De twaalf mannetjes
(1957)–Mies Bouhuys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 20]
| |
[pagina 21]
| |
Zo'n blad zit aan een boom in 't bos,
dan wordt het geel en laat het los.
Het dwarrelt wat, dan ligt het stil
en Pluis weet wat dat zeggen wil.
Zò gauw al weer?, zegt hij verbaasd,
dan denkt hij na en krijgt hij haast.
Hij rent en roetsjt, boom in, boom uit,
omhoog, omlaag, op zoek naar buit.
En ieder gaatje, ieder hol,
stopt hij met eekhoorneten vol.
Hij is pas tegen donker klaar:
Val nou maar blaadjes, val nou maar!
Regen maar regen, waai maar wind,
knap die iets tegen Pluis begint!
Al duurt de winter maandenlang,
Pluis heeft genoeg. Pluis is niet bang.
|
|