En toen kwamen Pieter en Hartonius om hem voor den nacht te verbedden als iederen
avond. In hun sterke armen voelde hij zich getild, en keek naar hun gezichten
vol goedmoedige zorg. En dacht: ‘Gezond.’ Pieter hijgde.
‘Ik wou dat je een paar voet korter was, vader!’ schertste hij.
Als ze dan weg waren begon het geheim van alle avonden. Sleepte Betsy een matras
op den grond voor Philips bed, en kroop in haar dekens en kussens zóó dichtbij,
dat zij zijn hand kon vasthouden, en bij iedere beweging wakker werd.
En het laatste geluid in 't donker was haar lichte kleine stem, haar kirrende
lach.
‘Goeienacht - goeienacht schat! Zal je Betsje roepen??’
Het hoefde nooit. Zij lag als een klein waakzaam dier met een oor gespitst naar
elke beweging in het bed naast haar.
Maar 's morgens, als zij alles weer had weggesjouwd en boven kwam, en het
onbeslapen tweepersoonsbed zag - gooide zij zich daar wild wanhopig voorover op
neer, en huilde hartstochtelijke radelooze tranen.
Hij verlangde dat zijn moeder kwam. Zij moest hem nog eens vertellen van oma en
al de dingen, waar hij van den zomer niet naar had willen luisteren. En moèder
ook, Klein, zou hij het kunnen vertellen, het met haar eens uitpraten.
Want dat was wèl het verschrikkelijke: alles had hij altijd met zijn Betsje
bepraat, geen geheim was er tusschen hen geweest in die allernauwste
gemeenschap, waarin hij ongemerkt van zijn ouderlijk huis was weggedwaald. Nu
moest hij dit voor haar verzwijgen - zoo lang mogelijk moest
het haàr bespaard blijven.
Maar met Klein - met Klein kon hij erover praten. Op een middag, toen zij
eindelijk eens alleen te zamen waren, begon hij erover:
‘Moeder, ik wou dat u me nog eens vertelde van oma - hoe moedig en flink ze was.
Ik wou dat u me dat eens goèd aan mijn verstand bracht.’
Haar snel gevoel bracht haar vlak aan zijn bedoeling. Het was als stond ze bij
een gesloten deur, waar zij wanhopig dringend tegen aan klopte.
‘Oma....’ begon ze - en toen vond ze de woorden onmiddellijk, gezweept door den
ijzigen greep om haar hart:
‘Philip wist.’
Ze vertelde. Van oma's hunkerende behoefte aan vreugde, aan vroolijkheid. Oma die
naar Utrecht ging zonder een klacht, om haar