een aardige kraag - hoeden werden verbogen tot nieuwe modellen, nieuw opgemaakt en gepast op Fré's en Jeannetjes geduldige hoofden. Vooral Fré gedroeg zich onder deze omstandigheden als een lam - liet zich, terwijl ze Niek's sommen maakte, hoeden op-en-afzetten als een houten mannequin.
Tot eindelijk de koffer met kleeren in de Garenklos zijn zegevierenden intocht deed onder schril gejuich van vijf dansende Ellemannetjes. Den volgenden dag zei Koen:
‘Juffrouw Elleman is bij me geweest, ze was de wereld te rijk. Ik ben je toch zoo dankbaar - wat een werk heb je daaraan gehad!’
‘En jij dan? Zijn 't jouw Ellemannetjes niet?’ weervroeg ze met een teederen glimlach, die den laatsten tijd haar gelaat als in een luister verfijnde. En terwijl zij zich bukte over haar naaiwerk, dacht zij:
‘Als er nooit iets anders was dan dit, zou 't leven rijk zijn.’
Toen zij naar bed ging, schemerde het wit in de bus. Zij liep er heen, zag dadelijk dat het een brief van Gerard was. Alsof hij zwaar in haar handen lag, zoo langzaam liep zij ermede naar boven, naar haar kamer; en gezeten op haar bed, opende zij met trage vingers het couvert.
Zóó, als zij den brief open vouwde, trof haar een woord - en plots nu greep ze het papier vaster, vloog de regels door, sloeg over, keerde terug, wilde ineens den heelen brief tegelijk in zich opnemen, tot ze weer stilbleef bij den regel:
‘In September - dan haal ik je weg - en neem je met mij mee.’
‘Neèn!’
Als een doodskreet was het, een wilde kreet van verweer, waarmee ze voorover viel en beet in het kussen.
‘Zij - kòn niet! Niet weg van... alles hier - daarheen, zoo ver. En voor goed...’
Zij lag een tijdlang stil, als verdoofd door het plotseling weten. Eindelijk met een rilling, ging ze overeind zitten.
Oh - wat dacht ze! wat dééd ze! Het kwam ook zoo plotseling, zoo onverwacht - het had altijd nog ver geleken... Naar Gerard moest ze toe, morgen al - bij hèm zijn -- bewijzen, dat ze hèm toebehoorde...
Haar handen groeven zich diep in de deken...
‘O neen - neen - 't hielp niet meer - nu hielp er niets meer. 't Was gedaan met alle zelfbedrog - nu lagen alle sluiers verscheurd en alle leugen was noodeloos. Er bleef niets meer dan de waarheid naakt en open: