Daar boven bij Andrejewitch was het een inval van frissche gezichten, gejoel en gelach.
‘IJs en taartjes,’ bestelde Lize zorgeloos, en ze lachte baldadig om haar eigen verkwisting. Ze zat er, de kinderen om haar heen, met groote stralende oogen, verlost van alle zorg: Koens boosheid over, Con gered, en dat nare jongetje weg - en voor Kootje zouden ze frambozenkoekjes meenemen, dat vond hij zoo zalig.
Con ook genoot. Het was niet jammer, dat Jan weg was - wel goed eigenlijk - en ze waren allemaal zoo aardig tegen hem... en hij lachte mee met de anderen om moeders grappen... om haar toomlooze dwaasheid... Ze waren dòl op haar - die moeder toch!
‘Een fijne middag!’ verzuchtte Fré.
‘Nòu!’ kwam zelfs Niek met een soort enthousiasme.
Wilde zij - wilde zij niet - Marianne wist het niet; het was alsof iets haar terugtrok met ijzeren hand. Dien heelen dag bleef zij thuis.., tobde... Dan, het denken moe, zat zij voor de piano, zong... een paar gedempte tonen - liet weer los. Ze wilde, wilde hem niet missen - en toch kon zij niet besluiten.
Na het eten eindelijk, ging zij naar de Martinsen. Ze vond er alleen Koen met de kinderen, klaar om naar het strand te gaan. Lize was naar Haarlem.
‘Ga je mee met ons?’ vroeg hij.
Ze knikte; na den langen eenzaam doorgetobden dag was het haar een verlossing met hen allen te zijn.
De kinderen in 't begin zwermden om haar heen. Maar een loomheid was in haar leden en ongemerkt liepen al gauw Koen en zij samen achteraan.
De zee was kalm, de lucht hoog boven hun hoofden. Zij liepen tusschen de stoelen door, waar nu vele badgasten zaten in den zeldzaam warmen avond.
‘Kijk, daar gaat Marianne Roske,’ zei iemand.
Zij ving het op, dacht of Koen het zou gehoord hebben. Dan ergerde hij zich, dat wist ze, hij hield niet van vrouwen die aan den weg timmerden. Maar tegelijk, door die evengeprikkeldheid heen, wist zij zich in een voldoening daar naast hem gaan, rank en frisch....
Fré stond met heftige gebaren hen te wenken, naar een kwal, een bizonder mooie, diep paars, geheel ongeschonden.
‘Kan je 't opeten?’ vroeg Jeannetje, en ze verborg verlegen haar gezichtje tegen Koens mouw toen ze allemaal