Koen kwam het laatst van allen, en een nevel waasde voor Marianne's oogen, toen zij hem eindelijk, na allen begroet te hebben, naast haar zag komen.
‘Ik heb je nog niet weer gezien, na dien dag,’ zei hij zacht.
Ze had geen geluid; ze onderging de weelde van zijn stem, zijn nabijheid.
‘Rick is veel bij je, hè?’ ging hij voort; ‘daar ben ik je heel dankbaar voor, want ik - ikzelf - 't gaat niet.’
‘Dat komt, doordat ik zooveel verder van hem afsta,’ vond ze onmiddellijk. ‘Jouw verdriet, en zijn besef van dat verdriet, staan tusschen jullie. Tegenover mij voelt hij zich vrij.’
Hij zweeg, maar hij hield het vast.
‘Zijn besef van jouw verdriet.’ Zou dat toch waar zijn? Zij, Marianne, voelde de dingen altijd zoo juist en scherp.
‘Als er maar eens iets van hem uitging,’ zei hij bitter en ongeduldig.
‘Oh,’ dacht zij, terwijl ze als door een nevel de tafel zich reien zag, ‘hem dàt weer te kunnen geven - 't geloof in den jongen, dat hij niet missen kan.’
Van Wege, de vroolijke bruidegom, vroeg haar iets - ze had het niet verstaan - maar ze verwon zich meteen, begon een gesprek.
‘Dáár - aan den overkant Koen...’ Ze knikte naar Jeanne, wier gezichtje één ernstige bede was dat alles goed zou mogen gaan zonder haar - de oogen dwalend van Marianne naar vader, dan de kamers rond...
En Marianne moest denken aan den middag toen Gerard onverwacht gekomen was - en Koen ook tegenover haar gezeten had - toastend op hun geluk - en een smart deed haar een seconde de oogen sluiten.
Aan den overkant der tafel praatte Koen met de zuster van Van Wege. Hij was een geestig causeur als hij wilde, en Marianne, terwijl zij de oogen van het blonde meisje geboeid naar hem zag opgeslagen, dacht hoe toch een man makkelijker dan een vrouw een groot leed doorleefde. Dit voelde zij zelfs nu aan de moeite die zij had, haar gedachte te bepalen bij een gewoon gesprek.
Twee plaatsen van haar af klonk Lize's lach telkens op. Zij was jeugdig en bloeiend, - zij leek de jongste van de drie zusters.
‘Het leven ging opeens ook zoo licht. Koen was makkelijk in huis - en lief...’ Zij boog zich voorover, zocht met de oogen Marianne, half onderzoekend, triomfeerend.