volgens deze aankondiging, een tijd oproepen ‘deren Augenzeugen und Akteure wir alle waren’. Het blijkt dat de Zweedse bezoeker, een man van middelbare leeftijd, het tijdschrift heeft meegebracht. Het gaat van hand tot hand. Daarna belandt het weer op tafel. De Duitse lector en zijn jeugdige landgenoten glimlachen enigszins verlegen. ‘Wij waren geen ooggetuigen en geen medespelers’, zegt een van hen. ‘Is zo'n boek dan voor ouderen geschreven?’ Vermoedelijk wel. En al die artikelen, die over Hitler verschijnen? De feuilletonbiografie in het weekblad Quick? Uit welke bronnen komt dit alles voort, welke motieven doen zovelen - ouderen vooral - naar dit soort lectuur grijpen? Eén van de Duitse studenten wordt spraakzamer. De gestelde vragen interesseren hem blijkbaar. Zijn theorie luidt dat vele ouderen gevoelens van schaamte afreageren. Het is hun aangenaam om vrijuit te spreken over een stuk onverwerkt verleden. Sommigen doen dit in negatieve zin, anderen in een heimelijk verlangen naar een tijd, die ze steeds als een grote tijd hebben beschouwd. Hoe oordeelt de Duitse jeugd? Ze oordeelt niet, ze verwondert zich | |
[pagina 282]
| |
slechts. Hoe te verklaren dat ouders en andere bloedverwanten, die zich als de redelijkheid zelve voordoen, eens, in het verleden, Hitler volgden? De vraag kan tot ware generatieconflicten leiden, vooral wanneer bij dit alles het mysterie van de Jodenvervolgingen in het geding komt. Voorlichting achteraf, of speculatie op sensatiezucht? Misschien blijven sommige ‘voorlichters’ een wissel trekken op niet-gekanaliseerde agressiviteit, zoals deze zich in iedere samenleving in ruime mate voordoet. Het is, wat veel jongeren betreft, een agressiviteit die door gevoelens van innerlijke onzekerheid wordt versterkt. Wat kan men anders verwachten waar een maatschappijbeeld en een geschiedbeeld ontbreken? Het gesprek wordt feller. De Duitse lector zegt, dat hij veertien was toen de oorlog ten einde liep. Hij ontving niet de vorming van de Hitlerjugend. Maar er was ook niemand, die hem inleidde in de waarden, die voor zijn vroeg overleden ouders golden. ‘Mijn tijdsperspectief is anders dan dat van hen, die volgens de advertentie ooggetuigen en medespelers waren. Ik kan slechts op puinhopen terugkijken. Bismarck en Wilhelm II zijn me even vreemd als Hitler. Ik haat het verleden. Het is duister en ongrijpbaar voor me. Het historische spreekt me niet aan. Mijn tijdsbeeld wordt door een uitzicht op de toekomst beheerst’. Is die toekomst dan zo duidelijk? Neen, doch zelfs in zijn onzekerheid niet zonder de glans van enige illusies. Een van de Duitse studenten werpt zich op als verdediger van de historie. De jongste van de Perzen valt hem bij. De Zweedse gasthoogleraar kiest de zijde van de lector. Een geschiedbeeld ten dienste van de jonge generatie? Hoe zou het de werkelijkheid kunnen omvatten van zo absurde gebeurtenissen als de vergassing van miljoenen Joden of de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki? Is er één maatstaf te vinden om zulke historische ‘feiten’ in een of ander zinvol verband te plaatsen? Neen, de historische tijd ligt in scherven. Wij staan voor een vergruisd beeld. Het schervenrapen kan doorgaan, schuldvragen blijven actueel. Ze zullen echter geen vacuum vullen, evenmin als de ‘informatie’ door boek of tijdschrift of door zeergeleerde leermeesters gegeven.
