slaan, brak bijna zijn zelfbeheersching, en zijn oogen werden dof.
Zwijgend hield Marianne Rick vast. Zij zag doodsbleek, maar haar groote oogen staarden in de zijne, dringend.
‘Belóóf me Rick, belóóf me...’
Hij kuste haar of zij zijn moeder was, en klemde een oogenblik zonder bezinning zich aan haar vast, terwijl zijn andere hand zich strekte naar zijn vader.
Berthold moest hem eindelijk meenemen.
En zóó terwijl de boot week van den wal, behield Rick Marianne in zijn herinnering: met haar bleek tranen-overstroomd gezicht, staande naast zijn vader.
Op het kleine bootje bijna alleen, voeren Marianne en Koen terug over het IJ. Naast elkaar op den voorsteven zaten zij, terwijl over het grauwe, opspattende water de koude mist van den guren najaarsdag aandreef. Scheen het niet alsof zij zóó te zamen de wereld invoeren? en het was slechts een kwartier, dat het leven als geschenk hun gunde.
Zijn hand zocht de hare, en opziend zag ze hem in 't gelaat, verouderd, vergrijsd - en zij dacht, hoe zij dezen man zóó liefhad, dat het haar wegdreef van hem.
‘Nu ga jij morgen...’
‘Ja.’
Nog eenmaal trok alles wat zij gewild en gehoopt had aan haar voorbij. Het lag achter haar; een nieuwe weg was zij opgedrongen - niet den zijne. Zij had kunnen leven van zijn zeldenen glimlach, de zachtheid van zijn weerbarstige natuur; en de moeilijke streeling van zijn stugge hand zou haar een dieper geluk geweest zijn dan de vurigste liefkoozingen van een ander.
Wàt hij van haar geëischt had, zij zou het hem hebben gegeven. Zijn kind, zijn vrouw, zijn kameraad, zijn dienares - was er één nuance van liefde, die zich niet volledig in haar had uitgeleefd voor hem? waarin zij niet met lichaam en ziel onvoorwaardelijk hem had toebehoord? En voor zijn kinderen had zij haar moederlijkheid, die hij, en hij alleen in haar wekken kon, uitgestort en uitgeput.
Was er iets, dat zij te geven had en niet had gegeven? In de jaren, dat zij zwierf en trok en roem oogstte in volle zalen - dat leven waarnaar zij als onervaren kind met hunkerende handen en alles verwachtende oogen gegrepen had - dáár was het niet geweest.
Doch in die enkele maanden, zoo stil naar uiterlijken schijn, maar als een storm in haar ziel - die tijd in een ouder-