weidde zij uit over al wat nog gedaan moest - Lize, die eigenlijk nog niets kon - 't viel niet mee, nu ze eenmaal op was...
Jeanne knikte vaag - ze voelde den opzet, maar begreep niet den grond.
‘Nu adieu, kom dan nog maar eens als je kùnt,’ zei ze in zacht verwijt.
Marianne ging, als een schuldige.
Maar terwijl ze naar huis liep ontgleed het haar al, voelde ze alleen als een vernedering nu, boe wankel ze stond tegenover Lize, die haar misschien wel zou willen missen. Dan was er geen enkele reden meer tot blijven...
Maar Lize repte in den eersten schrik over haar vader niet van weggaan - verzacht in 't hulpbehoevend verlangen iemand bij zich te hebben met wie ze erover spreken kon. En in een schuwheid tegenover elkaar roerden noch Koen noch Marianne anders dan terloops de kwestie aan.
Evenwel, nadat bij Lize de eerste ontsteltenis geslonken was, de berichten van den zieke iederen dag beter werden, kwam de jaloezie om Marianne's kunstgewrochten weer boven. En met haar spottende luchtigheid, haar onverwinnelijkst wapen waarmede zij Marianne's zwaarder wezen letterlijk lam sloeg en de kinderen lokte, wreekte zij zich over iederen keer, dat zij dankbaar had behooren te zijn.
Marianne, met zwaar hoofd en moede voeten, deed wat er te doen viel. Het was haar onverschillig wat, als zij maar werken kon.
Termolen, die nog eens kwam, was verbaasd Lize zoo opgeveerd te vinden, en juist in deze laatste drukke weken.
‘Wat is er nu weer met u?’ zei hij half lachend verwonderd.
‘Niets.’
Ze lachte terug, zich vermakend met zijn verbazing. Hij had haar nooit in zoo'n bui getroffen. Ze luisterde nauwelijks naar wat hij zei, naar den raad dien hij nog wilde geven bij zijn afscheidsbezoek. Voor haar vlottenden geest was alweer volkomen vervlogen, hoe zij maandenlang haar besten vriend in hem gezien had. Er was maar één ding:
‘Marianne met haar knapheid in alles ging weg! En volgende week trok zij met Koen en de kinderen eruit.’
Termolen zag het: ze had hem niet meer noodig. Ze toonde het hem even openhartig als vroeger haar aanhankelijkheid. En hij liep langzamer dan anders, zijn gewone