Een onzer dagen
(1965)–Pieter Jan Bouman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 77]
| |
[pagina 79]
| |
Krant en radio. In mededinging of wisselspel luiden ze het etmaal in, zoals ze het ook zullen uitluiden. Terwijl de verspreiding van ochtendbladen zich nog in een voorbereidend stadium bevindt, nemen de radiodiensten reeds het initiatief. Ze hebben ook 's nachts niet geheel gezwegen, doch hun ware offensief begint toch eerst in de vroege morgen, wanneer de forensen-voorhoede in beweging komt. Om zes uur, nog vóór de meeste kranten kiosken, winkels of hotels hebben bereikt, wordt op verschillende golflengten keuze geboden tussen reeksen nieuwsberichten. Om zeven uur, voor andere groepen luisteraars, een nog ruimere keuze, intussen ingeluid door een routinestroom van grammofoonmuziek. Een herhaling, nieuw voor velen, om acht uur. Weerberichten, nieuws, muziek, ochtendwijdingen, verdeeld over verschillende ontbijt- en vertrektijden, begeleiding van de beginnende werkdagen. Het is een begeleiding, die niet tot ontspanningsmuziek of tot zakelijke informatie beperkt blijft. De traditie wil - voor sommige zendorganisaties tenminste - dat men zich het westers humanistisch of christelijk erfgoed waardig toont door kleine intermezzi van woorden van bezinning of stichting in de programma's op te nemen. Binnen het bereik van de Duitse zenders bijvoorbeeld is de NDR reeds 5.55 met een ‘Choral’ begonnen. Voor 6.50 wordt een katholieke ‘Morgenandacht’ aangekondigd, voor 6.55 een protestantse ochtendpreek. Wie worden er door aangesproken? Wie zijn nog de goede verstaanders waarop deze gedeelten van het morgenprogramma zijn gericht? Hoevelen van hen putten er enige morele steun uit? Wat wel en wat niet wordt verstaan, valt niet gemakkelijk te bepalen, zeker niet met de kwantitatieve methoden van het moderne luisteronderzoek. Naar alle waarschijnlijkheid schakelen vele vroege luisteraars hun toestel in, in afwachting van wat hen het meest interesseert: nieuwsberichten, het weerbericht. De vroege groep, de middengroep, de late groep, van verschillende sociale herkomst, ieder op eigen manier het nieuws beluisterend, het plaatsend tegen de achtergrond van het eigen bestaan. | |
[pagina 80]
| |
Berichten over de politiek van Bonn, of over een mislukte raketlancering, over Frankrijk en het Euratom, over Engeland en de Europese markt, over spanningen in en om het Kremlin. En meer nabij: een fabrieksbrand, verkeersongelukken, een geval van fraude, huldiging van een aftredende burgemeester. Vervolgens een herhaling van het weerbericht: het hogedrukgebied in West-Europa blijft in stand, al dreigt het van Ierland uit door een oceaandepressie te worden aangetast. Veel zon, kans op mist in de ochtenduren, maximum-temperaturen in de middag van 14° tot 16°. Van de natuur vervreemd, waardeert de stedeling het weerbericht omdat het hem herinnert aan zijn bestaan in een grotere ruimte dan de bebouwde kom van zijn woongebied. Hij proeft er iets van ‘natuur’ in, tegelijk iets van een dobbelspel met redelijk voorspelbare kansen, een spel dat men als waarnemer kan volgen. En waar men zich in de keuze van jas of paraplu naar kan richten. Slechts voor de boeren is het weerbericht geen spel, maar een realiteit die de indeling van de arbeidsdag beheerst. Er zijn landbouwers die een transistortoestelletje naar akkers of weilanden meenemen om ook buitenshuis van de verstrekte radio-informatie te kunnen profiteren.
