‘Absurd,’ zei hij nog kribbiger. ‘Dacht je later soms je huishouden ook te doen
met zoo'n doek om?’
‘Dat wil ik ook volstrekt niet.’
‘Wàt niet?’
‘Huishouden.’
‘Wat wil je dan?’ vroeg hij naïef.
Zij voelde als een pijn zijn vast vertrouwen in den waan: haar leven met het
zijne verbonden. En ze wist in diezelfde pijn, dat ze nu uit barmhartigheid die
illusie voorgoed moest vernietigen, dat elk uitstel wreedheid was.
Voor ze had kunnen antwoorden, ging hij door:
‘Mijn grootmoeder, mijn moeder, tante Sophie, die zitten toch niet met zulke
dingen om. Die dragen een gewone japon.’
‘Ik bèn geen vrouw als oma Craets en jouw moeder en als moeder Hartonius. Dat is
het verschil.’
‘Maar dat ben je toch altijd wel geweest....’
‘Dat geloof ik niet. Neen. In elk geval is mijn leven nu een totaal andere
richting gegaan.’
‘Dat dansen bedoel je....’
‘Dat dansen - ja. Dàt is mijn leven.’
Hij keek dof, ongelukkig; streek opgewonden telkens door zijn haar.
‘Jij,’ kwam eindelijk heesch zijn stem, ‘jij wilt toch niet zeggen, dat je als
mijn vrouw zoudt willen dansen? Je wil toch wat ik wil, Els? In een gezellig
knus huisje op me zitten wachten - zoo dat ik daaraan denken kan op mijn
kantoor....’
Ze had haar gezicht in haar handen laten vallen en schreide. Misschien ging het
door haar heen - was dit de beste, de eerlijkste, trouwste liefde die haar ooit
geboden zou worden; het was de eenvoudige gezonde diepe liefde die Philip
Craets, die de oude Frederik Craets en oom Pieter voor hun vrouwen gehad hadden.
En 't was verbonden met zooveel lieve herinneringen uit hun schooljaren. Maar
evenals vader, vergaf ook deze jongen haar niet den eigen weg.
‘Ik kàn niet Lou,’ zei ze dof, ‘ik zou alleen je vrouw kunnen worden als je me
dáárin vrij liet; en dan nog zou het voor ons beiden een teleurstelling worden.’
‘Ik zou je daarin niet vrij kùnnen laten!’ riep hij, woedend alleen al bij de
gedachte.
Ze keek hem lang peilend aan.
‘Neen - jij moet een ander soort vrouw dan ik.’
‘Wat ben jij daar makkelijk en vlug mee klaar!’ wierp hij verbitterd, radeloos
tegen. ‘Al die jaren heb ik me bij alle beroerdigheid