onverwacht weer voor Jacoba ontvlamd. Wakker geschud, opgehitst door de vereering, welke haar toevliegt uit alle landen. Daar is zij tòch weer! En overwinnend! Kranig is zij toch, dat moet gezegd, en gansch niet de stumper, die Eleonore hem voorgespiegeld heeft; nog altijd strijdend voor wat hem een chimerè leek en niets dan dat, maar nu toch werkelijkheid zich bewijst.
De Nederlanden!
De Nederlanden tenslotte toch!
Ja - als het kan.... Hier in Engeland, is aan de ellende geen eind. Als hij een leger kon formeeren.... het volk is hem altijd zeer genegen.... En tenslotte ja, Eleonore is hem de onontbeerlijke - die hem begrijpt, vertroost, boeit. Maar.... als Jacoba hem de Nederlanden brengt, zij is toch een zeldzame vrouw, en immers behoeft hij zich van Eleonore nooit geheel te scheiden....
Nog eenmaal staat de droom van grootheid en roem op voor den teleurgestelden hertog van Glocester. Nog eenmaal ziet Eleonore zich onverwachts naar het tweede plan verschoven. Ziet vóór zich gestuwd als een voor het oogenblik onverdringbaren muur, Humphrey's toeleg: met dit leger, zijn oom Winchester, den gehate, die den Tower en het jonge koninkje in zijn macht heeft, de heerschappij ontnemen in Engeland en die aan zichzelf brengen - en tegelijk de Nederlanden veroveren.
Eleonore overziet - duldt. Zij is niet jaloersch; zij heeft innerlijk die andere vrouw, de krijgsgodin, nooit onderschat in haar talenten. Maar zij weet ook, dat Dame Jaque's felle, bezitnemende, rustelooze liefde dezen prikkelbaren mensch nooit blijvend zal binden.
Zij heeft eenmaal gewacht, zij zal wéér wachten. Dat Glocester Winchester opzijschuift en zich verzekert van de persoonlijkheid van den kleinen koning is immers van oneindig grooter, van het allereerste belang! Daàr langs gaat de weg, dien zij voor zich ziet: de weg naar den troon van Engeland, het einddoel van al haar streven.
En het jonge koninkje is een teer, zwak kind - er hoeft niet véél te gebeuren, en hij verdwijnt van haar weg....
Zij ziet toe, kalm, beheerscht, wijs. Zij ziet toe, hoe Humphrey den Lord Mayor laat komen en hem gebiedt 's nachts de burgerij onder de wapenen te roepen, en de oude stad, voornamelijk de