Ze openden de deur, keken naar beneden, het riante huis in, waar het feest had
geheerscht. Een trouwe vaste band trok hen tot hun moeder, maar tegelijk dachten
zij aan hun vader. Hoe hadden ze hèm aangehangen - altijd - de glorie, de liefde
van hun kinderjaren.... maar ze noemden hem niet.
Langzaam, tree voor tree, gingen ze gearmd naar beneden.
De Loeveene kwam ongeduldig naar Hester toe. Zij liep langs hem heen - zocht haar
vader.
Toen zij voor hem stond, dacht zij: ‘hij is benauwd.’ En dit zoo overbekende uit
hun gansche jeugd, verteederde haar.
‘Vader,’ zei ze, en haar stem die altijd spotte, brak: ‘Nu gà ik, vader....’
‘Kind....’
Hij hield haar in zijn armen, omhelsde haar lang. Wéér voelde hij wat hij gevoeld
had, toen hij Eugénies toestand hopeloos wist: den schok, het terugschrikken
voor den volslagen afbraak van al het oude.
Zij maakte zich eindelijk los. Zij kuste de oude kakatou, en de versteende rechte
pop. Zij kuste de oude tante Louise - haar nichtjes. Haar jonge neven Willem,
Lou, Fred.... Zij kuste opa en oma innig. En de oude Annette liefkoosde haar
bevend en smartelijk ontroerd. Hoe eenzaam ging dit kind, zonder liefde - met
een vreemde.
Vergeten gevoelens doken op. Zij zag zichzelf in haar verloving - zij zag haar
dochters; en zij hield zich met moeite recht, zonderling vermoeid.
Geen machtige had hier geklopt, en het jonge hart was gesloten gebleven. Niet
ieder ook vond een man, die in een alles verwinnende eigen liefde alle aarzeling
tenslotte wegdroeg.
Hester ging den kring rond - zij allen ontroerden, omdat zij haar zoo teer vonden
en zoo broos....
Rosa stond er bij de deur, donker in haar zwarte japon. Het ronde gezicht in de
omlijsting der bruine vlechten. Haar oogen, zacht en omfloersd, volgden de
bruid.
‘Wie die Kinder wenn sie klein waren immer zu ihr kamen. Nur in der letzten Zeit
waren sie oft kalt und unfreundlich....’
Zij deed een stap terug of zij een klap gekregen had. De jonge vrouw ging haar
langs, koud als een vreemde.
‘Adieu Rosa,’ een hand die slechts om geen aandacht te wekken, onverschillig om
de hare afgleed.
Niemand dan Li en Annette had het opgemerkt. De grootmoeder wendde het hoofd af.
De bruid stapte in het rijtuig. Een oogenblik keek zij van boven tot