Voetje van de vloer(1953)–Mies Bouhuys– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] [pagina 11] [p. 11] Driesje Dop Waar kan Driesje Dop toch zijn? Speelt hij met zijn step op 't plein? Leest hij in zijn prentenboek? Is hij ziek of is hij zoek? Zeg maar niets en schrik maar niet, als je Driesje Dop straks ziet. Driesje Dop weet zich geen raad, Driesje Dop durft niet op straat. Weet je wat hij heeft gedaan? Hij ging voor de spiegel staan en hij vond, toen hij goed keek, dat hij op een meisje leek. Driesje dacht: zou ik het doen..? O, en toen en toen en toen... zette hij zijn moeders schaar zo maar in zijn mooie haar. Op zijn bloes en op de grond stoven krullen in het rond, nog een plukje, nog een lok, maar toen keek hij pas; hij schrok. In de spiegel stond een kind als je er geen tweede vindt; 't was of er een muis of rat van zijn haar gegeten had. [pagina 12] [p. 12] Net een kaalgeplukte kip, hier een hap en daar een knip. Ook al keek je honderd keer: dat was Driesje Dop niet meer. Moeder zei: ‘je gaat meteen naar de kapper, heel alleen, en die scheert - dat is je straf - 't laatste beetje haar ook af.’ Driesje Dop zijn hoofd is kaal, niet een beetje, helemaal! Dáárom durft die Driesje Dop dagenlang de straat niet op. Vorige Volgende