waarop eens tusschen hun drieër gebogen hoofden de silhouetjes gelegen hadden op
het rood en zwarte kleed, viel ongecontroleerd in Annètje de gedachte dat deze
vierde hier niet hoorde. En zij samen met dien vierden ook niet meer. Een heete
kleur stroomde op over haar gezichtje tot aan haar haren, onder den minachtenden
vijandigen blik waarmee de jongen tegenover haar - een ander dan haar eigen oude
Karel - den man naast haar opnam.
Naar haàr keek hij heelemaal niet....
Juffrouw De Roos hield moeilijk het gesprek gaande, antwoordde op Frederiks
beleefde vraag, dat zij het zeker altijd wel druk had in de zaak:
‘Ja - een vrouw staat voor alles tegelijk dan, niewaar? Maar mijn zoon is mijn
groote steun - hij is dol op alles wat boeken is - nu heeft hij weer Multatuli, waar hij dag en nacht in leest.’
‘Kènt u hem?’ vroeg Karel fel aan Frederik.
‘Multatuli? Ja, ik heb wel van hem gelezen, - mooie taal, maar ik kan niet zeggen
dat ik hem overigens zoo bewonder. Hij heeft daar in Indië de boel eigenlijk wat
in de lappen laten liggen, en kraait hier nu zoo'n beetje oproer over Indische
toestanden en nog wat. Nogal gevaarlijk zoo'n geest, omdat hij den grooten hoop
achter zich krijgt met zijn hokus pokus.’
‘Gevaarlijk zeker, maar in een anderen zin dan u bedoelt,’ wierp Karel altijd
even vijandig fel tegen. ‘Gevaarlijk voor al die hartelooze slaapmutsen hier,
die hun geld jaarlijks maar makkelijk opstrijken uit Indië, en er nog nooit over
gedacht hebben wat er aan kleefde van bloed en zweet. Hoe daar menschen worden
uitgebuit en vermoord. Koloniën hebben is een schandelijk onrecht.’
‘Ach heusch. En als ik vragen mag, hoe zou onze handel nog bestaan zonder
koloniën?’
‘Maar handel - handel is toch niet het voornaamste in het leven,’ stotterde Karel
verwoed - ‘handel is iets smerigs - wat Multatuli...’
‘Ja, ja,’ onderbrak Frederik, ‘'t is heel makkelijk voor zoo'n meneer achter zijn
schrijftafel om dergelijke, onbekookte ideeën de wereld in te sturen, en
proselieten te maken. Ik heb trouwens gehoord dat hij bij al zijn medelijden met
die arme Indiërs zijn vrouw allerschandelijkst heeft behandeld.’
‘Dat heeft met zijn werk niets te maken. Rousseau, als u met alle geweld geen
Hollander wilt, heeft ook prachtige dingen geleerd, en hij legde al zijn
kinderen te vondeling....’
‘Ja, ja zeker Rousseau,’ zei Frederik verveeld met zoo'n ongaren burgerjongen te
moeten discussieeren - ‘ik lees liever de romanciers dan al die theorieën....’