gezicht, - zilveren
vlokken golfden in 't zwarte haar. Ze zag er niet netjes uit, dacht ze; ze wist
niet meer wat zij aan moest trekken, zij was het verleerd. De japonnen in de
winkels waren op het oogenblik zoo raar, zoo nauw, zulke gekke modellen. In 't
sanatorium had ze jaren van geen mode geweten. Ze kon ook niet alleen in winkels
gaan, ze maakte zich dadelijk woedend op die nesten van winkeljuffrouwen die
haar altijd tegenspraken, zeiden dat haar niet stond wat zij
juist wilde, en aanpraatten wat zij gek vond. En je moest altijd opletten in den
spiegel of ze je niet achter je rug stonden uit te lachen - daar werd ze dan
allemaal zoo warm van in haar hoofd.. Want ze spanden altijd tegen haar samen -
allemaal. Alleen zuster Mary niet.
Ze schrok op doordat Kraus binnenkwam.
‘Wie was dat, die les bij je had?’
‘Dat was mevrouw Van Zanen.’
‘Waar woont die?’
‘Wat kan je dat schelen - in Den Haag.’
‘En komt die heelemaal hierheen om van jou les te nemen? Zijn er geen violisten
in Den Haag?’
‘Zeker niet.’
‘Wàt zeker niet? Dat heeft ze jou toch wel gezegd natuurlijk?’
‘Ze heeft me niets daarover gezegd neen.’
Haar oogen werden duister.
‘Altijd zeg jij dat ze niets zeggen! Je houdt alles voor me achter!’
‘Wel neen. Je weet alles van me. Heusch.’
‘Heusch!’ Ze lachte honend, opgewonden. ‘En Jetje Craets, weet ik dat ook?’
Een seconde in den onverwachten aanval, werd zijn blik onzeker. Ze ving hem in
dat moment.
‘Zie je wel dat je schrikt.’
‘Neen. Er valt niet te schrikken.’
‘Waarom komt ze dan nooit meer?’
‘Iemand houdt ééns op met les nemen.’
‘Je zoekt uitvluchten!’ schreeuwde ze opeens, haar vuisten gebald. ‘'t Is een
meid, een gemeene meid, die Jetje Craets van de Keizersgracht! Als ik haar ooit
zie, ik haal 'r d'r oogen uit 'r hoofd! Ik zal d'r leeren! Ik hèb je! Dat dacht
je niet hè dat ik 'r kende! Duivels zijn jullie - om mijn hoofd zoo warm te
maken dat het zoo trilt.... 't trilt in mijn hersenen - al maar....’
‘Gerda!’ Zijn stem hard, koel bevelend, rukte aan haar verwildering als een
strakke teugel. ‘Bedaar. Wees niet zoo onredelijk. Ik zeg je, er bestaat niets
tusschen juffrouw Craets en mij - ik spreek haar nooit meer. Kom - nu gaan we
samen uit.’