zegt de timmerman, ‘kijk daar heb je de schilder met de sneeuwspuit al.’
Een wolk van echte sneeuwkristallen dwarrelt uit de spuit over de daken die al klaar zijn, over de stoepjes voor de huizen en op de hoedjes van de straatlantaarns. Binnen een paar minuten is de studio een leeg koud dorp, dat bijna helemaal begraven ligt onder de sneeuw.
‘Kunnen we?’ roept de regisseur boven door zijn microfoon. ‘We kunnen!’ roept de toneelmeester, die vlug nog wat sneeuw laat dwarrelen op de soldatenpakken van de acteurs. ‘We kunnen’, knikken de camera-mannen, die hun camera's al op het witte dorp hebben gericht.
Kabeltje, die niet in de weg wil lopen, kruipt gauw achter een deurtje van één van de huisjes. Hij denkt dat hij er aan de achterkant weer uit kan en zò terug naar zijn eigen huis, maar het is een ècht kamertje en als hij het deurtje heeft dichtgetrokken, merkt hij dat hij opgesloten zit. ‘Wat nu?’ denkt Kabeltje, ‘even blijven zitten maar. Het is zo'n groot en moeilijk stuk en iedereen is erg zenuwachtig. Als ik nu tevoorschijn kom, kunnen ze nòg niet beginnen.’
Hij gaat heel stil op de grond van het huisje zitten met zijn rug tegen een kistje dat daar staat.
‘Opname vijf tellen na nu!’ roept de man die de bevelen van de regisseurs aan de acteurs doorgeeft. De man van het geluid laat het loeien van de sneeuwstorm al horen en van een brugje hoog boven de camera's laat de toneelmeester nòg meer sneeuw over het dorp dwarrelen. Een stoet mensen, dik ingepakt en met koffers en tassen loopt door de straat; de camera rolt met ze mee en laat zien hoe bang ze zijn en hoe hard ze lopen. De microfoon laat horen hoe ze zuchten en klagen omdat ze uit het