Maar in dien herfst van het jaar 1421 - hoe regent het! Heeft het óóit bij zijn leven zóó geregend? Onophoudelijk, in stroomen neervallend, de wegen onbegaanbaar makend, de dijken doorweekend; al het lage land blank, en de rivieren woest hoog en dreigend.
Jan van Beieren zag overal uit over grauwe, wild aanjagende golven - en soms kon een bang voorgevoel zijn hart opeens beklemmen. Als altijd maar die noordwester zweepen bleef....
En in den nacht van Sint-Elisabeth, daar groeit de storm tot een alles wegvagende, alles verwoestende kracht. In de lage landen, die angstwekkend weerloos liggen beneden den rivierstand, beschermd slechts door zwak geworden dijken, hooren wakend en biddend in doodsangst de menschen het onheil aandreunen. En in de stad Dordrecht is plotseling een geluid, dat al wat sliep wakker schrikt: in den fluitenden, huilenden wind opgejaagd, plast het schuimende water voeten hoog door de straten.
Wat gebeurt - wat is er gaande buiten de muren in den inktzwarten nacht! waaruit langzaam een afgrijselijk geloei en gehuil zich mengt tot een het van geluiden. Wat.... Er is niets te doen dan de eindelijke, late, trage morgenschemering afwachten....
En dan, in dat eerste grauwen van den onwilligen dag, stijgt een weeklagen op van de muren en plant zich voort door de stad:
Water! water - niets dan water meer! Zoover te zien is, staat geen enkel dorp, geen enkele hoeve, geen boom en geen kerk meer overeind. Verzwolgen en vergaan twee-en-zeventig groote welvarende dorpen, landerijen, velden en hoeven in die grauwe, woest kokende watermassa, waarin mensch en dier den dood vond.
Dordrecht, de stad, de machtige, staat op een eiland; en de bulderende wind, het aandonderende water bebeuken de muren.
Tot den Beier komt het bericht: bij Wieldrecht en Werkendam de dijk doorgebroken - de Zuidhollandsche waard één wilde zee. En nòg, terwijl hij snel te paard gestegen, jagend rijdt naar de oorden der verwoesting, gaat de ramp voort. Dagen rijen zich aan dagen, die opkomen en verzinken in gierende stormvlagen en kletterende regens. Thans zijn langs de geheele Hollandsche kust tot diep in Friesland alle dijken bezweken. Er is geen enkele macht meer in Holland dan wind en water. In het woedende water, in den razenden storm, verzinken de rijke hofsteden,