‘Komt voor elkaar, heer Haan’, lacht de westenwind, ‘ik haal even wat wolken.’
‘Wolken?’ vraagt Kabeltje, ‘wat moet hij met wolken doen?’
‘Snap je dat niet?’ zegt Dolly, ‘regenwolken natuurlijk. De masten onder de douche om al het zout af te spoelen.’
Tsssssss... Daar is de westenwind al terug met een flink pak wolken dat hij hoog door de lucht voor zich uitduwt. ‘Dalen!’ buldert hij tegen het pak grijze wolken. En ze doèn het! Binnen een paar minuutjes klettert de regen over het bos van televisie-masten, over de gouden haan en over Kabeltje en Dolly.
‘Laten we maar gauw gaan’, zegt de camera, ‘we zijn nu toch klaar en ik heb geen zin om druipnat in de studio terug te komen.’
Zo hard als ze kan vliegt ze naar huis, maar de westenwind heeft er schik in gekregen en haalt steeds meer wolken naar beneden. Het regent dat het giet en als Dolly Kabeltje heeft afgezet op de rand van zijn bed, klettert het nog steeds op de daken. Kabeltje ligt er naar te luisteren.
‘Jongen!’ zegt zijn vader, die zachtjes de slaapkamer binnenkomt, ‘lig je nou met dat noodweer nog met een open raam?’
‘O, ik vind het fijn, hoor!’ zegt Kabeltje, die slaperig overeind komt, ‘nou regent het bos van televisie-masten tenminste schoon!’
‘Het wàt?’ vraagt zijn vader en hij kijkt Kabeltje verbaasd aan. ‘De masten!’ zegt Kabeltje, ‘de ijzel en het zout moesten er toch af!’
‘O, dàt. Ja, natuurlijk, daar heb je gelijk in. Dat je daar zo gauw aan denkt, midden in de nacht.’
‘U moest eens weten...’ denkt Kabeltje en net als in een tentje, duikt hij verlegen weg onder de dekens.