Ochtendbladen, vers van de persen. In de losse nummer-verkoop worden de hoogste omzetten op en om spoorwegstations behaald. Gedrukt nieuws drijft gemakkelijk mee in de stromen van het vroege reizen. Niet in de vroegste arbeidersforensen-bustransporten, doch in de vloedgolf van treinreizen tussen zes en acht uur. In verwarmde, verlichte treinen waarin alles tot lezen noodt: de ongedurigheid van het dagbegin, of herinneringen van nieuws van gisteren waarop nog een vervolg moet komen. Beschikbare tijd ook en de beschutting die een opengevouwen krant tegen onbescheiden blikken van medereizigers biedt: een schild langs welks randen tegelijk eigen waarnemingen kunnen plaats vinden. Invoeging in de groep tenslotte: de pasgekochte krant wijst vooral binnen de besloten ruimte van coupé of wagon op een openstaan voor collectieve informatie. De krant, contactorgaan èn papieren schild of schutting, helpt vroege lezers over de nachtonderbreking van het etmaal heentillen. Een handreiking tot weer meedoen. Informator, metgezel, reflector van bewuste en onbewuste gevoelens. In het geboden of opgedrongen nieuws ontspinnen zich voortdurend stille dialogen tussen de lezer en zijn krant, vooral in de zelfherkenning die uit de ontmoeting met het nieuws voortvloeit. | |
[pagina 81]
| |
Daarom is het niet in ieder opzicht beslissend of nieuws zich met werkelijk belangrijke zaken bezig houdt om deze op verantwoorde manier ‘naar waarheid’ mee te delen. Veel van wat aan de hoogste journalistieke normen beantwoordt, zal op onvruchtbare bodem vallen of afstuiten op psychische afweermechanismen waarover iedere lezer in ruime mate beschikt. De vraag wat men leest, moet steeds worden gevolgd door de vraag hoe men leest. Kritisch, met een geoefend oog voor het misleidende? In een studie over de Duitse pers wordt van ‘souffleurs’ gesproken. Zijn het tweelingbroers van de ‘verborgen verleiders’, die men in het reclamebedrijf heeft ontdekt? Het lijkt er op, of de dingen hier iets te somber worden bezien. De sociologie van de pers heeft inzicht gegeven in de betrekkingen tussen het redactioneel beleid en de onuitgesproken wensen van de lezers, die men als kopers van nieuws steeds enigermate naar de ogen moet zien. Onderzoekingen hierover gingen in hoofdzaak de kant uit van een kwantitatieve analyse, bijvoorbeeld de ‘inhoudsanalyse’ die zulke verrassende resultaten heeft opgeleverd. Maar heeft men de lezer, die naar de ogen wordt gezien wel voldoende in de ogen gekeken? Men zou op de hoogte moeten wezen van zijn verweer tegen het teveel dat dagelijks op hem afstormt, van dwangsituaties die tot vluchtig lezen dwingen, van de pressie tot het doen van snelle keuzen, van de neiging om zich te beperken tot enkele grepen uit alles wat hem voor ogen schemert op talrijke bedrukte pagina's van groot formaat. Bovendien, is de krant mee aansprakelijk voor vele gevoelens van vermoeidheid en wantrouwen die zo algemeen voorkomen? Kranten geven slechts door wat zij aan grote woorden opvangen: edele vredesbedoelingen van hen die in de bewapeningswedloop vooraan staan, betuigingen van respect voor de Europese gedachte onder hen die meewerken aan het in stand houden van handelsbelemmeringen. In de tijd van de geheime diplomatie bleven vele infame handelingen in het duister en veel bittere woorden binnenskamers. Tegenwoordig, in een zoeken naar waarheid voor allen, treedt in de openbaarheid wat men publiceerbaar acht of wat door journalistieke kunstgrepen aan geheimhouding wordt onttrokken. Sensatie of waarheid, in ieder geval genoeg om er de lezer onder te bedelven. De lezer laat zich echter niet bedelven. Wetend dat hij ‘met de atoombom moet leren leven’, neemt hij zich voor, dit niet direct na het ontbijt te doen. Wat als waarheid wordt aangeprezen en wat waarheid is, staat onder de druk van een inflatie van het woord waarin de | |
[pagina 82]
| |
pers is groot geworden. Lezers in verweer, virtuozen in het half-lezen, in sprongen van de ene kopregel naar de andere, zich terugtrekkend in ogenblikken van verstrooidheid, of afleiding zoekend in het anekdotische dat soms zo kwistig tussen moeilijk verteerbaar nieuws is gestrooid. Een krantenlezend publiek, ja, doch tegelijk miljoenen lezers ieder naar eigen aard en aanleg in dagelijkse dialoog met hun kranten.
