wielerbaan. Het was vol op de tribune, en zelfs Annettes stemming ontdooide
ondanks den schralen wind bij het enthousiasme, het fleurig bewegelijk
schouwspel, dat iets nieuws was in Amsterdam. Zij zat naast mevrouw Melgers, die
zenuwachtig opgewonden keek naar de deelnemers door haar lorgnon.
‘Kijk moeder, dat is Spaan, die groote jongen daar,’ zei Fransje popelend. ‘Ze
rijden eerst om de Voûte-cup. Daàr staat Nibbrig... En voor 't eerst zullen hier
in Holland professionals uitkomen vandaag.’
‘Doet Jan Melgers daarin mee?’
‘Ach moeder! Hè u weet toch ook niets van sport! Jan is toch
geen professional!’
‘Ik vind 't allemaal buitengewoon onbelangrijk,’ dacht Annette, en haar gezicht
zei het duidelijk.
‘Jan rijdt mee in het nieuwelingen nummer,’ zei Fransje nog.
Nadat het eerste nummer verreden was, volgden haar blauwe oogen stralend van
enthousiasme, den knappen hardtrappenden jongen, die voor den start haar
vroolijk gegroet had.
Frederik lachte bij dit alles zichzelf en de anderen uit. Dat hij, die niets voor
sport voelde - dat minderwaardig werk om met alle geweld je lichaam zóó bek-af
te trappen dat je onsmakelijk werd om te zien, en je geest te stomp om nog iets
te bevatten - dat hij hier zat, vond hij belachelijk - een schelmsche speling
van 't lot. Hij keek rond en dacht: er is werkelijk een nieuwe tijd komende. Dit
is ook weer een van de nieuwe dingen, die groeien en ongetwijfeld het winnen
zullen op den duur. Het haalt je jongens en meisjes het huis uit - de jongens
misschien uit de kroegen, maar ook uit de belangstelling voor alle geestelijke
inspanning. Als je Frans nu de keus geeft tusschen een mooi concert en een race,
kiest ze dit.
Hij keek de volle tribune langs, waar van boven tot beneden menschen, dol van
spanning, wuifden en meeleefden. Tot een luide kreet de overwinning aankondigde.
Melgers was derde.
Zijn moeder en Francine keken vóór Annette heen elkaar aan - en Annette in een
flits, omvatte beide gezichten, zag er hetzelfde in: spijt, teleurstelling....
Zij zelf zat er, strak en onaangedaan, en dacht:
‘Ze lijken allemaal wel mal.’
Vroolijk, goedmoedig, zonder een spoor van jaloezie, stond Jan Melgers na afloop
te praten met den gelukkigen winner, kwam daarna naar hen toe.
Francines fijn gezicht, met de groote blauwe oogen, keerde zich onderzoekend naar
hem toe.