vloer, zodat de mannen achter de camera's verschrikt opzij springen. Nog meer geschreeuw, nóg meer lawaai! Alles is in beweging, behalve één camera. Dat is camera één die de wolmand moest laten zien en nog altijd rustig op haar plaatsje staat en laat zien wat de regisseur gezegd heeft: de open mand vol zachte bollen en bolletjes, vol draden en pluisjes. En óp die pluisjes! Wat ligt er in een zacht bedje van uitgesponnen draadjes en wolletjes? Een muisje, nòg een muisje en nòg één, nòg één, vier schattige kleine muisjes, die niets merken van alle drukte en het grote camera-oog, dat verbaasd naar ze blijft staan kijken.
Het staartje van hun moeder, die wat banger is dan zij, steekt nog net onder een grote knot witte wol vandaan. In alle huiskamers zitten de mensen met hun neus tegen het glas van het televisie-toestel om de verrassing in de mand van mevrouw Averechts te zien.
‘Vandaag vonden wij het ook eens een leuk programma’, zeggen de vaders en de kinderen, die anders geen oogje hebben voor de brei-mevrouw. ‘Dat had ze leuk bedacht van die muisjes in haar mand!’
Ach... ach... Hoe kunnen zij weten, dat die arme mevrouw Averechts met een glaasje water in haar hand nog altijd zit bij te komen van de schrik?
‘De volgende keer moet die kat de hele studio doorzoeken voor ik hier weer een voet zet!’ roept ze, als ze Kardoes ziet, die natuurlijk tòch weer ontsnapt is.
Kardoes kijkt haar eens aan en zegt met zijn groene ogen: ‘hé, ik wist niet dat wij vrienden waren, mevrouw.’
Dan gaat hij weer op zoek naar de wolmand, die natuurlijk allang ver weg is van de studio en mevrouw Averechts.