donker heb afgespied, toen Vrouwe Jacoba zich heeft doen trouwen met den heer van Borselen. Om de vier of vijf dagen ook bezoekt de heer van Borselen de gravin op Teylingen.’
Philips' gelaat bleef strak. Met groote inspanning moest hij zijn handen bedwingen, om niet een wilden triomfmarsch te gaan trommelen op de tafel voor hem.
Pas toen hij den aanbrenger ontslagen had, sprong hij als door een veer bewogen op, rekte zich, en een lach vertrok zijn strakke trekken.
‘Eindelijk! De val toegeklapt! De val, waarin zij loopen moèst, deze Jacob! De coquette, manzieke - zij was immers niet bij machte haar streken te verloochenen. Hoe goed had hij gezien - hoe juist! Te ondragelijk was haar dit eenzame leven geworden - zoo ras als hij niet had durven hopen!’
Zijn gelaat verduisterde.
‘Van Borselen. Tòch! De hem altijd getrouwe, hem toegedaan van den beginne af. Hoofd der Kabeljauwsche partij. Dien had de heks weten te trekken binnen den ring van haar bekoring. Van hèm af. Als eenmaal Van Vliet. De aanslag in Mons, het was nu duidelijk, dat zij ook daarin de hand had gehad.
Wat nu te doen. Doen wat zijn hart fel en boven alles begeerde: haar laten vatten, wegvoeren, opsluiten - Van Borselen laten onthoofden. De eindelijke vergelding voor al wat zij hem had doen lijden. Voorgoed van dezen aardbodem doen verdwijnen - nooit meer in zijn weg. De ketting eindelijk gebroken....
Maar.... daar waren de Nederlanden - daar was het volk dat nooit goed Waalsch zou worden, nooit goed Bourgondisch; waaronder een groote aanhang leefde aan Vrouw Jacob, die - hij wist het - met den dag toenam. Haar gevangen nemen en wegvoeren beteekende al wat Hoeksch was, en het landvolk, de Kennemers.... opnieuw tot strijd opjagen. En hij kòn op het oogenblik niets wagen, met Luik, Utrecht, Engeland, die dreigden - die onmiddellijk zich zouden aansluiten - een algeheelen opstand ontketenen. Hij had geen troepen genoeg, geen geld. In Vlaanderen was onwil hem bij te staan.
Neen - hij zou niet kunnen voldoen aan dien jarenlangen honger van zijn hart, aan zijn gloeiend wraakgevoel - zelfs nù niet.
Maar misschien toch zou het eenige wàt hij doen kon, doel-