oude hertogin. Zij had de moeder haar verhouding met Van Borselen onthuld, en deze bezocht haar te Valenciennes.
Margaretha's haat tegen Philips was zóó groot, dat zij alles goedkeurde wat hem maar afbreuk kon doen; al had zij in haar hart een minachting voor deze neiging van Jacoba voor een onderdaan. Toch, Van Borselen was een machtig man in de Nederlanden, van vlekkeloozen naam en uitermate gezien bij Hoek en Kabeljauw. En nog eenmaal greep ook haàr de mogelijkheid, haar dochter weer te zien als regeerende vorstin.
Het ongeduld van haar beleedigden trots kon nauw het oogenblik van wraak afwachten.
‘Hoe lang wilt ge wachten Dochter, om den Bourgondiër aan te vallen?’ zeide zij.
‘De tijd zal niet ver meer zijn. Engeland, Luik, Henegouwen, de Vlaamsche steden - als alles te samen werkt....’
‘Hij heeft een zeer groote macht,’ waarschuwde de oude Margaretha scherpziend. ‘We zouden goed doen, een andere, zekerder methode toe te passen....’
Jacoba zag in de scherpe, zwarte oogen. Zij zuchtte onwillekeurig. Was het tegenzin - of verlichting, dat een ander het heimelijk gewenschte deed - ongevraagd.
Margaretha bekeek haar. Een klein lachje sloop om haar fijnen, tandeloozen mond.
‘Bien, mon enfant,’ zei ze licht spottend. ‘Uw moeder zal dit op zich nemen. De Bourgondiër heeft mij om mijn rechten op Brabant gebracht - er is mij alles aan gelegen, het terug te winnen.’
Jacoba verstond haar volkomen.
‘Ge zult uw eigen deel ontvangen, Vrouw Moeder, en méér dan dat,’ zei ze met bitteren nadruk. En op eenmaal, keerde zich in verlangen haar hart naar Van Borselen. Hier, van hem gescheiden, besefte zij, dat hij haar meer dan zij had vermoed, lief was geworden. Dat de kou, de armzalige, bittere kou van een gansch jong leven zich aan hem warmde, en hunkerde naar zijn koesterende nabijheid.
Den volgenden dag reisde zij af naar haar slot Teylingen bij Sassenheim.
Philips, bij het leger in Frankrijk, had geen oog, geen oor van