steen het raampje in, en kon nu den grendel wegschuiven. In de gang deinsde ze
even: want de voetstappen hoorend, wierpen de honden zich met een woedend geweld
tegen de deur, maar daar tusschen door trok een geluid dat uit de andere kamer
doordrong, haar aandacht: het half klagend zingen van een gebroken menschenstem.
Een oogenblik stond Mies te beven op haar voeten, van een afschuw die haar beving
in het eenzame huis, met niets dan huivering wekkende geluiden, het gespring der
woedende dieren, en de stem achter de gesloten deur. Dan vermande zij zich,
draaide de kruk om.
Even zochten haar oogen rond, toen met een kreet van schrik en medelijden vloog
ze naar wat daar lag bij den kouden haard: tante Caroline, haar kleeren in
flarden, haar haren in losse vlokken over haar gezicht, dat verwezen en
onherkenbaar veranderd naar haar opzag - in haar eenen arm, stijf van geronnen
bloed, het doode aapje.
‘Tante, o arme tante Caro! Wat is er gebeurd!’
Wat er gebeurd was, de geschiedenis van dien nacht, zou niemand ooit precies
weten. Want Caroline Craets met weggezonken doffe oogen, keek langs Mies heen
zonder haar te herkennen, en begon opnieuw het half klagende zingen, dat de
kaken van het meisje stram trok van ontzettting.
‘Ze is krankzinnig,’ dacht ze bevend. ‘Wat moet ik - die beesten zullen nog
uitbreken en haar verscheuren....’
Ze was duizelig toen ze eindelijk na vergeefsche pogingen Caroline op te helpen -
weer stond. Ze bedacht dat ze melk had en probeerde haar te doen drinken. Maar
in een plotselinge woede sloeg de oude vrouw het haar uit de hand.
Mies goot de rest op een schoteltje, lokte de katten het kleine kamertje in,
sloot ook dat af met den roestigen nooit gebruikten sleutel. En sprong dan op
haar fiets, trapte in razende vaart naar de stad toe.
Oom Pieter. Hulp halen.
Den volgenden morgen hield een rijtuig stil voor Louises huis. Annette, een
gebogen rouwfiguur, stapte uit.
Het was door Louises brein geschoten dat het Caroline kon zijn - tot rede
gebracht. In een rijtuig natuurlijk met al haar bagage.
Maar 't was Annette. Annette die haar zenuwachtig een kus gaf; haar gewone kalmte
verloren, niet goed wist hoe te beginnen.
‘Louise, ik moet je wat vertellen - van Caro.’
‘Komt zij? Wanneer?’
‘Neen.... Ach Louise, ik vind het vreeselijk om het je te zeggen....’