‘Onze jongen,’ steunde hij - ‘ons arme lieve jochie....’
Ze klemde hem zóó dat ze hem haast bezeerde.
‘Huil zoo niet, och huil zoo niet - of ja, doe 't maar wel als je dat helpt - ik
kan er wel tegen....’
‘Oh -’ kreunde hij wanhopig. Hoe dikwijls had hij haar dat het laatste jaar
hooren zeggen. Maar hij wist, tegen één ding zou ze niet kunnen: als ze de
waarheid wist van Dolfje.
Dat onderhoud, nu twee weken geleden, met Bergema! In de misère dat hij zoo
slecht liep - wat hàd hij in zijn beenen, en telkens duizelingen, een gevoel of
hij in elkaar zou zakken als op dien eersten keer in Indië - was hij naar
Bergema gegaan. In dien anderen vent had hij geen geloof meer, hij had trouwens
achteraf gehoord dat het een prul was.
En daàr was 't gebeurd: Bergema's vraag die plotseling naar voren gerukt had een
in zijn bewustzijn teruggedrongen periode vóór zijn huwelijk.
Als een bliksem was het in hem neergeschoten.
‘Dat? Dàt??’
Hij had er gezeten, verbleekt, vergrauwd, zijn stamelende droge lippen met moeite
de woorden vormend.
‘Dit - kon toch geen gevolg nog zijn? Zóó lang erna?’
‘Helaas wel.’
‘Je wilt zeggen dat het niet beter geweest is?’
‘Blijkbaar niet.’
Zijn leven stortte in. Lawine van gedachten - herinnering aan kennissen, kerels
in de kracht van hun leven, die hij had zien vergaan - en dan de gedachteschok
die zijn hoofd spleet:
‘Zijn kind. Dat kind....’
Stance doemde voor hem op. Stance met haar dapperen glimlach, haar getob met
Dolfje, haar onbewustheid.
Hij wist niet dat hij zat te stamelen:
‘Dat heb ik niet geweten - niet geweten - niet....’ Hij was Bergema vergeten. Hij
zat zich wanhopig te verdedigen in een radeloos terugzoeken naar die lang
geleden jaren.... Tot hij opschrok, rond zich zag de vreemde kamer, Bergema met
zijn rug naar hem toe voor 't raam.
Moeielijk dan zijn eigen stem, hard en heesch:
‘Zeg me dan de rest ook maar. Is de jongen - ook mijn schuld?’
Toen had Bergema, weer tegenover hem, kalm betoogd:
‘Dàt was nooit met zekerheid te zeggen. Hoeveel dergelijke kinderen waren er niet
met gezonde ouders.’