Voetje van de vloer(1953)–Mies Bouhuys– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 13] [p. 13] Juffrouw Daatje Met zijn kar hoog opgeladen loopt de bloemenman op 't plein; 't lijkt wel of hij heeft geraden waar vandaag zijn klantjes zijn. 't Is daarginds, daar in dat straatje, alle huisjes zijn er oud. Op de hoek woont juffrouw Daatje, die zoveel van bloemen houdt. Kijk, daar komen haar vriendinnen uit de huisjes van daarnaast; zelfs niet eentje blijft er binnen. Waarom hebben ze zo'n haast? ‘Ik wil lelietjes van dalen’; ‘tulpen ik’; ‘ik een cyclaam’; ‘ik kom rode rozen halen’; ‘ik een plant voor in het raam.’ ‘Koopman heb je anjelieren?’ ‘Geef mij die seringen maar.’ ‘Wij gaan een verjaardag vieren, juffrouw Da wordt tachtig jaar!’ Met hun tulpen en seringen, met cyclaam en clivia gaan de oude vrouwtjes zingen voor de deur van juffrouw Da. [pagina 14] [p. 14] [pagina 15] [p. 15] ‘Lang zal onze Daatje leven!’ ‘'t Is te erg’, zegt Daatje zacht, ‘om mij zó veel moois te geven,’ maar de bloemenkoopman lacht. Hij tilt oude juffrouw Daatje als een veertje van de grond en hij draagt haar door het straatje op zijn sterke schouders rond. Vorige Volgende