Zij staarde stom voor zich uit. Zij was aschgrauw geworden.
Jacoba stond voor haar, en raakte schroomvallig haar hand aan. Maar Marie van Nagel keek niet op.
‘Ik weet het,’ was al wat zij zeide.
Toen barstte Jacoba in snikken uit. Vernederde zich geknield, in wanhoop en smart aan den schoot der getrouwe, die nooit voor haar had geweifeld te offeren.
‘Vergeef me -’ steunde ze - ‘o vergeef me - vergeef me - ik had hem niet willen laten gaan....’
Marie hief langzaam haar hand, en deed gedachteloos, mechanisch, wat zij gewend was: het weenende hoofd streelen. Maar geen woord kon zich over haar saamgeklemde lippen breken.
Lang, nadat Jacoba was heengegaan, zat Marie van Nagel nog daar. Haar groot lichaam als een vormlooze massa in elkaar gezakt - in een verbijsterd, radeloos verlangen naar een arm, verslagen lijk van ouden man op den naakten grond - onbereikbaar.
Door het boerenland trok thans de Bourgondiër, wat eindelijk gevaarloos kon. Want gebroken was het verzet van het ruwe, dappere volk; geen hoeve, waar niet gerouwd werd over maag of vriend.
Stomme onderwerping vond hij op zijn weg. Maar in de oogen las hij onverzoenlijken wrok. Jacoba's wrok die hem overal tegentrad, die hem noemde met den naam roover.
‘Roover’. Hij zou den smaad moeten verduren. Het behoorde tot de hooge eer van zijn uitverkorenheid. En was thans niet weer hem deze overwinning geschonken?
Hij dacht aan zijn dapperen vriend de l'Isle Adam, die nog steeds bijna bezweken lag aan de vreeselijke wonden der boerenwapenen. Als zoo velen uit zijn gevolg. Als altijd weer in den strijd tegen de heks, de dappersten, de edelsten. Zijn hart werd harder en kouder.
Alkmaar was gevallen en in zijn macht. Hij had er een wraakgericht gehouden ter eere van de gesneuvelden onder zijn vrienden. De stad uit doen plunderen. Muren, torens en wallen geslecht. Onbarmhartig de geesel der Bourgondische bezetting over de weerlooze inwoners. In den omtrek alle kasteelen en vaste behuizingen, vestingen der Hoeken geslecht.
Maar de oogen waren gebleven. Wraakzuchtige, hatende, ver-