Hij beet op zijn tanden.
‘Hoe moet ik anders zijn.’ Hij lachte.
‘Làch niet zoo!’ stampvoette ze plotseling. ‘U weet wel dat ik - dat ik u zoo
noodig heb - dat ik niet alleen kan.’
‘Dat went. Je vindt wel een andere veiligheidsklep.’
Ze kromp ineen. Toen ineens stond ze recht, woedend, bezeerd.
‘Ga dan weg!’ snerpte ze. ‘Gà dan nu meteen voorgoed! Zóó als je tegen me geweest
bent - zoo goed - zoo.... àlles.... en je kunt nu zeggen: je vindt wel een
andere veiligheidsklep.... Waar houdt je me voor.... Als....’
Het trilde in hem. ‘Jij zei ze - jij....’ Het
daverde door zijn hersenen, ‘nee pas op, maak je in 's hemelsnaam niet
belachelijk.... pas op....’
Zij keek nog altijd in een woede door haar tranen hem aan.
Hij verloor zijn beetje beheersching. Overstuur liep hij struikelend een paar
stappen naar haar toe - greep haar handen....
‘Ik....’ stotterde hij, ‘ik ben een ouwe kerel in vergelijking met jou. Ik zou je
compromitteeren met bij je te blijven.... ik ben een leelijke kerel.... ik....
wat zou ik moeten....’
Hij kreunde, in mekaar zakkend op de bank, zijn hoofd in zijn handen. Het
volgende oogenblik knielde ze naast hem, haar hand strijkend over zijn armoedige
sluike haren.
‘Je bent de liefste.... de liefste. Ik kan je niet missen.’
Hij sprong op: ‘Ik kan geen vrouw onderhouden - ik heb geen betrekking als ieder
behoorlijke kerel van mijn leertijd - ik kan er nèt komen....’
‘Ik wil leven van elk beetje dat we samen kunnen bij elkaar brengen - je kunt
journalistiek doen, we kunnen samen zijn - jij bent de eenige dien ik noodig
heb....’
Hij klemde haar vast, zijn verweer begaf hem. ‘God,’ dacht hij, en 't was als een
gebed - ‘dàt ik.... ik??....’
's Avonds eindelijk was hij bij zijn moeder gekomen en had het haar verteld.
‘Fritsje? Haar Fritsje - en.... Els??’
Bevend trok zij zijn van geluk ontdaan gezicht tot zich neer - en lang had zij
den dag daarna Els' handen vastgehouden.
Zeggen kon zij niets. Want dit was - o dit was zoo ongedacht, zoo onverhoopt. Het
loonde nog het laatste zware levenseind.
Bij de beroering, de verbazing, die het in de familie bracht: ‘die oude
onmogelijke Frits, was dàt nu een man voor zoo'n jong ding als Els....’ sprak zij
niet mee. Slechts bleef haar blik eenmaal met