Hij boog haastig naar haar over, al zijn affectatie vergeten, en hielp haar opstaan. En nadat hij haar makkelijk op de bank had doen neerliggen met kussens in haar rug, bleef hij een poos bij haar zitten tot zij weer opgewekt te babbelen begon. Maar hij zag wat niemand scheen te zien, hoe de doorleving van een groot leed dit luchthartige wezen te zwaar was geweest, en haar een knak had gegeven, zooals een teere plant verkwijnt bij gemis aan zon en licht.
En dienzelfden middag nog had hij er bij Koen op aangedrongen, dat zij eens naar buiten zou gaan, een poos in een heel andere omgeving, verlost van de zorg voor het huishouden; maar Lize, hoe tuk gewoonlijk op verandering, toonde toen Koen hierover sprak geen lust.
‘'t Is nog zoo vroeg in den tijd,’ zei ze, daarmee verschuivend elk besluit.
Maar een paar weken later, op een drukkenden voorjaarsdag, toen zij Jeannetje aankleedde om uit te gaan, al de kinderen woelig om haar heen roesden, werd het opeens zwart voor haar oogen - viel zij flauw.
Gillend vlogen de kinderen de gang in om vader. En Koen, opgeschrikt door de noodkreten, liet zijn cliënten in den steek, kwam aanhollen.
‘Wat is 't - wat is er gebeurd!’
‘O vader... moèder!’
Fré klemde zich doodsbleek aan hem vast, terwijl Con snikkend er bij stond. Niek hulpeloos ronddraaide, en Jeannetje bang wegliep.
Hij vond er Barta al, geknield bij Lize; ontsteld, denkend aan een nieuwe ramp, tilde hij haar op, droeg haar op de bank.
Ze kwam gauw weer bij, kon er meteen om lachen, vond het gek, dat Koen Termolen had opgebeld.
Maar in Koen, toen hij dien avond bij haar zat, met haar kleine hand in de zijne, kropte de wroeging dat hij niet beter op haar gelet had - èn de zorg om Termolens woorden.
‘'t Is absoluut noodig, dat zij den eersten tijd volslagen rust neemt - ze moet blijven liggen en mag zich om niets bekommeren.’
‘Vraag dan of Marianne hier komt,’ had Lize gezegd - en op zijn aarzeling, ‘toè alsjeblieft! We kunnen toch geen vreemde hier hebben - Marianne of Jeanne, een van die twee...’
Een onwil was in hem. ‘Liever Jeanne’ - zei hij, maar tegelijk begreep hij, Jeanne zou van haar vader niet weg kunnen. Dus tòch Marianne? Die dat slechts noodgedwongen