handen gegeven van een knaap, dien gij en mijn moeder zelf het aanzien niet waard vonden. Maar dat was alles goed genoeg voor het kind Jacob! Ik heb moeten lijden den gruwelijksten smaad, dat kan mijn moeder getuigen. En nu komt gij, die mijn steun en mijn raadsman behoorde te zijn, en wilt mij overhalen nòg eens mij in dien poel van vuilheid en ongerechtigheid te werpen! Maar weet Neef, ik ben thans twintig jaar - ik bèn niet meer te dwingen. Ik laat mij niet nòg eenmaal aan de schande prijsgeven!’
Philips had stil geluisterd. Een licht rood steeg hem in den bleeken kop langzaam op bij Jacoba's scherp beschuldigende woorden. Eindelijk zei hij kalm.
‘Ge vergist u, lieve Vrouw Nicht, als ge meent, dat ik uw jeugd, uw waardigheid wil beschamen en beleedigen. Ik wil integendeel slechts uw gemaal tot verstand en rede brengen, opdat gij niet langer als een verjaagde van uw eigen hof ronddoolt. Is dàt uw eer en waardigheid niet te na?’
‘Neen!’ riep zij. Dàt is mijn eer niet te na! En - verstand wilt gij hèm geven? Dan zijt ge een toovenaar. Want uw neef van Brabant is een idioot, een kwaadaardige gek.’
‘Hij is uw neef evengoed,’ zei hij met leedvermaak.
‘Juist daarom is mijn huwelijk met hem niet geldig!’ ketste zij. ‘En ik acht mijn kostelijke, jonge leven te goed, om het aan een dwaas te ketenen.’
‘Ge hèbt u eenmaal, tegen pauselijke goedkeuring aan hem geketend,’ wees hij terecht.
‘Ja - ik heb mij onder pressie van u allen schuldig gemaakt aan ongehoorzaamheid jegens den Heiligen Vader, en ik heb er voor moeten boeten. Ik wil thans mijner ziele zaligheid gedenken, en mijn onrecht herstellen.’
‘Gij denkt daaraan wat laat, àls dat uw reden is -’ zei hij spits. Hij dacht aan haar vurigheid, waarmee zij zooeven sprak: ‘mijn kostelijke, jonge leven.’
‘Ik wil mijn dagen hier alléén, in rust en ongehuwden staat slijten,’ zeide zij, en sloeg haar oogen vroom als een nonnetje neer.
Hij geloofde dit allerminst; en de angel om dit ongeloof stak diep, toen hij terugkeerde van Mons. Hij moèst en zoù het weten! Zijn spionnen deden hun werk goed.
Hij zag weer Jacoba, zooals zij tot hem gesproken had. Hij vond haar schoon en gevaarlijk. Hij herinnerde zich zijn vaders wensch