Van de lezer terug naar de krant. Terug naar die merkwaardige organisatie, die voor de bundeling en publicatie van ‘nieuws’ in het leven is geroepen. ‘Nieuws’ dat gedeeltelijk op het punt staat de geschiedenis in te gaan. Want zó zou men de krant - voor een moment desnoods - óók kunnen zien: een dagjournaal van het gebeuren, een losbladig geschiedenisboek in afleveringen, een onsystematische kroniek van menselijk handelen in kort tijdsbestek. Onsystematisch. Niettemin dag voor dag een eenheid, die vele facetten van ons cultuurpatroon weerspiegelt. Nieuws, soms als ruw materiaal uitgestald, soms bewerkt opgedist. Een bron van kennis, een panorama van het leven van alledag waarin grote historische processen die het menselijk lot beheersen, schuilgaan achter zwermen eendagsvliegen van berichten en advertenties. De verhouding tussen het ‘grote’ en het ‘kleine’ nieuws werpt vragen op, die voor duurzame registratie misschien bijkomstig zijn. Omdat de tragiek, de paradoxie en de absurditeit van veel alledaags leven buiten de gangbare historische interpretatie vallen en zodoende naar de ‘gemengde berichten’ verwezen blijven. Het zijn berichten en waarnemingen die onder onze handen verwelken zodra wij ze trachten te conserveren. Maar moeten wij deze onhandelbare bloemen dan ongeplukt laten of hopen wij toch iets te leren van de krant in zijn dagelijkse strooptochten door terreinen van ontkiemende historische werkelijkheid?
Stijl en eenheid in het krantenieuws. Vele stijlen, vele vormen van weergegeven dag-nieuws. The Times, het duurste van alle ochtendbladen, begint in typisch Engelse understatement, ieder nummer met een pagina vol bijna onleesbaar kleine lettertekens. Geboorteberichten - de oorsprong van alle historie - links bovenaan op de voorpagina. Onder de familieberichten ook ‘adoption’. Dan doodsberichten, kleine strakke overlijdensberichten. Merkwaardig die rubriek ‘In memoriam’, ter ere van vroeger | |
[pagina 83]
| |
gestorvenen. Een vrouw die in de openbaarheid wil brengen dat haar man tien jaar geleden precies op deze dag overleed. Vermelding van sterfdata, twee, vier of zeven jaren terug. Of, enigszins zonderling, in twee regels: ‘Hammond-Maude, Ros. - Not today but everyday in silence I remember. - Mummie’. De inkonsekwentie van het verborgen en van het naar buiten beleden verdriet. Na de overlijdensberichten ‘Legal notices’ en vervolgens in lange kolommen ‘Personal’ etc. Wat breder gezette advertenties van luchtvaartmaatschappijen; kunstveilingen. Achter iedere advertentie een netwerk van institutionele factoren en menselijke relaties. Wanneer we die alle ontcijferen konden, zou die ene voorpagina van The Times ons een sleutel in handen geven tot de hele Britse samenleving. Wij ontcijferen niet, wij lezen. Op de volgende bladzijde ‘Public appointments’, lectoren gevraagd voor overzeese universiteiten in het Gemenebest. Engeland als leverancier van intellect. Binnen of buiten de grote politiek? Op bladzijde drie ‘Appointments and situations’, hiernaast ‘Sporting news’. Foto's. Ook een overzicht van radio- en televisieprogramma's. Verder sportnieuws. Rechtszaken, instructieve ‘Law reports’ over gebeuren dat zich aanvankelijk in het verborgene afspeelde. Verder bladerend: meer berichten over kunstveilingen, een volle pagina-advertentie van een papierfabriek, berichten uit de Verenigde Staten, ander buitenlands nieuws, beschouwingen over een plan tot nucleaire controle. De British Railways prijzen hun dienst Harwich-Hoek aan. Op de rechterpagina van het midden-binnenblad het weerbericht en een paar redactionele artikelen. En dan, passend in de ‘standing’ van The Times: ‘Court circular’, hofberichten dus, gevolgd door aankondigingen van komende society-huwelijken. ‘Obituary’, een paar uitvoerige necrologieën. Economische berichten: ‘Correspondents look at farm and factory areas’. Een grote advertentie van de ‘Pan-Am’, een uitvoerige geillustreerde kunstrubriek. Opnieuw ‘Finance, commerce and industry’. Over de kracht van de Japanse scheepsbouw. Berichten over naamloze vennootschappen en hun dividendpolitiek. Beurskoersen. Dan op de laatste pagina een kruiswoordpuzzle, aankondigingen van kunstveilingen en van verkoop van onroerende goederen.
