Hij gaf geen antwoord, liep meteen, zich met moeite inhoudend, de kamer weer af. En toen Marianne na het eten boven kwam, vond zij Lize die niets had gegeten, schreiend, vol verwarde verwijten tegen Koen.
Zwijgend hoorde Marianne het aan. Maar al dien tijd zag zij hoe stil en in zichzelf gekeerd hij aan tafel gezeten had, zonder zelfs op Jeannetjes aanhalerijtjes acht te slaan.
‘Dat ik nu ook niet beneden ben!’ snikte Lize. ‘Nukan Koen doen met hem wat hij wil - want jullie, jullie voelen niets voor de kinderen!’
‘Voelt Koen niets voor de kinderen?’ verontwaardigde Marianne zich.
Lize, te midden van haar drift, ving Marianne's toon op, en door haar tranen heen keek ze haar zuster scherp aan.
‘Neen!’ wond zij zich op. ‘Hij is slecht voor Niek en voor Con en voor Fré - hij houdt alleen maar van Rick - en van dat mensch, Clara, dáár heeft hij van gehouden - en daarom trekt hij altijd Rick voor boven mijn kinderen - jij hoeft hem niet te verdedigen! wat weet jij daarvan?’
‘Stil,’ zei Marianne hard. Ze stond op, greep het bord met koude vingers - ‘ik zeg immers niets...’
Toen ze voorbij Koens kamer kwam, stond de deur open. Een oogenblik weifelde ze, wetend dat hij uit was. Toen gehoorzamend aan een drang die voor 't oogenblik al 't andere in haar te niet deed, sloop ze snel en lenig zacht de kamer door naar den wand waar 't portret van Clare hing.
‘Daar heeft hij van gehouden.’
Ze stond lang te staren naar 't kalme, gelijkmatige gezicht...
Dan met een schok hervond zij zichzelf en met bonzend hart vloog ze weg.