Voetje van de vloer(1953)–Mies Bouhuys– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 39] [p. 39] De luchtballon Ze dansen aan een touwtje hoog uit boven de stok van 't luchtballonnenvrouwtje in haar verschoten rok. Hoe langer ik blijf kijken - en kijken moet je wel - hoe mooier of ze lijken, zo glanzend en zo hel. Wat denk je dat ze spelen? Ze spelen ‘pak me maar’; de groene pakt de gele en die de blauwe daar. Maar dan zie ik die ene, die ene middenin, ik rek mij op mijn tenen, ik houd mijn adem in. ‘Die daar’, zeg ik, ‘die wou ik’, en ik betaal contant en even later houd ik hem bevend in mijn hand. Hij huppelt en hij wiegelt, hij draait en hij doet dol; de hele wereld spiegelt zich in die rode bol. [pagina 40] [p. 40] [pagina 41] [p. 41] Weet jíj hoe 't is gekomen dat 't touw mijn hand uitschoot? Ver weg over de bomen verdween hij, klein en rood. Vliegt hij misschien vanavond langs jullie dakraam heen: je weet waar hij vandaan komt, want zó is er maar één. Vorige Volgende