Den vorigen avond was Grenier uit Londen teruggekeerd met berichten....
Zij kuchte, omdat haar hart in fellen klop opsloeg.
‘Engeland uiterst verbitterd op den Bourgondiër. Bedford's dood te Rouaan, nadat de Engelsche gezanten zich hadden teruggetrokken. Een mogelijkheid....
Zij kneep de oogen klein. Zij kòn zich niet gewonnen geven. Nog niet, al schéén zij thans machteloos. Neen - nooit zou zij machteloos zijn, zoolang er leven in haar was!
Zij keek op naar het slot, zag Van Borselen haar groeten. Zij lachte terug. Was dan meteen weer met haar gedachten weg.
‘Eén jaar was de teere spruit, Philips' zoon - de eerste - bij deze gemalin eindelijk. Zij had gedacht: als hij kinderloos te sterven kwam - als....
Waarom had zij geen kind - waarom niet....’
Van Borselen kwam het plein op. Zij liet zich door hem van 't paard tillen, en hij hield haar, naar zijn gewoonte, een kort oogenblik in zijn armen.
Dan, bezorgd haar ziende in het smal, vergeeld gelaat, zei hij:
‘Ge gevoelt u toch goed, liefste?’
‘We hebben wat hard gereden.’ Ze kuchte.
En hij dacht als zoo dikwijls bezorgd den laatsten tijd: hoe licht zij in zijn armen woog, en van haast breekbare magerte.
Hij leidde haar binnen de kemenade, rijk en kostbaar ingericht met al wat Jacoba's hooge eischen bevredigen kon. Want meer dan ooit vroeger, hechtten zich aan weelde haar zinnen, was die haar een lichamelijke behoefte geworden.
Nog in haar rijkleed gleed zij neer op de breede rustbank, en hief naar hem vragend de hol-staande oogen.
‘Zijn er berichten?’
Telkens weer trof hem deze, zich elken dag herhalende vraag. Hij wist het, al uitte zij zich tegen hem daarover nooit: Jacoba kòn niet berusten. Zou nooit berusten. Sinds zij de vrees voor zijn leven en eigen verbanning, had geleden, blééf zij voorzichtig. Maar altijd was haar verwachting gespannen - ging naar mogelijk herstel van macht.
En het was op dit oogenblik, dat hij helder inzag:
Het verteerde haar.
Hijzelf had het opgegeven. Had gezien, hoe geen een-