De herfsttrek van de beatniks is begonnen. Jonge zwervers die, met niet veel meer bagage dan een slaapzak, wat ondergoed en een tweede | |
[pagina 283]
| |
overhemd, Hastings en andere plaatsen aan Engelands Zuidkust verlaten. Op weg naar hun winterkwartieren in Londen, Manchester of Birmingham. Het verschil tussen een beatnik en een Teddy boy is, dat de beatnik zich een aristocraat voelt onder de rebellerende jongeren. Hij maakt deel uit van een kleine minderheidsgroepering - misschien niet meer dan 500 in heel Engeland - met een veel sterker saamhorigheidsgevoel dan de verspreide opgeschoten jongens van het slag waarvoor in alle landen namen zijn gevonden: Halbstarken, Lederjakken, blousons noirs. Neen, de beatnik behoort niet tot dat plebs. Hij is weliswaar straatarm, maar hij is niet zonder literaire belangstelling en beroemt er zich op een soort levensbeschouwing te bezitten waarin een anarchistisch getint vrijheidsideaal centraal staat. Met zijn spijkerbroek en met zijn lang, ongekamd haar demonstreert hij zijn vrij staan van burgerlijke normen. Ook in zijn afkeer van werken. Alleen in geval van nood komt hij er toe, om als los arbeider wat geld te verdienen, genoeg om weer enige maanden van een avontuurlijk nietsdoen te genieten. Er kan op een kleine reserve lang worden geteerd. Men vindt in de binnenstad wel een of ander vervallen huis waar men samen met een vriend ieder voor tien shilling in de week onderdak vindt. Voor zover de politie zich - die bloedhonden die zich overal mee bemoeien - van ingrijpen onthoudt. Vagebondage en bedelarij? Men zou beter van contact met meelevende of meelijdende personen kunnen spreken. Vooral studenten tonen zich nogal eens bereid een bed en een maaltijd te verschaffen. Ook vrachtautochauffeurs genieten op dit punt bij beatniks een goede reputatie. Bovenal echter vrouwen en meisjes, die, bewogen met hun lot, soms de merkwaardigste vindingrijkheid aan de dag leggen om hun wat etenswaren toe te stoppen. Sigaretten zijn ook wel te bemachtigen. Men behoeft slechts op een Amerikaanse toerist toe te stappen en hem om vuur te vragen voor het peukje dat men tussen de lippen geklemd houdt, om een nieuwe sigaret aangeboden te krijgen. Jonge zwervers, die op de sympathie van velen mogen rekenen. Vrije vogels in onze geordende samenleving, een interessant object voor de publiciteit die graag rekening houdt met de min of meer onbewuste gevoelens van oppositie die in velerlei vorm tot uiting komen.
Jonge zwervers, beschreven, gefotografeerd. Maar wie kent de oude? De oude zwervers waarvoor niemand zich interesseert. Hun randbestaan komt niet in het nieuws, wèl in sommige politierapporten; soms | |
[pagina 284]
| |
eerst nadat ze de strijd hebben opgegeven en zich vrijwillig hebben gemeld om de straf te ondergaan die een voorwaarde schijnt te vormen om weer in het normale maatschappelijk verband te mogen terugkeren. Oude zwervers, schaduwfiguren, waarvan men slechts bij uitzondering een glimp ontwaart.
Silhouet: zwervers. Niet zonder aarzeling is Gerrit de V. het hoofdbureau van politie te Rotterdam binnengegaan. De ingang van het gebouw aan het Haagseveer ziet er niet uitnodigend uit. Volkomen onduidelijk ook bij wie men zich moet vervoegen om een belangrijke mededeling te doen. Het duurt een minuut of vijf eer Gerrit de kamer heeft bereikt waarheen hij is verwezen. Zijn verhaal wordt koeltjes aangehoord. Er worden wat notities gemaakt. Een dode zwerver in een lege goederenwagon? Waar? Stationsemplacement bij het Centraal Station? Toon B., z'n maat? Juist. Daar overleden? Wanneer? Hoe, op welke manier was De V. daarbij betrokken? Men zal er iemand heensturen. De V. moet de weg wijzen. Hij begrijpt zeker wel, dat hij deze nacht onder arrest blijft?
Gerrit de V. toont zich niet zwijgzaam. Er schijnt zich een drang om te spreken van hem te hebben meestergemaakt. Uit zijn antwoorden spreekt de voldoening van de man, die niets wenst te verbergen. Twintig jaar geleden was hij als jong matroos gedrost, kort na de oorlog. Enige jaren had hij toen gezworven, samen met Toon B., een oudere man die hij in een kroeg in Rotterdam-Zuid had leren kennen. Toon had toen al zes veroordelingen achter de rug. Diefstallen van velerlei soort. Zijn ervaring kwam hun goed van pas. Ieder kraakje werd snel en deskundig gedaan. Of ‘gezet’, zoals ze zeiden. Soms werkten ze een maandje als los arbeider. Ook de kersenpluk leverde een extraatje op. Doch dan begon het lieve leven opnieuw. Nu eens werd het tweetal op het Brabantse platteland gesignaleerd, dan weer te Arnhem of te Nijmegen. Totdat Toon B., als recidivist, de forse straf van drie jaar opliep, terwijl Gerrit de V. er met een jaar afkwam. Na afloop van zijn gevangenisstraf beterde Gerrit zijn leven. Hij werd marktkoopman, zich specialiserend in het verhandelen van partijen textiel met kleine weeffouten. Van nature spaarzaam, slaagde hij er in een oude Mercedes te kopen, daarmee zijn actie-radius sterk uit- | |
[pagina 285]
| |
breidend. Sedert 1958 leefde hij in concubinaat met een Marokkaanse vrouw die hij in Katendrecht had leren kennen. Ze toonde zich trouw en ijverig, doch had haar buien van drankzucht. Bij tijd en wijle kreeg Gerrit de V. bezoek van zijn oude vriend Toon B. Altijd tijdens een korte onderbreking van diens gevangenisbestaan. De zwerver-inbreker bevond zich slechts bij uitzondering op vrije voeten. Na zijn zestiende veroordeling werd hij, de recidivist, als psychopaat ‘ter beschikking gesteld van de regering’. Hij was toen zestig jaar en volledig overgeleverd aan de adviezen van hen, die vermoedelijk voor blijvende opsluiting zouden pleiten. Toon schikte zich in zijn lot. Zijn houding veranderde echter toen zich symptomen van longkanker openbaarden. Vier en zestig jaren telde hij nu. Hij had niet lang meer te leven. Dat wist hij. De patiënt liet zich gewillig onderzoeken. Geen geduldiger mens in het ziekenzaaltje. Maar zijn berekeningen waren gemaakt. Hij zou in de kleding van een der ziekenbroeders ontsnappen.