‘Nieuws’ dit alles? Ongetwijfeld. Meer nieuws dan wij kunnen omvatten. Men moet er een betere verstaander voor zijn dan de kranten- | |
[pagina 84]
| |
lezer gewoonlijk is, zelfs binnen het hem vertrouwde cultuurpatroon. Naast de lezer van The Times in Engeland staat in de burgerlijk-Franse sfeer de lezer van Le Figaro. Of de Zwitser die de Neue Zürcher Zeitung leest, of de Nederlander die zich in De Telegraaf, Trouw, Het Algemeen Dagblad of De Volkskrant verdiept. Iedere krant in eigen toonaard. Le Figaro zelden zonder een literaire beschouwing op de voorpagina. Op de volgende bladzijde wordt uitvoerig ingegaan op een aantal verkeersongelukken, nog vóór het buitenlands nieuws: ‘Nouvelles de l'Etranger’. Familieberichten, stuk voor stuk iets uitvoeriger dan die in The Times. Minder laconiek, wat bloemrijker, zoals Le Figaro betaamt. Artikelen over de onrust op het Franse platteland. Annonces van bescheiden formaat. Spanningen in de communistische partijen in Frankrijk en in Italië (men meet deze graag breed uit). Nieuws uit Afrika met pakkende details uit enkele Afrikaanse steden. Een nieuw automodel in Italië. Een grote advertentie van een wijnfirma: Les vins Damoy Granvillons. ‘Informations religieuses’. Verder vijf volle pagina's kleine advertenties voor koop en verkoop van onroerende goederen - als we hiervan de ‘geschiedenissen’ op de achtergrond eens konden doorgronden! Een rubriek voor de vrouw ‘Chez vous madame’, uitvoeriger dan enige Britse krant vermag te geven. Berichten uit de Franse ‘provincie’, kunstrubrieken, trekkingslijsten van de staatsloterij, een foto van de verwoestingen door een tyfoon in Amerika aangericht. Film, radio, televisie. Het weerbericht ‘Le temps qu'il fera’. Advertenties.
Geen krantenlezer, die zoveel wordende geschiedenis met een historisch oog kan en wil bezien. Te veel staat ieder van ons in het eigentijdse ‘kleine’ gebeuren om ernstig naar distantie te streven. Liever aanvaarden wij wat op ons afkomt, plukken wij in het voorbijgaan zoveel als het moment ons ingeeft - óók (of vooral misschien?) het luchtig schuim van de nonsens- of zeepbelberichten, uitgevonden om de gerechten wat te kruiden. Berichten waarvan de oorsprong in het duister blijft, maar die, al of niet geloofwaardig, door het ene blad van het andere worden overgenomen. Louter om de kleuren, die zulke zeepbellen vertonen. | |
[pagina 85]
| |
De kleine vriendenkring, vijf in getal, had zich met Zweeds kennerschap aan het smörgâsbord te goed gedaan: de ouverture tot een dinertje in een vrijgezellenwoning in een Stockholmse voorstad. Er was stevig gedronken en de stemming bleek opperbest. Met joviaal gebaar had men zelfs de poes in het feestmaal betrokken. Maar juist toen men aan de hoofdschotel van de maaltijd - een koud vleesgerecht - dacht te beginnen, hoorde men een krijsend miauwen van de kat. Het dier kroop krimpend van de pijn in de achterkamer rond. De oudste van het gezelschap, een arts - de man die het meest gedronken had - keek met ontstelde blik naar het arme beest. Hij was het, die het signaal gaf tot een niet meer te stuiten paniekstemming. ‘Voedselvergiftiging! Er is iets niet in orde. Weet iemand nog wàt we de kat hebben gevoerd?’ Een ontsteld stilzwijgen. Niemand wist het te zeggen. Dan het advies van de arts: ‘Hier vlak bij woont een vriend van me, een maagspecialist. Laten we direct onze maag laten uitpompen!’ Overhaaste aftocht. Een uur later de terugkeer van vijf bleke heren, flauwtjes lachend om hun onverwacht avontuur. Toen ze de wanordelijk achtergelaten eetkamer betraden, was het eerste wat ze zagen, rechts in een hoek van het vertrek: de poes met drie pasgeboren jongen.
