greep dat
ze plotseling zijn aandacht bemerkt had. Ze sloeg de oogleden neer, de kleine
mond trok iets hautain op.
‘Très, très femme -’ dacht Corin.... Hij zweeg - even in de war.
‘Men zegt,’ zei Craets, ‘dat eigenlijk dat heele verhaal van de pétroleuses
verzonnen is - dat nooit één geval werkelijk is bewezen.’
Maar Juliette, fel, viel in:
‘Mais oui! Het is bewezen! Kleine kinderen zelfs gingen rond
met petroleum, gooiden het in de huizen. Niemand durfde iets open te laten,
iedere reet werd dichtgestopt. De angst, dien we hebben uitgestaan. Ah, c'est
bon, c'est très bon, qu'ils sont tués tous!’
Frederik keek haar aan.
‘Mijn hemel,’ dacht hij, ‘de onbeschaafdheid, de ruwheid van zoo'n fijn vrouwtje.
Daar ben ik aan ontsnapt.’
Zij voelde zijn blik, en keek hem tartend aan. Over het blauw porcelein, het
zilver, het kristal - over dat alles, wat zoo sterk was de sfeer van het
Hollandsche leven - knepen haar oogen zich iets dicht. En zij las in de zijne
zijn gedachten.
Zij had een moue. De malicieuse, die hem als amant al driftig maakte en aantrok
tegelijk.
Maar nu keek hij haar vast aan. In zijn gezicht, dat den laatsten tijd het
jongensachtige had verloren, een lichte spelende trek van afweer. Het was een
kort duel, waarin de vrouw verloor.
Zij wendde zich tot Van Dugten, die geanimeerd begon te vertellen.
Amélie boog zich naar Annètje.
‘Wat is je tafel beeldig,’ zei ze in het Hollandsch. ‘Wat een smaak heb jij,
Annètje, voor die dingen. Weet je dat ik vandaag Caroline tegenkwam met kleine
Frans? Het kind is sprekend je moeder.’
Frederik zwoegde met zijn Fransche gasten de bezienswaardigheden van Amsterdam
af. Als zij thuis kwamen was er de huiskamer, Annètje, de kleine kinderen.
‘Die Hollandsche vrouwen zijn niets dan moeder,’ zei Juliette. ‘Zij zal er zeker
zes krijgen.’
‘Ik ben overtuigd dat het haar voortreffelijk zal staan,’ zei Corin.
‘Ah - oui - een mooie vrouw bien sûr - zoo groot - zoo blank - en zoo traag - en
zoo dom....’
Corin dacht aan de diepe, heldere, kuische oogen. Hij zei niets.
‘Zij lijkt op haar moeder. Een boerenvrouw.’
Hij dacht, dat hij die oudere vrouw met haar geweldige vitaliteit prachtig had
gevonden. Maar hij zei weer niets.