Hij stond verbaasd, dat zij zoo duidelijk blijkbaar voorvoeld had, wat hem was verborgen gebleven al dien tijd. Zijn geoefend oor onderkende den klank van angst en pijn in haar snelle vragen. Altijd was deze krijgsgodin het betooverendst toch, waar zij onweerhouden haar liefde toonde.
‘Zoo gauw mogelijk. En hoe lang? Geloof je in mijn dapperheid, mijn krijgskunde? Ik hoop spoedig in Frankrijk te slagen. Ik zal den Bourgondiër laten zien, wat Engelsch oorlogvoeren is. Hij heeft een hoogmoed, onverdragelijk, maar dien ik hem spoedig zal afleeren. Ach, en die Franschen zijn tegen ons niet opgewassen.’
Hij bedwelmde zichzelf aan zijn groote woorden. Zijn ijdelheid zag niet het verschil tusschen hemzelf en den voorzichtigen, scherpzienden Clarance - onderschatte volkomen de Fransche moeilijkheden. Zij zag hem aan, en begreep met haar snel en scherp inzicht dit laatste - zag verwonderd zijn zorgeloosheid. Zij wist, het kòn niet voor korten tijd zijn; en in zijn armen, hem aanziend en in zijn oogen trachtend te lezen, dacht zij: begreep hij dat werkelijk niet? Was het zijn zorgvolle liefde voor haar, die het hem zoo deed voorstellen, of waarlijk strategische onwetendheid? Haar eigen intelligentie verzette zich hiertegen, en tegelijk voelde zij, met zijn blikken in de hare, dàt zij in die oogen, ontglijdend, ontwijkend, lachend, teeder, niet lezen kon.
Hij voelde het gespannen, jonge lichaam slap worden in zijn armen, zag haar verbleekt, de oogen wijd starend als naar komend onheil.
‘Jaqueline, mijn liefste - wat is het? Is het 't afscheid?’
Zij snikte op, klemde hem in haar armen.
‘Mijn liefste! Ik kàn u niet loslaten! Ik kan het niet verdragen! ik kan niet buiten u. Niet zonder u leven!’
‘Wacht - wacht - het zàl niet voor lang zijn. Heb geduld - ik schrijf u - al mijn liefde. De scheiding is hard, maar ik weet u thans Gode zij dank, veilig hier onder mijn broeders hoede - bij de koningin.... En zult ge me niet bewonderen en temeer liefhebben als ik mij met roem overdek? Alles u ter eere!’
Het was verwonderlijk, hoe dit, wat haar altijd in alle mannen het meest waardevolle had geschenen, thans bij Humprey niet tot haar sprak. Zij had slechts één gedachte: den eenen bij zich te houden, die haar eindelijk gaf waarnaar haar jonkheid smachtte.