Het Medisch Instituut van Wladiwostok heeft van zich doen spreken. Volgens een krantebericht behaalde het successen met het genezen van stotteren. Het middel: Engels leren. Voor Russische stotteraars bleken veertig lessen voldoende om hun kwaal te overwinnen. Men heeft vastgesteld, dat bij kinderen vroegtijdige meertaligheid de kans op stotteren verhoogt. Bij volwassenen schijnt het anders te gaan. Ontspannende inspanning? Talen leren voor een psychische verruiming, die de mogelijkheid biedt veel krampachtigheid af te schudden, ook in het contact van volk tot volk. Akkoord, er moet minder worden gestotterd. Wij bepleiten om alle Russen Engels te laten leren en om alle Engelsen en Amerikanen vertrouwd te maken met de beginselen van de Russische taal.
Men meldt ons, dat in de laatste dagen duizenden zwaluwen voor hun najaarstrek zuidwaarts de nieuwe tunnel door de Grote Saint-Bernard hebben benut. Waarom zou men over de bergen vliegen als er een veilige weg door de rotsen heen bestaat? Tenslotte bezit de mens geen monopolie voor verkeersfaciliteiten. | |
[pagina 86]
| |
Onlangs nog zagen wij in een Noordnederlandse stad hoe een zware oude herdershond bedachtzaam op een ‘zebra’ de straat overstak. Auto's stopten. Het dier haastte zich niet. Het wierp ons een juridisch kluifje toe in de vraag in hoeverre een hond als ‘voetganger’ bescherming geniet.
Het café King's Arms in een dorp in de omgeving van Cambridge was, zoals de eigenaar het noemde, terdege ‘gemoderniseerd’. Het had bijgevolg glas in lood-ramen in imitatie-Tudorstijl gekregen, nieuwe stoelen met plasticzittingen en een nog bespeelbaar tweedehands biljart. Maar de glorie van het geval bleef de verbouwde bar, naar een ontwerp van de dorpstimmerman. Een grandioos buffet, een biertapmachine, sierlijke barkrukjes. De vaten bier stonden voortaan in de kelder, soort bij soort. Uit de aangebroken vaten liepen plastic aanvoerbuizen naar boven. Alles ging naar wens, totdat de administratie uitwees dat er een wanverhouding bestond tussen de kasontvangsten voor het verkochte bier en de snelheid waarmee de vaten waren geleegd. Verscherpte controle leverde geen resultaat op. Lekkage dus? Bij het openbreken van de dubbele vloer van de bar, de zoldering van de kelder, bleken de plasticbuizen te zijn stukgeknaagd door muizen. Kon het waar zijn, dat ze 728 pints hadden doen verdwijnen? De holten van de vloer vertoonden geen grote plassen. Het moest dan wel waarschijnlijk worden geacht dat de muizen geregelde, forse bierdrinkers waren geworden. Vele keeltjes maken licht werk. Trouwens, wie zou durven ontkennen dat het doorknagen van plasticbuizen hevige dorst veroorzaakt? |
|