zullen laten zien, maar ook welke camera's het werk moeten doen en hoe ver ze moeten rijden en waar ze precies moeten stilstaan.
‘Het draaiboek kan me nog meer vertellen’, pruttelt Dolly, die de koningin van alle camera's is, omdat ze door twee mannen bediend wordt en zich als ze dat wil, zó ver kan oprichten dat ze boven alles en iedereen in de studio uitsteekt. Ze zet haar wiel dwars, zodat de cameraman van camera Drie niet verder kan en nog altijd geen plaatje kan maken.
‘Kom, camera Drie, waar blijf je?’ roept de regisseur van boven. ‘Ik kan het niet helpen, camera Eén staat me in de weg’, zegt Drie verlegen.
‘Opzij met die Dolly’, roept de regisseur boos. Dolly's rode lampje trilt van woede als ze door twee mannen wordt weggereden om plaats te maken voor Drie. En dan eindelijk kan Drie het gezicht van de clown uit het televisie-spel dat ze repeteren, van heel dichtbij bekijken. De clown zegt met zijn ogen in het grote oog van Drie: ‘jongens en meisjes, wat 'eb iek ien de 'óed?’
Als hij dàt gezegd heeft moet camera Drie weer heel vlug naar achteren rijden om plaats te maken voor Dolly, die de hoed van de clown gaat laten zien.
Maar Dolly is zò woedend omdat ze opzij geschoven is voor een veel kleinere camera, dat ze haar hele werk vergeet en inplaats van de hoed de schoenen van de clown laat zien. Alles moet weer helemaal over. Camera Drie moet weer naar voren, de clown moet weer van heel dichtbij in het camera-oog kijken en vragen: ‘wat 'eb iek ien de 'óed?’ Drie moet weer naar achteren, Dolly naar voren om het kleine witte konijntje te laten zien dat in het bolhoedje van de clown zit.