‘Hoe komt dat dan, vader?’
‘Tja jongen, dat is de verschrikkelijke sneeuwman. Hij drijft hoog op een grijze wolk door de lucht, waar het vroeger altijd heel stil en leeg was. Maar tegenwoordig glijden er elke minuut radio-golven en televisie-golven langs zijn wolk. Dat weet je toch, hè? Radio en televisie worden in golven uitgezonden, die de antennes op het dak moeten opvangen.’ Kabeltje knikt. Dàt weet hij.
‘Nou’, gaat zijn vader verder, ‘die verschrikkelijke sneeuwman moet daar niets van hebben. Hij raast en tiert omdat zijn wolk vol sneeuw telkens tegen die golven aanbotst. En als hij heel boos wordt, grijpt hij handen vol sneeuw en stuurt ze mèt de golven mee naar de huiskamers van de mensen. En jawel, hoor: ze zitten rustig naar een televisie-programma te kijken en opeens sneeuwt het hele scherm onder. Witte spikkeltjes op de acteurs, op de zangers, op de weerman en de omroepster. En dan bellen ze mij en vragen: wat is dat?’
Kabeltje zit zijn vader strak aan te kijken en weet niet of hij het geloven moet of niet. Maar als hij een half uurtje later zelf het toestel in de huiskamer aandraait om naar de avonturen van ‘Hector de hond’ te kijken, begint het opeens te sneeuwen over het hok van Hector, de oren, neus en poten van Hector, die vrolijk blaft tegen alle televisie-kijkers.
Kabeltje holt de kamer uit, de gang door en trekt de buitendeur open. En je kunt het geloven of niet, maar hoog in de lucht drijft een grijze wolk, die erg veel lijkt op een bootje, waarin een grote man in een wijde mantel met gebalde vuisten staat te zwaaien.
En als je er lang naar kijkt zie je dat de lucht daar omheen vol witte spikkeltjes is. Vraag het maar aan Kabeltje!