Midden augustus klopte Toon bij Gerrit de V. aan. Als in de glorieuze tijden van weleer. ‘Gerrit’, zo had hij gezegd, ‘ik heb nog maar een maandje, misschien korter, te leven. Ik wil in vrijheid sterven. Je moet me helpen’. Hij kwam op een moment dat Gerrit de V. vol bitterheid constateerde hoe slecht de negotie ging. De mensen kopen 's zomers niet. En zijn vrouw was er met een ander vandoor. Je kon de tent net zo goed sluiten. Allons dus, samen op pad. Geroutineerd trokken ze van dorp tot dorp, van stad tot stad. Ze sliepen in hooibergen, schuurtjes of in de beschutting van pakhuizen of wagons. Vlotweg werden de nodige fietsen gestolen. De welvaart maakte de mensen nonchalant. Ze pasten niet meer op hun eigendommen. Gerrit kende helers. Men stal niet meer dan men nodig had. Het ging niet om het geld tenslotte. Er waren dagen dat Gerrit de V. er alleen op uittrok. Toon bleef dan liggen. Zijn nachtelijke hoestbuien namen toe; meer en meer voelde hij zich door koorts doorgloeid. Toch maar een dokter? Neen, geen dokter. Hij wilde in vrijheid sterven. Half september vond hij een schuilplaats in een afgekeurde goederenwagon op een zijspoor bij het Centraal Station, Rotterdam. Wat stro, een paar zakken. Vol wantrouwen observeerde Toon Gerrits neiging om een dokter te gaan waarschuwen. Met bovenmenselijke kracht veinsde hij zich redelijk goed te voelen, ook toen hij niet meer op de been kon komen. | |
[pagina 286]
| |
De stervende vroeg zijn vriend wat melk te gaan halen. Waar, zo laat in de avond? Ergens aanbellen desnoods. Toen Gerrit de V. zijn buit aan Toon wilde laten zien, vond hij hem roerloos liggen, verstijfd, maar het lichaam nog niet geheel koud. Een tevreden uitdrukking op het ongeschoren gezicht. De vrijheid... Maar De V. was nu geen vrij man meer. Hij moest zijn ‘vriendendienst’ duur bekopen. Op hem immers drukte nu de schuld van het gemeenschappelijk stelen. Een gunstig rapport van een psychiater mocht niet baten. Na een voorarrest van enige maanden hoorde De V. twee jaar tegen zich eisen. ‘Zwerven’ wordt soms zwaar betaald.
Spectacle Ionesco. ‘Nicolas Bataille et Marcel Cuvelier présentent La cantatrice chauve et La Leçon’. Opvoeringen in een zaaltje dat slechts plaats biedt voor 80 toeschouwers. Wankele stoelen, kale wanden. De kassa in een portaal dat niet veel meer is dan een instulping van de straat, van de rue de la Huchette. Wie zich van een kaartje heeft voorzien, kan het beste buiten op het trottoir wachten. Maar wij behoeven niet lang geduld te oefenen; het spel gaat beginnen. De gordijnen aan kant. Een miniatuur-podium waarop de spelers zich bewegen alsof hun een koninklijke schouwburg ten dienste staat. Kostelijke mimiek. En binnen deze beperkte ruimte een wisseling van gelaatsuitdrukkingen - telkens in masker-strakheid overgaande - bijna zo nabij als de close-ups in een film. Uitgebeelde absurditeit. In een voortdurende persiflage van dagelijkse zinloze gesprekken een dikwijls zinloze tekst, door houterige gebaren onderstreept. Boeiend echter in zijn onverwachte wendingen. In ‘De kale zangeres’ blijkt in het geheel geen zangeres voor te komen. Wie zou echter van Ionesco kunnen vergen dat hij ook brengt wat hij belooft? In geconcentreerde schijn-nonsens parodieert hij een aantal schijnrealiteiten van het leven.
De pauze geeft gelegenheid om nog even de France Soir in te zien, die ik bij het verlaten van het Chinese restaurant haastig in een zijzak heb gestoken. De sprong van Denise Rey-Herne alweer, haar val van 49 meter. Een portret van het verpletterde Amerikaanse meisje; vrolijk en charmant op de foto die zoveel te raden geeft. Met vier vriendinnen op de thuisreis naar Philadelphia. Hun laatste dag in Parijs. Veronica en haar reisgenoten hadden zich aangesloten bij een gezelschap in een | |
[pagina 287]
| |
touringcar. Ze wilde de Notre Dame, of liever gezegd het beeld van Saint-Etienne bij de rechteringang fotograferen. Het was 11.50, het moment dat Denise Rey-Herne de dood zocht. |
|